Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Een woestijn in de Belgische Kempen

zanderig landschap in de Belgische Kempen
zanderig landschap in de Belgische Kempen
Door CaeyersKris, CC BY-SA 4.0, via Wikipedia

De Vlaamse Kempen verdorren door klimaatverandering en keuzes van achttiende-eeuwse monniken en markiezen. Hoe zit dat? Ik ga op pad met Seb Verlinden en Pieter-Jan Reynaert van de KU Leuven.

24 april 2025

Saai.” Historicus Seb Verlinden kauwt nog even op zijn oordeel. “Misschien is monotoon een beter woord.” Voor ons strekken vette, verre weides zich uit. Ze worden afgegrensd door manshoge muren van maïskolven en blokkige stalcomplexen. “Dit is wat Vlamingen zich bij ‘de Kempen’ voorstellen,” vervolgt Verlinden. “Open, bewerkt land: helemaal tot cultuur gebracht.” “En dat hectare na hectare na hectare,” vult archeoloog Pieter-Jan Reynaert aan. Op deze plek zie je het veevoer uit de grond schieten en hoor je de uiers klotsen.

Seb Verlinden en Pieter-Jan Reynaert van de KU Leuven wandelen door een landschap van de Belgische Kempen

Seb Verlinden en Pieter-Jan Reynaert van de KU Leuven wandelen door een landschap van Vlaamse Kempen.

Adriaan Duiveman voor NEMO Kennislink

Die vruchtbare Kempische landen waren er niet altijd. Eens was dit heide, bos en drassigheid. Maar zoals dat oude land verdween, kan het huidige Kempische landschap ook snel verdwijnen. De zoden waar we op staan, zijn zompig. Afgelopen nacht viel er bijna acht millimeter regen. “Nu doet het veld wat het moet doen,” analyseert archeoloog Reynaert. Maar de satellietbeelden van de hete zomers van 2017 en 2020 geven een heel andere indruk. Vanuit de ruimte was dit toen een kanariegele tegel; een van de vele in dit gebied.

Ver weg

Verlinden en Reynaert onderzoeken hoe de Kempen zijn ontstaan. Ze bestuderen de ontginning, het geschikt maken voor grootschalige landbouw van dit stuk Brabant in de achttiende eeuw. De keuzes die mensen toen maakten, vormen nog altijd het landschap, betogen Verlinden en Reynaert. Nu het klimaat verandert, hebben de besluiten van twee-drie eeuwen geleden problematische gevolgen. De Kempen drogen namelijk uit.

Zompige bodem Vlaamse Kempen

Je ziet het niet overal, maar de Belgische Kempen drogen uit.

Adriaan Duiveman voor NEMO Kennislink

Om dat te laten zien, nemen de historicus en de archeoloog me mee op een tien-kilometer-lange wandeltocht van Westerlo naar Tongerlo. Vanuit Leuven rijden we bijna een uur met de bus naar het noorden. De wetenschappers zijn beide twintigers. Reynaert draagt een hippe snor en heeft een subtiele Oost-Vlaamse tongval. Verlinden heeft een afritsbroek en lang, rood haar —perfect om mee te headbangen als gitarist in zijn opkomende metalband. Nu deelt hij krakelingen uit een tupperwarebakje. Lintbebouwing, autohandelaren en rolluiken trekken aan ons voorbij. Het is een hele tocht. “Nog altijd een lange reis,” zegt Verlinden wanneer de bus de snelweg verlaat. “In de achttiende eeuw klaagde men er al over dat je nergens geraakte.”

“Ik heb een archiefstuk gevonden uit de late jaren 1760, waarin stond dat het 13 uur aan één stuk wandelen zou zijn om vanuit Turnhout in Brussel te geraken. Dat was onwerkbaar,” zegt Verlinden. Verharde wegen werden pas laat aangelegd en alleen van oost naar west, vanuit Antwerpen, toen de ontginningen startten. “Die slechte verbinding had te maken met de lage economische waarde. Voor de stedelingen was het niet de moeite om dit gebied te ontsluiten.”

wandeltocht met Seb Verlinden en Pieter-Jan Reynaert door de Vlaamse Kempen

De historicus en de archeoloog nemen me mee op een tien-kilometer-lange wandeltocht van Westerlo naar Tongerlo.

