Naar de content

Sterren spotten doe je zo

Recensie ‘Met een verrekijker het heelal in’

Bebaarde man met blauw jack kijkt door een verrekijker, tegen een grijze achtergrond.
Bebaarde man met blauw jack kijkt door een verrekijker, tegen een grijze achtergrond.
Freepik

Sterrenkijken doe je met een telescoop, zou je denken. Paul Bakker laat zien dat je als amateursterrenkundige misschien meer hebt aan een verrekijker. Hij schreef er een uitstekend handboek over.

30 augustus 2024

Bij veel mensen ligt hij ergens diep in de kast: een verrekijker. Misschien is hij ooit gekocht voor een vakantie, maar inmiddels ziet hij voornamelijk stof. Zonde! Want waarom zou je het niet gebruiken om op safari te gaan in het stukje natuur pal boven je hoofd? De verrekijker is namelijk uitermate geschikt voor sterrenkijken.

Amateurastronoom Paul Bakker vat de kracht van het binoculair als volgt samen: ‘Een verrekijker heeft een groot beeldveld, is transportabel, is snel inzetbaar en snel weer op te ruimen. Het kijken met twee ogen is fijn. (…) Verder is een verrekijker makkelijk in gebruik, hoeft niet veel te kosten en … er is ontzettend veel mee te zien!’

Bakker schreef een leesbaar en nuttig handboek voor achtertuinastronomen: ‘Met een verrekijker het heelal in.’ Het boek staat bol van tips om de meest geschikte verrekijker voor jou te vinden, advies voor de beste waarneemtechniek en – niet onbelangrijk – beschrijvingen van de mooiste plekjes aan de hemel. Bovendien blijkt Bakker goed in het overbrengen van de wetenschap achter de meest in het oog springende kosmische objecten.

Enige oefening

Misschien wil je als je het boek hebt – net als de auteur van deze recensie - zo snel mogelijk beginnen met waarnemen. De dubbelsterren, sterrenhopen en planetaire nevels wachten op je! Dat kan, want je slaat het boek in het midden open en je kunt meteen aan de slag met een lading waarneemtips, inclusief kaartjes om de hemelse objecten te vinden. De kern van het boek vormen 42 deep sky-verrekijkerobjecten: dingen die véél verder weg staan dan de astronomisch gezien nabije maan en de planeten, maar die wel een mooi beeld opleveren door de verrekijker.

Observeren met de verrekijker vergt enige oefening. Het beeld trilt als gevolg van onbedoelde bewegingen van de waarnemer en het is even wennen aan de grootte van het beeldveld – bij een gemiddelde verrekijker is dit pakweg tien volle manen op een rij. Het opsporen van dubbelster Cygnus Omicron (een van de tips van Bakker) lukt redelijk vlot; deze is met het blote oog als een zwak puntje te zien. Met de verrekijker wordt het interessanter: het sterrenduo bestaat uit twee zonnen met onmiskenbaar verschillende kleuren, blauw en geel. Sterrenhoop M39 is uitdagender: ook door de verrekijker is het niet meer dan een wazig vlekje. Het is alleen te vinden op basis van een hemelkaart in het boek, die je als een spoorzoeker langs een reeks van steeds zwakkere sterren naar je doel leidt.

De dubbelster Cygnus Omicron in het sterrenbeeld Zwaan bestaat uit een (hete) blauwe ster een (minder hete) gele begeleider.

Jefffisher10, CC BY-SA 4.0 via Wikimedia Commons

De enthousiaste waarnemer doet er overigens goed aan om even terug te bladeren naar het begin van het boek, want ook de inleidende hoofdstukken zijn het lezen waard. Daar vind je een opfrishoofdstuk over hoe het zit met die getallen als ‘8 x 40’ op de verrekijker, hoe het apparaat werkt en hoe je hem instelt. Daarnaast is er een stoomcursus astronomie. Bakker beperkt zich uiteraard tot wat je zelf kan waarnemen, van planeten en sterrenbeelden tot de Melkweg, en legt helder uit wat je hiervan kunt zien.

Mocht je aan het einde van het waarneemgedeelte nog dieper de materie in willen duiken, dan kan dat. Bakker voegde aan het einde nog een paar verdiepende hoofdstukken toe met tips om je te oriënteren op de sterrenhemel, over de maanfasen en over de werking van de verrekijker.

Zichtbaar plezier

Bakker is een goede verteller. Of het nu gaat over het verhelderen van de (toch wel complexe) werking van een verrekijker of de geschiedenis van de sterrenbeelden, nergens wordt het saai. Ook ontpopt hij zich tot een prima wetenschapspopularisator. Feilloos legt hij uit welke soorten nevels er zijn, vertelt hij over onze plek in de Melkweg en beschrijft hij de schaal van het zonnestelsel. Het boek is ook met zichtbaar plezier en humor geschreven. Hij grapt dat de drukker niet mee wilde werken aan zijn plan om een uitklapbaar zonnestelsel op ware schaal af te drukken (ter verdediging van de drukker: dit zou 2249 uitvouwbare bladzijden kosten).

Het handboek doet wat het moet doen en geeft een enorme lading tips. Van voor de hand liggende adviezen (zoek een donkere plek en trek warme kleding aan) tot obscure trucs (laat je armen met verrekijker al liggend comfortabel rusten op de randen van een rubberboot op het droge). Duidelijk is dat de auteur veel ervaring heeft met de kunst van het verrekijken.

Goed is dat Bakker doet aan verwachtingsmanagement. Bewust staat het boek niet vol met plaatjes van prachtige en kleurrijke, maar misschien niet erg realistische nevels. In plaats daarvan vind je plaatjes met de vlekjes zoals je ze écht zult zien. Dat we die kleurenpracht van de beroemde Hubble-foto’s niet zien, is vooral een tekortkoming van onze eigen ogen, die bij zwak licht nauwelijks kleur registreren.

Valt de hele onderneming van het sterrenverrekijken dan toch een beetje tegen? Niet als je je waarnemingen inkleurt met je gedachten, en deze gids helpt daarbij. Want hoe bijzonder is het bijvoorbeeld dat je met je eigen ogen licht van ons buursterrenstelsel Andromeda kan zien dat 2,5 miljoen jaar onderweg is geweest. ‘Laat je gedachten maar lekker wegdwalen’, schrijft Bakker uitnodigend.

Paul Bakker, ‘Met een verrekijker het heelal in. Een praktische gids’, Uitgeverij Noordboek, 152 blz, € 24,90.