Taal kan ook anders dan de klanken, woorden en zinnen die wij spreken. In de serie Wereldtalen onderzoeken we de brede variatie in talen in de wereld. Deel 5: gebarentalen.
De persconferenties tijdens de coronaperiode waren voor veel Nederlanders fascinerend om naar te kijken - niet in de minste plaats vanwege de tolk Nederlandse Gebarentaal die schuin achter de sprekers stond. Maar mocht je nu denken dat je jezelf wel een beetje gebarentaal kunt aanleren door één-op-één de woorden van de spreker en de gebarentolk te matchen: zo werkt het niet. Want gebarentaal is geen gebarenrepresentatie van het Nederlands. Het is een eigen taal met een eigen woordenschat én grammatica. Dat betekent ook een andere woordvolgorde. En wist je dat je de grammatica van gebarentalen voor een belangrijk deel wordt uitdrukt in de ruimte?
Victoria Nyst is taalwetenschapper aan de Universiteit Leiden en weet alles van gebarentalen. Ze promoveerde op onderzoek naar gebarentaal in Ghana, in een dorpje met veel erfelijke doofheid. Momenteel houdt ze zich bezig met onderzoek naar de geschiedenis van gebarentaal. “Onderzoek naar gebarentaal is lang gehinderd, omdat men dacht dat alleen gesproken talen echte talen waren.”
Zonder ratio
Gebarentalen komen voor over de hele wereld. Maar het zijn wel altijd minderheidstalen, vertelt Nyst. Doofheid komt namelijk maar onder 0,01 procent van de westerse bevolking voor. Tegelijkertijd zie je nu met de opkomst van het cochleaire implantaat dat het belang van gebarentalen soms terzijde wordt geschoven door medische experts.
Nyst kan zich daar erg druk om maken: “We moeten niet vergeten hoe belangrijk gebarentalen zijn voor de taalontwikkeling van dove kinderen. Ook met een implantaat ben je nog steeds wel doof. Als je gaat slapen moet je je ci uitdoen, als je gaat zwemmen, als de batterij op is. Dus waarom zou je een kind geen tweetalig aanbod geven? Het is treurig dat dit inzicht nog steeds niet is ingedaald op sommige plekken.”
— Victoria NystWe hebben allemaal taal in ons, en hoe die vorm krijgt, hangt af van de omstandigheden
Discussie over het belang van gebarentaal is overigens van alle tijden, zegt Nyst. Eigenlijk is er heel lang op neergekeken. Die minderwaardige blik op gebarentalen zit diep verankerd in onze westerse cultuur, en is al terug te vinden in de vroege middeleeuwen. “Dat begon met kerkvader Augustinus die de mens definieerde als een rationeel wezen, dat daarmee in dezelfde categorie viel als engelen en God. Daartegenover stonden dingen zonder ratio, zoals stenen en bomen. En daartussen had je een middencategorie van dieren én doven, want die zouden geen of weinig ratio bezitten.”
“Dat had nogal wat consequenties in de middeleeuwen: want als je geen ratio had, kon je niet biechten, je kon niet naar de hemel en je kwam niet in aanmerking voor de wederopstanding. Bovendien kon je zonder ratio geen geld erven. De grote drijvende krachten achter het opstarten van dovenonderwijs waren daarom het zielenheil van dove mensen en geld. Rijke families wilden dat ook hun dove kinderen konden erven. De gesproken taal kunnen spreken of schrijven was daarvoor een voorwaarde. En dus was onderwijs nodig.”
Dovenonderwijs
Positieve ervaringen met gebarentaalonderwijs kwamen voor het eerst uit het Ottomaanse rijk. Daar werkten van de 14e tot de 20e eeuw een aanzienlijk aantal doven aan het hof, en die communiceerden in gebarentaal met de sultan en andere kernleden. “Zij kwamen overal vandaan en gebruikten verschillende gebaren. Daarom kregen ze les in Ottomaanse gebarentaal. We weten uit historische bronnen dat de dove hovelingen dicht bij de sultan stonden. Daarom organiseerde de Nederlandse consul rond 1613 een groot banket voor de dove staf, waarbij ook gebarentolken aanwezig waren, om hen te bevragen. En, heel bijzonder, zijn secretaris blijkt 25 Ottomaanse gebaren van deze tot dusver ongedocumenteerde taal in zijn dagboek genoteerd te hebben!”
