Voor ons brein is snelheid en veiligheid belangrijker dan de waarheid. Dat is meestal prima, maar niet als het gaat om rechtszaken, stelt wetenschapsfilosoof Ton Derksen.
Wetenschapsfilosoof en auteur Ton Derksen verwierf bekendheid toen hij de rechterlijke dwalingen in de zaak-Lucia de Berk blootlegde. Dat leidde later tot haar vrijlating. Sindsdien schreef Derksen over meerdere zaken waarbij volgens hem iemand ten onrechte was veroordeeld. In zijn nieuwe boek ‘Waarheidsvinding’ beschrijft hij de denkfouten die aan deze verkeerde veroordelingen ten grondslag liggen.
Vreemde ideeën
Uw vorige boeken gingen over specifieke zaken. Waarom deze bredere invalshoek?
“Ik ben in de eerste plaats wetenschapsfilosoof en ben altijd geïnteresseerd geweest in rationaliteit. En dan vooral de negatieve kant. Hoe komt het dat we zo vaak verkeerd redeneren?
Via de zaak-Lucia de Berk ben ik terechtgekomen in strafzaken. Ik merkte toen dat daar dezelfde fouten werden gemaakt als waar ik college over gaf. Eerder heb ik al boeken geschreven over zulke algemene problemen, maar een boek over waarheid was alweer veertien jaar geleden. In rechtszaken worden nog steeds heel veel van die denkfouten gemaakt. Dat was voor mij reden om dit boek te schrijven. Daarnaast merk ik dat door het internet zulke fouten steeds vaker optreden.”
Waarom werkt het internet denkfouten in de hand?
“Vroeger had je bijvoorbeeld iemand die in Lutjebroek woonde met vreemde ideeën. Die zat daar dan maar een beetje, terwijl iedereen hem uitlachte. Tegenwoordig vindt diegene ook iemand die in Amsterdam woont met dezelfde ideeën, en vervolgens blijken er nog veel meer gelijkgestemden rond te lopen. Zo versterken ze elkaar in die ideeën.
En als je op het internet een paar keer iets aanklikt waar je het mee eens bent, merkt het algoritme dat. Daarna krijg je nog meer informatie te zien die daarmee overeenstemt. Je krijgt dus niet alleen reactie op je privé-ideeën, maar ook informatie ter bevestiging. Dan is bij iedereen de neiging heel groot om te denken: ik heb hier nu zoveel informatie over gevonden, dit moet wel waar zijn.”
Wat is de meest hardnekkige denkfout die u tegenkomt?
“De verleiding van passend bewijsmateriaal. Mensen houden op met zoeken als ze iets hebben gevonden dat past bij hun oorspronkelijke idee. Het is zo vanzelfsprekend om te zeggen: ik heb goed gezocht, ik heb bewijsmateriaal gevonden, dat materiaal bevestigt mijn idee… wat wil je nog meer?
We zijn bovendien niet alleen geneigd om dingen te geloven die bij ons standpunt passen. Als we iets vinden dat er niet bij past, zijn we tevens geneigd dat níet te geloven. Dat doen we ook nog eens op een slimme manier. We vinden vaak goede argumenten waarom we het niet moeten geloven. Maar uiteindelijk komen we wel weer uit bij ons oorspronkelijke standpunt.”
Wat zijn andere veelgemaakte denkfouten?
“We hebben een heel sterke drang om verbanden te leggen. Daarom denken we heel gemakkelijk: dat kan geen toeval zijn! Je denkt aan iemand, en verdomd, diegene belt je. Als dat nog eens gebeurt, begin je voor je het weet in psychische krachten te geloven. Maar waarom kan iets geen toeval zijn? Heel veel is toeval.
Daarnaast hebben we verschrikkelijk veel problemen met de richting van waarschijnlijkheid. Een simpel voorbeeld: als iemand een professionele basketballer is, is het heel waarschijnlijk dat hij lang is, maar als iemand lang is, is het onwaarschijnlijk dat hij een professionele basketballer is. Dat halen we voortdurend door elkaar.
Verder vind ik het opvallend hoe vaak wordt ‘geïmmuniseerd’. Als de verdachte bij een verhoor boos reageert, is dat een teken dat het een agressieve moordenaar is. Als de verdachte rustig blijft, is het een geraffineerde moordenaar. Op die manier verlies je als verdachte altijd.”
Alternatief scenario
Al met al klinkt het alsof onze rechters en rechercheurs er niks van kunnen. Zijn we echt zo slecht in denken?
“Ons brein is niet alleen ingesteld op het vinden van de waarheid, maar ook op snelheid en veiligheid. Dat werkt in eenvoudige, alledaagse situaties goed, daarom overleven we ook. Maar in moeilijke situaties, zoals een moordzaak, zijn we niet getraind. Je hebt geen idee wat er gebeurd is, maar je brein reageert alsof je dat wel weet. Rechercheurs denken: dat is de dader. Daarna gaan ze daar bewijs voor zoeken.
