Naar de content

Een kunstmatige alvleesklier testen

Paul de Vos

Transplantatie met eilandjes van Langerhans is nog niet zo efficiënt. Veel donoreilandjes gaan tijdens of vlak na transplantatie dood. Wetenschappers werken hard aan een kunstmatige transplantatieplaats waarin eilandjes beter kunnen overleven. Zo’n kunstmatige alvleesklier moet natuurlijk uitgebreid getest worden. En dat is precies waar immunoloog Paul de Vos zich mee bezig houdt.

17 december 2015

Geïsoleerde eilandjes van Langerhans, zichtbaar gemaakt onder de microscoop.

Paul de Vos

Tijdens transplantatie worden eilandjes uit de alvleesklier van een donor gehaald en ingebracht in de lever van een diabetespatiënt. Dat de eilandjes bij transplantatie in de lever worden geplaatst, heeft vooral een praktische reden.

De Vos legt uit: “Artsen willen de alvleesklier niet aanraken, want dat orgaan produceert ook spijsverteringssappen en als die gaan lekken zijn de problemen niet te overzien. Maar direct na transplantatie in de lever gaat waarschijnlijk meer dan vijftig procent van de eilandjes verloren. Dit verlies willen we voorkomen door de eilandjes, die heel weinig kunnen hebben, in een kunstmatige omgeving te transplanteren die de alvleesklier nabootst.”

Afstotingsreactie

Zo’n nieuwe kunstmatige alvleesklier moet minstens net zo efficiënt zijn als de huidige methode, anders heeft het geen zin om ermee verder te gaan. De Vos onderzoekt de effectiviteit van een kunstmatige alvleesklier in ratten en muizen.

“Eerst wordt het lege transplantaat onder de huid van een muis of rat gebracht”, vertelt hij. “Het transplantaat is lichaamsvreemd en dus komt er een afstotingsreactie op gang. Pas als die achter de rug is en er voldoende bloedvaten in het transplantaat aanwezig zijn, brengen we de eilandjes in via een infuus. Doen we dat eerder, dan gaan alle eilandjes gelijk dood.”

De rug van een rat wordt opgesneden om de doorbloeding van het transplantaat te kunnen beoordelen.

Paul de Vos

Zuinig zijn

De eerste resultaten van de kunstmatige alvleesklier zijn veelbelovend. De doorbloeding van het transplantaat is prima, de eilandjes overleven en produceren een normale hoeveelheid insuline. Inmiddels lopen er elf proefdieren met een kunstmatige alvleesklier rond en bij sommige dieren gaat dat al vier maanden goed. In de komende jaren wordt het transplantaat langzaam opgeschaald van kleine proefdieren, via grote proefdieren, naar mensen.

Praktisch gezien is het concept makkelijk op te schalen. “Wat je dan krijgt, is een transplantaat dat ongeveer zo groot is als een creditcard en dat bij patiënten onder de huid ingebracht kan worden”, zegt de Vos. Het probleem ligt waarschijnlijk bij het testen van zo’n transplantaat. Wanneer een kunstmatige transplantatieplaats goed genoeg is, is namelijk geen uitgemaakte zaak. De Vos: “We krijgen eilandjes van overleden donoren, dus daar moeten we zuinig op zijn. We kunnen niet zomaar iets pakken en het gebruiken. Vandaar ook dat we zoveel mogelijk willen monitoren voordat we de eilandjes in de kunstmatige alvleesklier brengen.”

ReactiesReageer