Aan het eind van de achttiende eeuw zat het gebarentaalonderwijs even in de lift, vertelt Nyst. “Iedereen was heel positief: wow, kijk nou, met gebaren kun je doven onderwijzen. Dat was toen een nieuw inzicht. Maar dat maakte al gauw plaats voor een tegenbeweging. Vanaf het midden van de negentiende eeuw kantelde het beeld: men ontdekte dat je doven ook best een beetje kunt leren spreken, en dat had uiteindelijk tot gevolg dat men tot 1980 op veel plekken het gebaren in de ban deed.”
Nieuwe gebarentalen
Vanaf de jaren zestig komt het onderzoek naar gebarentalen op. “Dove mensen gingen zich in die tijd meer uitspreken, misschien ook naar aanleiding van het onderzoek. En door het activisme van dovenorganisaties zijn de gebaren eigenlijk weer teruggekomen in het onderwijs. In eerste instantie in mengvorm: Nederlands met gebaren en daarna kwam er echt tweetalig onderwijs.”
Een belangrijke rol in het taalonderwijs speelden de dovenscholen. In Nederland waren er van oudsher vijf dovenscholen, waar ook regionale varianten van gebarentalen ontstonden. Datzelfde geldt voor andere plekken op de wereld: zo waren taalwetenschappers in de jaren negentig getuige van het ontstaan van een nieuwe gebarentaal in Nicaragua. “Door politieke onrust was er daar tot die tijd nauwelijks contact geweest tussen dove mensen. Toen ze er een nieuwe dovenschool oprichtten, merkten de docenten tot hun verbazing dat de kinderen onderling gingen gebaren. Voor het eerst in de taalwetenschap konden taalwetenschappers zien hoe een nieuwe taal zicht ontwikkelt.”
Breed repertoire
Momenteel zijn die regionale varianten van gebarentaal in Nederland weer op hun retour, vertelt Nyst. Daar zijn een aantal oorzaken voor: ten eerste de erkenning van de Nederlandse gebarentaal in 2021 waarbij als voorwaarde werd gesteld dat er een standaard ontwikkeld moest worden. Die standaard werd vervolgens ingevoerd bij de scholen en tolkenopleidingen, waardoor regionale varianten in de verdrukking kwamen. Ook zijn er inmiddels veel dovenscholen gesloten, omdat dove kinderen voortaan met een rugzakje moesten integreren in het horend onderwijs.
En dan zijn er nog de social media, waar een internationale vorm van gebarentaal is ontstaan: International Sign. Deze internationale variant maakt veel gebruik van iconiciteit, het beeldende aspect van gebarentaal dat zich heel goed leent voor onderling begrip. “Daarmee kan je iets verbeelden dat bij de ander meteen een associatie oproept. Daarnaast gebaar je in International Sign soms een woord in meerdere gebarentalen. Een beetje alsof je ‘boom, tree, arbre’ zou zeggen. Deze taal is sterk in opkomst: hippe vloggers uit Engeland, Duitsland en Portugal gebruiken het allemaal.”
Voor sommige varianten van gebarentaal ziet het er dus beter uit dan voor andere. Toch is Nyst optimistisch als het gaat om het voortbestaan van gebarentalen. “We hebben honderdvijftig jaar oralisme (onderwijs waarin de nadruk lag op gesproken taal, red.) achter de rug en dat hebben gebarentalen ook overleefd. Bovendien zijn gebaren van alle tijden. We hebben allemaal taal in ons, en hoe die vorm krijgt, hangt af van de omstandigheden. Ook horenden switchen moeiteloos naar gebaren, als ze bijvoorbeeld achter de glazen wand van Schiphol staan. Dat betekent dat gebaren gewoon onderdeel zijn van ons brede repertoire aan taaltools.”