De Noordzee beschermen door het voor de rechtbank dezelfde rechten als mensen te geven. Is dat mogelijk? Dit gedachte-experiment onderzoeken de auteurs van het boek ‘De Stem van de Noordzee’.
Op het eerste gezicht lijkt de rivier Whanganui in Nieuw-Zeeland net als zovele anderen, met stromend water en beesten die erin zwemmen. Maar opmerkelijk genoeg wordt deze rivier vertegenwoordigd door verschillende bestuursleden, die deels door de Maori-gemeenschap en deels door de overheid zijn benoemd. Het heeft namelijk net als bedrijven, gemeenten en kerken een rechtspersoonlijkheid. Mount Taranaki, een slapende vulkaan daar in de buurt, volgt binnenkort. Het roept de vraag op of je bossen, bergen, rivieren en zeeën beter kan beschermen als ze legaal dezelfde rechten als mensen bezitten.
Het boek ‘De Stem van de Noordzee’ verkent dit idee, in het specifieke geval van de Noordzee. Een rechtspersoon kan, net als een natuurlijk persoon, bezittingen hebben, rechtszaken aanspannen, en aangeklaagd worden. Rechtspersoonlijkheid toekennen aan niet-mensen klinkt in eerste instantie gek. Maar de menselijke invloeden op het klimaat worden nu zo zichtbaar – vervuiling, oceaanverzuring, stijgende temperaturen – dat er een manier gevonden moet worden om de Noordzee goed te vertegenwoordigen in de politieke discussie, volgens de auteurs.
Voor we niet-mensen kunnen erkennen als politieke spelers, moeten we volgens de auteurs echter eerst twee andere dingen doen. Namelijk: leren rouwen om de natuur die we aan het verliezen zijn, en luisteren naar wat de natuur ons probeert te vertellen. Het boek is verdeeld in drie essays van verschillende auteurs die deze denkwijze verder uitwerken.
Erkenning
Om daadwerkelijk over rouw om de natuur te spreken, ging mij in eerste instantie iets te ver. Het leek een bijna overdreven term om te gebruiken. Waarom zouden we eerst moeten rouwen om de natuur, voor we het kunnen beschermen? Maar Evanne Nowak beschrijft in de kern eigenlijk heel herkenbare emoties. Ze benoemt verdriet over het verdwijnen van bossen en vervuilde zeeën. Ook schrijft ze over de angst voor hoe de toekomst eruitziet en het gevoel van machteloosheid om om te gaan met de snelheid waarmee de wereld verandert. En dan ook nog het gevoel dat het te laat is om in te grijpen, zodat de natuur niet grotendeels kapot gemaakt wordt. ‘We slingeren heen en weer tussen ontkenning, ontreddering en een alarmerende oproep tot handelen’, schrijf ze.
Erkenning van deze emoties stelde mij verbazend gerust. Ik ben niet de enige die zich zorgen maakt over de manier waarop de natuur bedreigd wordt, en het is niet gek dat je er soms van slag van kunt zijn. Doordat Nowak deze emoties uitlegt, krijg je als lezer meer grip op je eigen twijfels en zorgen. Eigenlijk is de boodschap in Nowak’s essay dat er een vorm van verwerking nodig is om te voorkomen dat je lamgeslagen wordt van wanhoop.
Filosofie en recht
In het tweede essay roept filosoof Eva Meijer op om beter te luisteren naar wat de zee te zeggen heeft. Aan de hand van korte historische verhalen en mythes beschrijft ze hoe mensen de zee vroeger zagen. Het lijkt allemaal een wat omslachtige manier om een punt te maken, en hier raakt ze me dan ook even kwijt. Het is leuk om te weten dat een Keltische godin van de scheepvaart ooit vereerd werd in Domburg, maar dit draagt niet bij aan de zoektocht naar het geven van een stem aan de Noordzee. Wat wel aanspreekt, is dat het doen van wetenschappelijk onderzoek (meten, observeren, analyseren) één van de manieren is om te kunnen luisteren naar de zee.
Wanneer tot slot jurist Laura Burgers aan het woord is, komt het boek weer dichter bij de praktijk. Zou het op deze manier vertegenwoordigen van de Noordzee een echt alternatief kunnen zijn van ons Westerse, antropocentrische denken? Hoe zit het met de rechten die mensen, dieren en dingen hebben? Het is fijn om beknopt te lezen hoe ons (zee)recht in elkaar zit. Je hebt weinig achtergrondkennis nodig, en er wordt een duidelijke achtergrond geschetst waartegen dit vraagstuk zich afspeelt.
Maar hoe?
De lezer blijft aan het einde met een vraag achter. Namelijk: hoe dan? Het wordt in het boek ook aangestipt: aan de uitvoering van deze ideeën zitten nog wat haken en ogen. Zoals Burgers terecht stelt, blijft het een politieke keuze welke soort of welk gebied de grootste stem krijgt. Ecosystemen zitten complex in elkaar. Regels of wetten die bepaalde diersoorten beschermen, kunnen negatieve gevolgen hebben voor andere soorten of planten. Daarnaast moeten er manieren worden bedacht waardoor belangenverstrengeling van de mensen die de Noordzee vertegenwoordigen, voorkomen wordt. Het vinden van de juiste mensen, die de belangen van de Noordzee óók vertegenwoordigen als die botsen met menselijke belangen, kan een behoorlijke opgave zijn.
Maar kan een rivier, zee of bos dan echt rechtszaken winnen of verliezen? Of kan ik zelfs een rechtszaak aanspannen tegen een stuk zee? Er is op het moment van schrijven nog geen voorbeeld van de niet-menselijke natuur die een rechtszaak heeft gewonnen van mensen. Maar ik kijk uit naar de eerste. De natuur die een rechtszaak kan winnen tegen de mensheid: het klinkt bijna als een onmogelijke opgave.
‘De Stem van de Noordzee’ zet je aan het denken. De natuur geeft behoorlijk wat signalen dat het niet goed gaat. Door bijvoorbeeld de Noordzee een rechtspersoonlijkheid te geven, wordt de verhouding tussen mens en natuur in de kern veranderd. Dan staan we er ineens niet meer boven. Een heel interessant idee, maar de manier waarop het in dit boek benaderd wordt, moet je aanspreken. Het is voor mij nog niet concreet genoeg. Toch blijft er na het lezen een gedachte rondzingen: dit kan misschien wel werken.