Adriaan Duiveman voor NEMO Kennislink

Drenthe van Vlaanderen

Die lage economische waarde zat hem in de bodem. “De Kempen zijn heel makkelijk af te lijnen,” vertelt Reynaert wanneer we langs de Nete wandelen. Het riviertje is lichtbruin, de kleur van het sediment dat ze meevoert na de regen van vannacht. “Als je het bodemkundig bekijkt, is alles zand. Of varianten daarvan: lemig zand en andere bijmengingen”, wijst Reynaert aan. Het Kempische zandgebied strekt zich uit tot over de Belgisch-Nederlandse grens. “Je zou het kunnen doortrekken tot de Maas, voorbij Breda en Eindhoven. De zanden lopen door tot daar.”

Op dat zand groeide weinig eetbaars. Het zit al in de naam verstopt. Reynaert: “Het Middeleeuws-Latijnse campinia, waar de naam ‘Kempen’ van is afgeleid, betekent letterlijk ‘open velden’. Dat geeft aan hoe het er vanaf de middeleeuwen moet hebben uitgezien: uitgestrekte heide en leegte.” Tijdens de Nederlandse Opstand (1568-1648) troffen de legers elkaar in de Kempen. “Maar er is in de Kempen gevochten,” aldus Verlinden, “nooit om de Kempen.”

grondboor om zand naar boven te halen in de Vlaamse Kempen

Aan de slag met de grondboor in de Vlaamse Kempen

Adriaan Duiveman voor NEMO Kennislink

Arme zandgronden, arme inwoners, plaatsen die amper bereikbaar waren. Wat Drenthe was en is voor Nederland, is de Kempen voor Vlaanderen. Ze hebben er nog net geen hunebedden. Maar dit Belgische bodemsnobisme was (net als in Drenthe) het perspectief van buitenaf. “Ik betwijfel het dat de bewoners van de Kempen het zelf campinia noemden,” zegt Verlinden, “al was het maar omdat ze het Latijn waarschijnlijk niet zo machtig waren.” Reynaert knikt instemmend. “Ze zullen vast iets van trots hebben gevoeld op hun eigen streek. Je moest hier hard werken om te overleven op die arme gronden.”

Maar als het aan de machthebbers lag, moest er nóg meer werk worden verzet. Ze geloofden dat de Kempen te genezen waren. Dat ze de arme zandgronden tot een productieparadijs konden maken.

Fout van Ferraris

De wandeltocht van Westerlo naar Tongerlo, onderdeel van landschapspark De Merode, is een reis door de tijd. We passeren verschillende landschappen: bossen, uiterwaarden en ruilverkavelde grasvelden. Een waterig zonnetje schijnt door de bladeren.

Reynaert draait een stalen schroef in de grond van de Vlaamse Kempen

Reynaert draait een stalen schroef in de grond.

Adriaan Duiveman voor NEMO Kennislink

Naast een smal bospad draait Reynaert een stalen schroef in de grond. De bodem die hij ermee omhooghaalt, schudt hij in een strakke lijn naast het gat. Dat doet hij ook met de tweede, de derde, de vierde en de vijfde boring. Bij de laatste zet hij zijn volle lichaamsgewicht op de edelmanboor. Grondwater gutst omhoog. “Kijk, archeologie is écht werken.”

Bij een tweede boring iets verderop ontstaat een schakering aan bruintinten. “We vinden hier verschillende bodemlagen,” legt de archeoloog uit. Hoe dieper, hoe ouder. De laatste, overheersende laag is lichtbruin: zand. De historicus kijkt keurend mee. Waar de twee naar zoeken, vinden ze niet. Er ontbreekt een donkerbruine, bijna zwarte laag.

Verlinden laat een laat-achttiende-eeuwse kaart zien op een tablet. Deze zogenaamde Ferrariskaart is gemaakt voor militaire doeleinden. Fortificaties, versterkte hoeves en de uitvalwegen, alles van tactisch belang staat erop. Destijds was de kaart voor generaal Joseph de Ferraris, maar tweeënhalve eeuw later is het een kostbare bron voor onderzoekers. De kaartenmakers kleurden namelijk secuur de bossen, heides en landbouwgronden in. Onze boorplek is op de Ferrariskaart een akker, terwijl het in de kaarten daarvoor en daarna bos was.

De Kempenaren maakten hun zandgronden vruchtbaar door er een laag bovenop te leggen. Ze vermengden daarvoor de mest van vee met elders weggestoken heidezoden. Op díe mix groeide wél wat — net genoeg om kinderen en koeien mee te voeden. Als er op deze plek landbouw was geweest, hadden we zo’n plaggenlaag moeten vinden. Was het een foutje van Ferraris? “Niet per se,” oordeelt Verlinden. “Het kan ook maar een hele korte periode zijn geweest dat hier werd geboerd. Soms lukte het niet.” Een paar jaar agrarische deceptie liet geen sporen achter.