Er zijn te veel zaken waarin dat niet goed gaat. Omdat wij een vanzelfsprekend vertrouwen hebben in onze eigen conclusies, hebben we dat niet door. Heel vaak zal de juiste persoon wel veroordeeld worden, maar is dat dan een kwestie van geluk of van juiste argumentatie? Het zou me niet verbazen als de argumenten vaak onvoldoende zijn, maar de verdachte het ‘gelukkig’ wel heeft gedaan.
In een aantal gevallen wordt de verkeerde veroordeeld. In de rechtspraak gaat het mijns inziens in ongeveer 5 procent van de normale zaken fout, en zelfs in 10 procent van de moordzaken. Dat gebeurt meestal niet met opzet; goed bewijs leveren en goed argumenteren is gewoon veel lastiger dan het lijkt.”
In uw boek wijst u erop dat rechercheurs een ‘mindset schuldig’ hebben: ze gaan er bij voorbaat van uit dat iemand de dader is. Hebt u zelf een ‘mindset onschuldig’?
“Bij belastend bewijsmateriaal zijn mensen geneigd dat bewijsmateriaal te geloven. Terwijl ze, als de verdachte ontkent, denken ‘ja, dat zeggen ze allemaal’, en de ontkenning als ongeloofwaardig terzijde schuiven. Omdat ik weet dat ook ik die mindset heb, probeer ik me ertegen te verzetten door een alternatief scenario te ontwikkelen.”
Soms bent u wel heel stellig over iemands onschuld. Hoe kunt u daar zo zeker van zijn, terwijl u weet hoe moeilijk het is om in zo’n zaak goed te redeneren?
“Er zijn een aantal zaken waarbij heel veel bewijs is dat de verdachte het niet gedaan kan hebben. Ik weet bijvoorbeeld alles van Ernest Louwes (veroordeeld in de Deventer moordzaak, red.). Ik zou haast zeggen: meer dan van wie dan ook. Van jou weet ik niks. Daardoor ben ik van hem zekerder dat hij het niet gedaan heeft dan van jou. Als je ergens zo zeker van bent, is het oneerlijk om te zeggen: misschien heeft hij het toch gedaan. Want dan is de reactie van het publiek: ah, hij weet het toch niet helemaal zeker. Voor zover dat menselijkerwijs mogelijk is, ben ik absoluut zeker van zijn onschuld.”
Kritische meelezers
Hoe waakt u zelf voor denkfouten zoals het zoeken naar passend bewijsmateriaal?
“Ik besef heel goed dat ik als mens ook onderhevig ben aan die verleiding. Als ik bijvoorbeeld een boek schrijf, merk ik dat ik gaandeweg steeds moeilijker bewijsmateriaal kan aanvaarden dat niet past bij de rest. Dan begin ik te denken: ja, dat is waarschijnlijk een typefout, of dat is niet zo bedoeld…
Maar je bent niet machteloos tegenover die denkinstincten. Wel tegen je eerste reactie, die overvalt je. Maar daarna kun je een stap terugzetten, door bij jezelf te denken: oké, daar ga ik weer. Hoe vaker je dat oefent, hoe natuurlijker je reactie wordt om tegen je denkfouten in te gaan.”
Je kunt je denkvermogen dus trainen door jezelf voortdurend te bevragen?
“Ja. Het eerste moment geloof je iets, dat is onvermijdelijk, maar daarna moet je het proberen te ‘ontgeloven’.
Daarnaast heb ik een batterij aan mensen die mijn teksten lezen. Een jurist, een psycholoog, een statisticus… Allemaal kritische mensen aan wie ik vraag: alstublieft, bekritiseer mij! Vervolgens moet je ertegen kunnen als ze met heftige kritiek komen.
In de zaak Olaf Hamers had ik bijvoorbeeld een idee waarvan een technisch rechercheur zei dat het niet kon. Ik heb toen zijn standpunt overgenomen, ook al kon ik zelf maar niet van mijn eigen idee afkomen.”
Omdat de kans dat hij het goed had groter was dan dat u het goed had?
“Ja. Het is niet zo dat ik me altijd automatisch onderwerp aan mijn critici, ik kan best gelijk hebben. Maar in dit geval was hij een deskundige en ik niet. Meestal leidt kritiek tot een discussie, en dat verheldert de zaak altijd.”
Moet je in het alledaagse leven ook op je hoede zijn voor zulke denkfouten?
“Je gaat meestal niet dood aan denkfouten. Als je bijvoorbeeld te snel boos reageert op je buurman wegens onbegrip, heb je daarna een slechte relatie met de buurman. Dat overleef je wel. Maar het blijft beter om zulke fouten niet te maken.
We menen bijvoorbeeld heel snel te zien of iemand liegt. Het is goed om te beseffen dat we daar veel minder bedreven in zijn dan we denken. Ook denken in alternatieve mogelijkheden kan geen kwaad. Zeker in deze tijd, met alle informatiestromen die tot ons komen, is het ongelooflijk belangrijk om je bewust te zijn van je eerste, natuurlijke reactie om te denken: het zal wel kloppen.”