Als kanker veel voorkomt in je familie, kun je in aanmerking komen voor een erfelijkheidsonderzoek. Wat voor informatie komt er uit zo’n onderzoek, en hoe ga je daarmee om?
Tonnie was 44 toen ze voor het eerst borstkanker kreeg. Op dat moment stond ze er niet bij stil dat er een erfelijke aanleg zou kunnen zijn. Totdat haar zus een paar jaar later dezelfde diagnose kreeg. “Mijn moeder vertelde toen dat zij twee nichten had met borstkanker. Een nicht van mij had het ook”, zegt Tonnie. “Ik besprak het met de oncoloog. Die stelde voor om genetisch onderzoek te doen.”
Als meerdere familieleden kanker hebben, zou er een erfelijke aanleg in het spel kunnen zijn. Genetisch onderzoek kan daar duidelijkheid over geven. Wanneer is een erfelijkheidsonderzoek relevant, en wat kun je verwachten van de uitslag?
Erfelijkheidsdokter
Een huisarts of oncoloog kan mensen met een ‘verdachte familiegeschiedenis’ doorverwijzen naar een klinisch geneticus. Niet iedereen die bij de klinisch geneticus komt, komt meteen in aanmerking voor DNA-onderzoek, vertelt Margreet Ausems, klinisch geneticus bij de afdeling genetica van het UMC Utrecht.
“We gaan eerst na of er wel een reden is om aan een erfelijke aanleg te denken. Bijvoorbeeld omdat je jong ziek werd, omdat de tumor bepaalde kenmerken heeft, of omdat er meerdere mensen in je familie kanker hebben gehad.”
Als er voldoende aanwijzingen zijn voor een erfelijke aanleg, en de persoon om wie het gaat wil het, voert het klinisch genetisch centrum een DNA-onderzoek uit. Bij voorkeur eerst bij de persoon die ziek is (geweest). “Want als je bij die persoon geen foutje in een kankergen vindt, hoef je de gezonde familieleden ook niet te testen. Dan zul je bij hen ook niets vinden.” Als er sprake is van een erfelijke aandoening, worden familieleden als zij dat willen ook onderzocht.
De kans dat het DNA-onderzoek uitwijst dat er sprake is van een foutje in een kankergen is heel klein, zegt Martina Cornel, hoogleraar maatschappelijke aspecten van genetica aan het Amsterdam UMC. “Van alle mensen die borstkanker krijgen heeft vijf tot tien procent een erfelijke aanleg. Bij darmkanker is het ook vijf tot tien procent.” Veruit de meeste mensen ontwikkelen kanker zonder genetisch belast te zijn.
Veel mensen doen een erfelijkheidsonderzoek omdat ze willen weten of hun familieleden verhoogd risico lopen. Maar dit is niet de enige reden om een DNA-onderzoek te laten doen. Het is ook belangrijk om te weten voor jezelf. “Als je een erfelijke vorm van kanker hebt, heb je vaak ook een verhoogde kans op een andere kanker”, zegt Ausems. Bij bepaalde vormen van erfelijke darmkanker is de kans op baarmoederkanker hoger, en erfelijke borstkanker geeft soms ook een grotere kans op eierstokkanker. Als je dat weet, kun je je laten controleren op andere vormen van kanker.
Het DNA-onderzoek
Om te onderzoeken of iemand een erfelijke vorm van kanker heeft, wordt meestal bloed afgenomen. “Uit een bloedtest kun je veel informatie halen over meerdere genen”, vertelt Cornel.
Na vier tot acht weken volgt de uitslag. Er zijn drie mogelijke uitslagen. De kans op een normale uitslag is het grootst: er worden op basis van de huidige kennis geen verdachte variaties gevonden in bekende kankergenen. Een andere mogelijkheid is een variant in een kankergen waarvan we weten dat deze erfelijke kanker veroorzaakt. “Dan ben je drager van een erfelijke aanleg voor kanker. We kunnen je dan precies vertellen welke risico’s dat voor jou en je familie met zich meebrengt”, zegt Ausems.
De derde mogelijkheid is een variant met een onbekende betekenis. “Die uitslagen zijn lastig te interpreteren. Het laboratorium heeft wel een verandering gevonden in een kankergen, maar we weten niet of die onschuldig is of niet”, legt Ausems uit. Bij zo’n uitslag weet je niet waar je aan toe bent, en is het maar afwachten of toekomstig wetenschappelijk onderzoek meer duidelijkheid zal bieden.
Moeilijke keuze
Vanwege haar familiegeschiedenis kwam Tonnie in aanmerking voor genetisch onderzoek. Ze kreeg na het gesprek met de klinisch geneticus eerst bedenktijd. Het doen van zo’n onderzoek kan tenslotte gevolgen hebben voor de hele familie. “Niet iedereen wil het weten als er een erfelijke ziekte in de familie zit. Daarom heb ik het van tevoren besproken met mijn dochters, nichtjes, een zus en andere familie.”
