Aan de telefoon met een vriend spreek je meestal sneller dan tijdens een sollicitatiegesprek. Voor een efficiënte communicatie is het van groot belang dat we onze spreeksnelheid kunnen aanpassen. Hoe we dat precies doen onderzocht Joe Rodd.
Iedereen kent wel iemand in zijn omgeving die opmerkelijk snel praat, of juist bijzonder langzaam. Maar iedereen is in staat om te variëren in zijn spreeksnelheid. Soms vraagt de omgeving om een lager spreektempo, zoals een luidruchtig café. Of we passen het tempo aan omwille van een gesprekspartner die slechthorend is of de taal nog aan het leren is.
Maar welke rol speelt spraaksnelheid wanneer onze hersenen zich voorbereiden op spraak? Voordat we een zin uitspreken selecteren we eerst de juiste woorden uit ons geheugen, en moet het systeem dat woorden ‘klaarzet’ om uitgesproken te worden, ook rekening houden met de spraaksnelheid. Kunnen we elke keer dat we sneller spreken wat gas bijgeven, of moeten we eerst de versnellingspook in een andere versnelling zetten? Dat onderzocht Joe Rodd als promovendus bij het Max Planck Instituut en de Radboud Universiteit.
Blauwdruk
In de eerste fase van zijn onderzoek liet hij proefpersonen achter een beeldscherm plaatsnemen. Daarop was een wijzerplaat te zien, met plaatjes op de plekken van de getallen. De proefpersonen moesten de plaatjes benoemen, die aangegeven werden met een rode stip. Door de stip langzamer of sneller te laten verspringen, kon de onderzoeker het spreektempo laten variëren. Vervolgens knipte hij alle woorden uit de opnames en mat daarvan iedere lettergreep en de overlap tussen de lettergrepen. “De verdelingen die daaruit kwamen vormden een soort blauwdruk van wat er zich afspeelt in onze hersenen als we ons voorbereiden op spraak”, aldus Rodd.
Die blauwdruk kun je nabootsen met machine learning, waarbij je de computer zo goed mogelijk die verdelingen laat voorspellen. “Als de computer een paar dagen heeft staan rekenen, krijg je vervolgens een set parameters voor iedere spreeksnelheid. Op dit parameterniveau vonden we dat de spraaksnelheden niet lineair aan elkaar gerelateerd waren, zoals bij een gaspedaal, maar dat je kwalitatief iets anders aan het doen bent. Je moet dus echt de versnellingspook bedienen.”
Versnellingspook
In een volgend experiment onderzocht Rodd hoe snel mensen kunnen wisselen tussen verschillende spraaksnelheden. Daaruit bleek dat mensen sneller konden wisselen tussen langzame en normale spraak dan tussen langzaam en snel of normaal en snel. Normaal en langzaam zijn dus vergelijkbaar met één versnelling, waarbinnen je kunt variëren door op het gaspedaal te drukken. Snel is echt een andere versnelling. Rodd en zijn collega’s spreken van twee ‘cognitieve configuraties’.
De onderzoeker is niet verbaasd over deze uitkomst: “Het is communicatief heel handig om op verschillende snelheden te kunnen praten. En het is efficiënter om één keer naar een andere versnelling te schakelen dan steeds bij te moeten stellen met het gaspedaal. Als je verder kijkt dan spraak zijn er ook vergelijkbare voorbeelden. Lopen en rennen zijn bijvoorbeeld twee verschillende configuraties. Uit onderzoek bij paarden weten we dat ze evenveel zuurstof verbruiken in stap als in galop, heel efficiënt dus.”
Er zijn overigens ook voorbeelden te geven waarin we niet schakelen, vertelt Rodd. Als een pianospeler zijn spel versnelt, dan gebeurt dat op lineaire wijze. Wat maakt spreken anders dan pianospelen? Rodd: “Ik denk dat spraak in de lijn van de evolutie nogal bijzonder is en dat onze hersenen hiervoor optimaal zijn ingericht. Als je effectief wilt communiceren, is het belangrijk dat je je spreektempo kunt aanpassen aan de situatie. We praten heel veel en als dat meer inzet zou kosten dan nodig, dan zouden we minder energie overhouden om ook nog andere dingen te kunnen doen tijdens het praten, wat heel onhandig zou zijn.”