Seb Verlinden in de Vlaamse Kempen

Seb Verlinden in de weer met zijn apparatuur in de Belgische Kempen

Adriaan Duiveman voor NEMO Kennislink

Duivelsgebieden

Verlinden spendeert zijn werkweken in het archief. Via achttiende-eeuwse rechtbankdocumenten, petities en brieven achterhaalt hij hoe de ontginningen van de Kempen werden opgezet. Reynaert bestudeert ondertussen hoogtekaarten, luchtfoto’s en bodemmonsters. Hun expertises vullen elkaar aan, zeggen de twee onderzoekers. Zo kijken ze op verschillende tijdschalen. Terwijl Verlinden enthousiast oreert over een brief uit zeventienzoveel, vliegt Reynaert met eenzelfde geestdrift door de geologische millennia. Als we aan een ven staan, doceert hij over het Weichseliaan, Laat-Pleniglaciaal en Holoceen. “Allee,” grinnikt Verlinden, “hij verzint het allemaal ter plekke, hè?”

In een bos naast de Nete, een stuk gereconstrueerde natuur, vertelt Verlinden dat dit is hoe de uiterwaarden er vroeger moeten hebben uitgezien. Of nee, niet helemaal; er ontbreekt een belangrijke boom. “Zie jij een zwarte els?,” vraagt Verlinden. Reynaert speurt rond, maar kan er niet één vinden. Zwarte elzen stonden vroeger in natte beemden als deze. Premoderne Europeanen vonden het griezelige flora. Verlinden: “Er is zelfs een lied van Schubert over een kwade geest die zich verstopt in een zwarte els.” Diezelfde folklore ging rond in de Kempen. “Kempenaren vertelden verhalen, mythes, over wezentjes in het moeras,” zegt Reynaert. “Dat waren moerasduiveltjes. In de verbeelding waren natte streken duivelsgebieden.”

Die angstaanjagende duivelsgebieden waren tegelijkertijd essentieel voor het levensonderhoud van de mensen die er woonden. Ze haalden er onder andere brandstof: turf en sprokkelhout. De zompige grond was min of meer gemeenschapsbezit. Het waren meenten of, in het Engels, commons. Dat veranderde toen een reeks achttiende-eeuwse gezaghebbers besloot dat het klaar was met die gedeelde, commercieel oninteressante grond. Natte gebieden waren in de ogen van Verlichte ambtenaren niet griezelig, maar iets veel ergers: onproductief. De Kempen moesten in cultuur worden gebracht.

Bodemstaal met lichtbruin zand uit de Belgische Kempen

Bodemstaal met lichtbruin zand uit de Vlaamse Kempen

Adriaan Duiveman voor NEMO Kennislink

Landschap in het gareel

Om een landschap op grote schaal te ontginnen, had je twee dingen nodig. Ten eerste moest je beschikken over middelen: grond, geld, en mens- en dierkracht. Ten tweede, en dat was minstens net zo belangrijk, moest je tijd hebben. Voordat ontgonnen land rendabel is, vliegen er soms wel tientallen jaren voorbij. In de periode vóór een sterke, centrale staat, waren er in de arme Kempische landen maar twee spelers die deze twee dingen bezaten: de kasteelheer en de kloosterlingen.

We beginnen daarom ook bij het kasteel van de Merodes met onze wandelroute. “Dat leek ons een gepaste plek, omdat je de geschiedenis van Westerlo na de zestiende eeuw eigenlijk niet kan vertellen zonder de Merodes erbij te betrekken. De familie had heel wat titels in de Nederlanden, zoals ‘Prins van Rubempré’, en ook het markiezaat van Westerlo,” legt Verlinden uit. De Merodes bezaten hier parken en kastelen, maar ook heides en natte gronden. Toen het centrale, Brusselse gezag verklaarde dat de Kempen in cultuur moesten worden gebracht, sprong de markies erop. Beter nog: hij had al een begin gemaakt.

Niet alleen de markies, maar ook de Nobertijnen in Tongerlo waren 'gretige ontginners’, vertelt Verlinden. “Hun leer schrijft voor dat ontginnen van woeste grond een deel van hun gezegende karwei is. En het levert ze ook inkomsten op.” Maar die inkomsten kwamen niet direct. “Ontginnen is altijd een project van de lange adem, dat is niet iets dat je één, twee, drie doet. Maar een abdij heeft die tijd. Een abdij staat er eeuwen en eeuwen en eeuwen.”