De kans is klein dat er een erfelijke factor wordt gevonden. “Als ze wel iets vinden, kan het moeilijk worden. Dan komen sommige familieleden voor een keuze te staan: wil ik hier aan meedoen of niet? En als ik te weten kom dat ik erfelijk belast ben, wat ga ik er dan mee doen? In sommige families kiezen dochters voor het preventief verwijderen van de borsten. De gevolgen kunnen ingrijpend zijn.”
Toch besloot Tonnie het onderzoek te laten doen. Er werden geen varianten in de onderzochte borstkankergenen gevonden. “Dat was op dat moment een opluchting, want familieleden kwamen nu niet voor moeilijke keuzes te staan.”
Steeds meer onderzoek
Dat er in Tonnies onderzoek geen erfelijke factoren werden gevonden, geeft helaas nog geen garantie dat er geen sprake is van een erfelijke aandoening. Ausems legt uit: “Er is dan niets gevonden, maar de familiegeschiedenis ziet er nog precies hetzelfde uit. En die is wel verdacht. Het is mogelijk dat erfelijke factoren een rol spelen, maar dat we ze nog niet kennen en kunnen opsporen.”
“Mijn genetische test werd afgenomen in 2008. De artsen vertelden me toen dat het onderzoek naar erfelijke factoren nog in volle gang was”, vertelt Tonnie. Inmiddels weten we veel meer over borstkankergenen en ook over genen die betrokken zijn bij andere vormen van kanker. Tonnie werd destijds alleen onderzocht op varianten in de genen BRCA1 en BRCA2. Door de jaren heen zijn er meer borstkankergenen ontdekt. Maar ook van die genen blijkt bij Tonnie geen sprake te zijn.
DNA opslaan
Op dit moment krijgen lang niet alle mensen voor wie het relevant kan zijn een DNA-onderzoek aangeboden. Dat kan verschillende redenen hebben. Soms is het voor een arts moeilijk om over een erfelijkheidsonderzoek te praten. Ausems maakt zich hard voor training van huisartsen, chirurgen, gynaecologen en oncologen om patiënten met een mogelijk erfelijke vorm van kanker te herkennen en DNA-onderzoek beter bespreekbaar te maken.
Een van de aanleidingen was een overleg over een patiënt met maagkanker tien jaar geleden. De man was 45 jaar oud en zou niet meer genezen. “Vanwege kenmerken van de tumor had de man een goede reden voor genetisch onderzoek, maar de behandelend chirurg zei: deze man zal binnenkort overlijden en heeft jonge kinderen, hij heeft nu wel wat anders aan zijn hoofd.”
In zo’n geval is het mogelijk om DNA op te slaan, zodat familieleden later alsnog een DNA-onderzoek kunnen laten uitvoeren als ze dat willen. Ausems zorgde dat een arts dit besprak met de patiënt, hoe moeilijk dat ook was. De man wilde meewerken aan de opslag van zijn DNA. “Jaren later hebben we zijn vrouw en kinderen teruggezien, en is het DNA-onderzoek alsnog ingezet. Het bleek om een erfelijke aanleg voor maagkanker te gaan. De uitslag had ingrijpende gevolgen voor de kinderen en andere familieleden.”
Nieuwe ontwikkelingen
Door de jaren heen ontdekken onderzoekers steeds meer genvarianten die een verhoogd risico op kanker veroorzaken. De klinisch genetische centra hebben helaas niet de capaciteit om iedereen op de hoogte te houden. Mensen die in het verleden een genetisch onderzoek hebben gedaan, moeten dus af en toe informeren naar nieuwe ontwikkelingen die voor hem of haar relevant kunnen zijn.
“De afspraak is dat ik contact opneem als er iets verandert in de familie”, zegt Tonnie. Ze kreeg zelf ongeveer vijftien jaar na haar eerste diagnose nogmaals borstkanker aan dezelfde kant. Enkele jaren later werd een nichtje van haar gediagnosticeerd met borstkanker. Ook zij deed een DNA-onderzoek, maar weer werd geen variant in een borstkankergen gevonden.
Tonnie houdt de ontwikkelingen in de gaten. Ze leest er bijvoorbeeld over in bladen van Borstkankervereniging Nederland. Ook stelt ze veel vragen aan behandelend artsen en oncologen. “Je moet veel vragen als je veel wil weten. Schrijf alle vragen op die bij je naar boven komen. En als je het zelf niet kan, zoek dan iemand die informatie voor je kan opzoeken. Blijf er niet mee zitten.”