Als kind vond ik het simpel om te kiezen wat ik wilde worden als ik groot was: schrijfster en uitvinder. Ik zou romans schrijven, nadenken over problemen in de wereld, die oplossen met een uitvinding en daar een boek over schrijven. Op de middelbare school bleek het kiezen van een toekomst, en dus ook van een studie, ingewikkelder. Hoe weet je dat je de goede keuze maakt?
Mijn jeugddromen van een leven als schrijfster en uitvinder liet ik varen toen ik op de middelbare school ontdekte wat voor beroepen er eigenlijk bestonden. Al in de vierde klas werd ik om de oren geslagen met beroepentests en daar kwamen verschillende uitslagen uit, maar vooral die van pedagoog en journalist. Het beroep ‘uitvinder’ leek niet echt te bestaan, maar als pedagoge zou ik ook nadenken over problemen en die helpen oplossen. Of wilde ik toch journalist worden en mijn schrijftalent inzetten?
Aan het einde van 6-vwo koos ik toch voor meer baanzekerheid en dus voor pedagogiek. Papieren kranten verdwenen in die tijd en echte journalisten vreesden voor hun baan. Na wikken en wegen klikte ik daarom op de ‘inschrijven’-knop van de opleiding pedagogische wetenschappen.
Meerdere wegen naar Rome
Hoewel het moment van studiekeuze toen essentieel leek, bleek dat die keuze nog lang niet allesbepalend was. Veel leeftijdsgenoten veranderden bijvoorbeeld binnen een jaar van studie. Zelf miste ik al na een jaar het schrijven zó, dat ik besloot om de hbo-opleiding journalistiek in deeltijd naast mijn wetenschappelijke studie te volgen. Niet zo’n rationele keuze, want ik had nog geen idee hoe ik het schrijven later met het pedagogische werk kon combineren. Maar als je voelt dat je iets heel graag wil doen, kan je dat gevoel het beste gewoon volgen, dacht ik. De rest zou zich vanzelf wel wijzen.
En inderdaad, een paar jaar later kwamen beide studies wonderbaarlijk genoeg samen, tijdens mijn eindstage van pedagogiek. Tijdens die stage praatte ik met ouders over de problemen van hun kinderen en onderzocht vervolgens de aard van, en oplossingen voor, die problemen met behulp van vragenlijsten, intelligentietests en gesprekken. Stiekem boeide het praten met ouders en kinderen mij minder dan het verdiepen in de vragenlijsten en tests die ik bij kinderen afnam.
Ik speurde het halve internet af op zoek naar wetenschappelijke artikelen over de kwaliteit van de vragenlijsten en tests en zocht of er nog betere te vinden waren. Collega’s snapten niet dat ik dat wetenschappelijke deel zo interessant vond, zij wilden het liefst om tafel met de ‘echte mensen’.
Eerst voelde ik me een vreemde eend in de bijt, maar een vriendin zei: “Het klinkt alsof je liever onderzoek doet naar kinderen, dan dat je zelf met ze werkt. Waarom word je geen onderzoeker? Dan kan je wetenschappelijke antwoorden zoeken op vragen over kinderen en bovendien veel schrijven.”
Vertrouw je gevoel
Zo viel alles op zijn plek. Met een baan als onderzoeker kon ik mijn naïeve kinderdromen van een toekomst als uitvinder en schrijfster precies combineren. Ik volgde dus de opleiding tot onderzoeker en kreeg daarna een promotieplaats op een onderzoek naar anti-pest programma’s op basisscholen. Een baan waarin je steeds mag speuren naar oplossingen, nieuwe uitvindingen doet, en artikelen schrijft waar de wereld blij mee is.
Kortom, wat ik van dit carrièrepad heb geleerd? De weg naar de toekomst is niet recht, maar gaat vaak gepaard gaat met vele omwegen waarin je jezelf steeds beter leert kennen. En, hoe glazuurbrekend dit cliché ook is, als je durft te erkennen wat je leuk vindt en waar je goed in bent, komt alles uiteindelijk op z’n pootjes terecht.