Stap één van ontginnen was draineren. Regen- en grondwater moest zo snel mogelijk worden afgevoerd. Verlinden citeert een kanunnik van Tongerlo, Isifridus Thys, die in 1792 constateerde ‘wat kwaed het is dat het water op de gronden en erven blyft staen en versterven’. Op nat land rotten de gewassen weg. Het was daarom ‘noodzaekelyk’ om ‘het water van de gronden af-te-leyden’. De Norbertijnen groeven greppels en grachten om al dat ‘verstervende’ vocht af te voeren. Die greppels zie je nog overal, weet Reynaert. Hij toont een laserbeeld (LIDAR) op zijn tablet. Met zijn wijsvinger volgt hij haarfijne lijntjes. “We zitten hier in een gebied dat helemaal omringd en dooraderd is met drainagegreppels.”

Seb Verlinden en Pieter-Jan Reynaert in de Vlaamse Kempen

Seb Verlinden en Pieter-Jan Reynaert met hun apparatuur tijdens de wandeltocht door de Vlaamse Kempen.

Adriaan Duiveman voor NEMO Kennislink

Oude sponzen

Een onderzoeksrapport van de Vlaamse overheid uit 2023 noemt de Kempen een uiterst ‘efficiënte drainagemachine’. Nu het klimaat verandert, is die machine een probleem. Zomers worden droger en regen kan weken uitblijven. Tussen 2017 en 2020 gebeurde dat. Op dat moment heerste er geen wateroverschot, maar een watertekort. Wat er uit de hemel viel, trok de gedraineerde grond niet in. Als dit patroon doorzet, lopen de Kempische zandgronden het risico om te verwoestijnen.

“Wanneer we een kantelpunt overschrijden qua verdroging, ‘verdwijnt de vegetatie”, legt Reynaert uit. Het zand komt los en de wind gaat het zand meenemen. “Dan krijgen we zandverstuivingen.” De staatsrapporteurs betoogden dat de overheid ‘landschappen of open ruimtes’ moet ‘omvormen tot sponslandschappen die gulzig water opslorpen en vasthouden’. Maar om dat te bereiken, moeten ze eeuwen aan waterbeheer terugdraaien, weten Verlinden en Reynaert.

Het herstellen van natte gebieden — wetlands in het Engels — zou de redding kunnen zijn. Het landschap wordt dan iets natuurlijker, merk ik op. Als ik dat zeg, fronst Verlinden bedenkelijk. “Is iets ooit helemaal natuurlijk?,” vraagt de historicus. Reynaert: “In de ene periode is de antropogene — menselijke — impact op het landschap groter, in een andere periode nemen biologische en natuurlijke processen de overhand. De natuur kan mensen ook in een bepaalde richting sturen.”

Ook Verlinden ziet vooral die interactie tussen mens en omgeving. “Maar een maatschappij waarin mensen in hun levensonderhoud voorzien door schapen te houden, hoeft de heide helemaal niet te ontginnen. Voor die mensen blijft die heide best precies zoals ze is.”

zompig landschap in de Belgische Kempen

Strakke weides en productieve akkers moeten afwisselen met rommelige heides en morsige moerassen die regenwater vasthouden.

Adriaan Duiveman voor NEMO Kennislink

Nu vraagt niet alleen het landschap, maar ook het klimaat wat van de mens. Op strategische plekken in de Kempen moet de tijd worden teruggedraaid. Strakke weides en productieve akkers moeten afwisselen met rommelige heides en morsige moerassen die regenwater vasthouden. Dat voorkomt niet alleen verwoestijning, aldus Verlinden, maar maakt de omgeving ook nog eens afwisselender en interessanter. “Los van wetenschappelijke verklaringen mogen wij een landschap ook mooi vinden.”

De wandelroute eindigt wanneer we de abdijpoort van Tongerlo uitlopen. Voor ons ligt een lange kasseienlaan met strakke, ritmische lindenrijen erlangs. De naam van Verlindens metalband is Zwartalder. Verlinden: “Zwartalder is de onheilige combinatie van de Engelse en Nederlandse naam voor een boom: de zwarte els.”

Dit stuk verscheen eerder in bewerkte vorm op de Leuvense weblog State of the Arts.