Naar de content

Een klas vol onderzoeksassistenten!

Leerlingen helpen hun docent bij promotieonderzoek

Flickr, remark1983

De promotiebeurs voor leraren stelt bevoegde docenten in heel Nederland in de gelegenheid hun baan te combineren met een promotieonderzoek. Inmiddels zijn er meer dan 100 leraren aan het traject begonnen en sommigen maken daarbij creatief gebruik van hun eigen leerlingen.

17 juli 2014

Een promotieonderzoek combineren met je baan als docent was voorheen voorbehouden aan personeel van universiteiten. Sinds 2011 is hier met de promotiebeurs voor leraren, van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), verandering in gekomen.

Momenteel voeren meer dan 100 leraren een promotieonderzoek uit. De meeste aanvragen zijn afkomstig uit het HBO en het VO, maar ook leraren van het MBO, basisscholen en speciaal onderwijs kunnen zich aanmelden.

Hoewel de beurs er voor iedereen hetzelfde uit ziet, zijn de onderzoeken geheel naar eigen wens in te vullen en dus zeer uiteenlopend van aard. Sommige leraren maken zelfs creatief gebruik van de leerlingen in hun klas! Hoe werkt zoiets? En is dat uit eigen initiatief of is het ook wel een beetje noodzaak? Drie voorbeelden van promoverende leraren waarvan de klas een prominente rol inneemt in hun onderzoek.

Proefkonijnen en onderzoeksassistenten

Lennart Visser is opleidingsdocent aan de Christelijke hogeschool Driestar Educatief, maar is vooral actief als studieleider van de professionele master ‘Leren en innoveren’. Visser onderzoekt de invloed van intrapersoonlijke factoren (binnen de persoon zelf) op academisch uitstelgedrag en studieresultaten van studenten, zoals depressiviteit en attributiestijl. Hiervoor ‘gebruikt’ hij studenten binnen zijn eigen hogeschool, wat het promotieonderzoek een stukje efficiënter maakt.

“Een promovendus moet voor het afnemen van vragenlijsten en interviews in veel gevallen de deur uit. Als docent heb je de beschikking over je plek in je eigen onderwijsorganisatie. Ik heb onder mijn studenten oriënterende gesprekken gevoerd, om te zien wat er zoal speelt wanneer ze last hebben van academisch uitstelgedrag of de resultaten minder zijn. Aan de hand van deze informatie heb ik interviews en vragenlijsten opgezet, en ook deze afgenomen bij de studenten. Uiteindelijk moet dit leiden tot een interventie, die we willen uitvoeren bij studenten met veel academisch uitstelgedrag en minder goede resultaten. Hopelijk zien we bij deze waarden een verbetering na de interventie, t.o.v. een voormeting. We kijken ook of de intrapersoonlijke factoren veranderen.”

Erich Grothe van Netwerkschool Helicon: “Wat ik uit mijn onderzoek haal, koppel ik terug in het onderwijs.”

NWO

Zijn de leerlingen bij het onderzoek van Visser nog het onderwerp van onderzoek, de studenten van Erich Grothe, MBO docent natuurbeheer aan de Netwerkschool Helicon, helpen juist mee bij het uitvoeren van praktische werkzaamheden.

“Ik streef ernaar om mijn studenten zo veel mogelijk in te zetten bij mijn veldonderzoeken. Zij gaan dan samen met een student van de Universiteit Wageningen grondboringen doen”, zegt Grothe in een interview met NWO. Het onderzoek van Grothe sluit erg aan op het onderwijs waarin hij actief is. Hij onderzoekt namelijk hoe de soortenrijkdom in de Nederlandse bossen kan worden vergroot. Op dit moment is niet duidelijk welke factoren dat kunnen bewerkstelligen. Grothe verwacht een grote rol voor de boomsoorten en hun wisselwerking met de bodem.

Het terug laten komen van het onderzoek in de klas is volgens Andrew Niemeijer, VWO docent Engels en Engelse literatuur van de middelbare school OSG West Friesland, eigenlijk onontkoombaar: “Ik denk dat het niet anders kan. Je moet het wel combineren. Het zou misschien wel kunnen, maar dan verliest de promotiebeurs wel een beetje zijn nut. De leerlingen moeten mee kunnen profiteren.”

Niemeijer onderzoekt Engelstalige literatuur uit verschillende oorlogen. Hierbij valt het op dat in elke periode een ander soort literatuur domineert. Welke invloeden deze verschuivingen veroorzaken is iets waar Niemeijer duidelijkheid in wil verkrijgen. Hij lost het probleem van de geringe tijd op door sub-onderwerpen binnen zijn eigen onderzoek als onderwerp te laten fungeren in profielwerkstukken van de leerlingen.

