Nederland zal uiteindelijk op de zevende plek eindigen in de ranglijst van de aankomende Olympische Spelen in Rusland. Tenminste, dat beweren economen van de Rijksuniversiteit Groningen. Zij pasten economische modellen toe op de Spelen en kwamen tot deze conclusie. Maar kunnen we eigenlijk wel iets met dat soort voorspellingen?
Ze beginnen alweer bijna: de Olympische Winterspelen. Los van alle politieke moeilijkheden die de Spelen omringen, denkt heel Nederland natuurlijk maar aan een ding: hoeveel medailles gaan ‘onze jongens en meiden’ dit jaar binnenhalen?
De Rijksuniversiteit Groningen loopt alvast op de zaken vooruit en berekende dat Nederland op de zevende plaats uit gaat komen, met maar liefst 14 medailles. Zes gouden, vijf zilveren en drie bronzen plakken gaan er in het vliegtuig mee naar huis. Dat beweren een Groningse economiestudent en twee professoren aan de hand van een model dat ze hebben gemaakt.
Het model houdt rekening met de drie voorgaande spelen en, belangrijker nog, de resultaten van de wereldkampioenschappen in het jaar van de Spelen. Ook het thuisvoordeel nemen ze mee. Dat voordeel is niet onaanzienlijk: het scheelde in de afgelopen drie Olympische spelen maar liefst zeven medailles, waarvan vijf gouden.
De economen maken in hun model ook onderscheid tussen sneeuw- en ijssporten, omdat er dit jaar veel nieuwe sneeuwsporten zijn toegevoegd. Als een land zich alleen daarop focust, wint het veel meer medailles dan een model dat dat verschil niet erkent zou voorspellen. Op dezelfde manier zou Nederland volgens het model relatief minder medailles winnen, maar op de ijssporten – waar schaatsen onder valt – wint Nederland relatief weer veel.
In de voorspelling staat als een paal boven water dat Rusland dit jaar gaat winnen. Ze presteren bijna altijd goed op de Winterspelen, maar met het thuisvoordeel kan zelfs het altijd succesvolle Amerika geen verzet bieden. Tenminste, dat rolt uit het model van de economen.
Onzekerheid is er altijd
De vraag is echter of je met een paar observaties uit het verleden wel betrouwbaar de toekomst kan voorspellen. Valt er bij zoiets als sport überhaupt van te voren wel iets over de uitslagen te zeggen?
“Zeker weten doe je het nooit – ons model kent behoorlijk wat onzekerheid,” vertelt Gerard Kuper, één van de auteurs van het artikel over de Olympische voorspellingen. Volgens hem is er een gemiddelde afwijking van twee medailles met de werkelijkheid.
Die afwijking kan aan van alles liggen: onverwachte blessures, verkeerde wissels of een atleet die het veel beter doet op de Spelen dan in de rest van het jaar.
Kuper: “Denk aan Mark Tuitert bij de laatste spelen; zijn gouden plak was niet te voorspellen. Dat houd je altijd; het zit ingebakken in de statistische benaderingen. Wat we wél kunnen zeggen is dat ons model de best mogelijke voorspelling is die je kan maken, puur met statistische middelen.”
Onwetenschappelijke lijstjes
Er bestaan vele andere manieren van voorspellen; in de VS houden ze bijvoorbeeld van dag tot dag lijsten bij van aantallen medailles. Daarbij houden ze ook bij welke atleet wat gaat winnen, enzovoort. “Die lijstjes worden ge-update, dus zijn soms nauwkeuriger. Maar er zit verder geen wetenschap achter; dus voor zover er geen zekerheid is, is het puur giswerk”, aldus Kuper.
Kuper en collega’s gebruikten het model ook om voorgaande spelen te voorspellen. Daaruit bleek maar hoe onnauwkeurig zoiets kan zijn; in 2002, bij de spelen in Salt Lake City, had Nederland volgens de Groningse voorspelling met 7 medailles, waarvan 2 goud, moeten eindigen. In plaats daarvan nam Nederland er 8 mee naar huis, met één extra gouden. De uiteindelijk plaats in de ranglijst verschilde daardoor aanzienlijk: berekend op de twaalfde plek kwam Nederland uiteindelijk terecht op de negende.
In 2006 zat het model er 2 medailles naast. Niet slecht, maar als je bedenkt dat Nederland meestal minder dan 10 medailles meeneemt, kan zo’n afwijking toch behoorlijk vertekenen.
Is zo’n wetenschappelijke voorspelling uiteindelijk dan wel iets waard? Kuper benadrukt dat een perfecte medaillevoorspeller niet hun doel is: “als je van te voren al perfect zou aanvoelen hoe de spelen lopen, kan je ze net zo goed afschaffen. De onverwachtheid maakt sport leuk.”
Voor hem is dit dan ook meer een leuke toepassing van de modellen die hij bij zijn werk dagelijks gebruikt. “Dezelfde ideeën waarmee we de economische veranderingen proberen te voorspellen, kan je ook voor dit soort dingen gebruiken. Dat vind ik grappig.”