“Naast het feit dat ik veel literatuur gebruik in mijn lessen en de leerlingen meeneem naar historische plaatsen, laat ik ze een bepaalde bron analyseren. Bijvoorbeeld een blog of film. Dit hoef ik dan zelf niet meer te doen”, vertelt hij aan de telefoon.

“Eigenlijk kan het helemaal niet!”

Het gesprek met Niemeijer maakt ook meteen duidelijk dat promoveren flink aanpoten is: “Als je er over nadenkt, is het eigenlijk helemaal niet mogelijk om tegelijkertijd te promoveren én les te geven. De beurs geeft je vrijstelling voor 0,4 fte, wat neerkomt op twee dagen in de week, gedurende vier jaar. Een normale promovendus doet er ook vier jaar over, maar heeft dan wel de hele week de tijd! Het zorgt echter wel voor een bepaalde urgentie om efficiënt met je onderzoek bezig te zijn. Ik zal niet zo gauw heel lang de tijd nemen om een artikel te lezen waar misschien relevante informatie in staat voor mijn onderzoek, terwijl dat achteraf niet het geval blijkt te zijn. Dit zie je nog wel eens bij promovendi op universiteiten.”

Opgeven voor de promotiebeurs

Tot 2 september 2014 kunnen bevoegde leraren zich opgeven voor de promotiebeurs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor een vrijstelling van 0,4 fte voor vier jaar met behoud van salaris. Het doel is om de onderwijskwaliteit te verhogen en de aansluiting tussen universiteiten en scholen te verbeteren. Er zijn al ruim honderd leraren begonnen. De eersten promoveren naar verwachting in 2016. Klik hier voor meer informatie.

Ook Grothe moest zijn stellingen naar eigen zeggen flink aanscherpen: “Je moet niet te veel willen onderzoeken. Het is belangrijk om te sparren met mensen uit je onderzoeksveld rondom de aanvraag.”

Is het docentschap dan echt zo slecht verenigbaar met promotieonderzoek? Volgens docent Lennart Visser kent het ook voordelen. Hij geeft aan dat hij juist profijt heeft van zijn werkervaring: “De tijd die je krijgt is inderdaad te weinig, je zult veel in eigen tijd moeten doen. Dat realiseerde ik me ook vooraf. Maar een promovendus heeft normaal gesproken nog niet zo’n breed netwerk als iemand die vanuit het werkveld begint met promoveren. Daardoor gaan bepaalde processen toch wat sneller.”

Waarom dan toch promoveren?

De inspanningen om de titel ‘doctor’ voor je naam te mogen zetten, lijken voor leraren van tijd tot tijd zwaar te zijn, en betrekking van je klas daarbij noodzakelijk. Wat drijft hen om toch te promoveren, en wat zorgt ervoor dat ze het volhouden? Niemeijer: “Het begon met het feit dat ik op eigen initiatief oorlogspoëzie inbracht bij lessen over Engelse literatuur, omdat ik er veel passie voor heb. Om op te brengen wat de promotie van je vraagt, moet je wel enige energie en kracht uit je onderwerp kunnen putten.”

Ook bij Grothe is het duidelijk dat de eigen interesse een boel teweegbrengt: “De wens om de problemen met de soortenrijkdom van de Nederlandse bossen op te lossen is voor mij een drijfveer. Ik kan niet wachten tot ik hier meer over weet. Daarnaast is er altijd een verlangen gebleven om te promoveren.”

Hoewel Visser het zichzelf in tijden van drukte ook wel eens afvraagt, wordt hij vooral gedreven door nabije problemen die hij als docent ervoer. Wanneer het bij sommige studenten die Visser begeleidde niet lekker liep met de studie, zaten ze vaak bij hem aan tafel voor een gesprek. “Ik merkte dat zij soms erg negatief waren over zichzelf. Ze waren moedeloos, achtten zichzelf niet in staat om het te halen en leken vooral te kijken naar wat ze niet konden. Hier wilde ik wat mee doen.”

Over de toegevoegde waarde van het promoveren als leraar is Visser duidelijk: “Promoveren brengt je toch een paar stappen verder in vergelijking met een universitaire master. Je wordt opgeleid tot wetenschapper. Je bekijkt zaken – zowel op je werk als privé – toch kritischer.” Deze kritische blik vindt ook Niemeijer belangrijk: “Het maakt jezelf en de school onderzoekend. Ik vind dat een goede zaak, want als leraar verwacht je van je studenten dat ook zij elke dag nieuwsgierig zijn, en elke dag iets leren. Niet doorleren; dat kan eigenlijk niet als leraar!”

ReactiesReageer