Nederland staat in de top drie van landen die het slechtst presteren op het gebied van duurzame energie. Dat schrijft de Europese Commissie deze maand in het tweejaarlijkse voortgangsverslag over duurzame energie. Europa als geheel gaat het gestelde doel van twintig procent duurzaam in 2020 wel halen, is de verwachting.
Van alle EU-landen bungelt Nederland bijna onderaan als het gaat om het aandeel duurzame energie in de totale energieconsumptie. De Europese doelstelling voor 2020 – voor ons land veertien procent – gaan we met de teller op 4,5 procent waarschijnlijk dan ook niet halen.
Ook Luxemburg (3.6 procent), Malta (3.8 procent) en het Verenigd Koninkrijk (5.1 procent) doen het niet al te best. Koploper in Europa is Zweden met 52.1 procent, direct gevolgd door Letland (37.1 procent) en Finland (36.8 procent). De meerderheid van de EU-landen haalt de tussentijdse doelstelling wel.
Europa presteert duurzaam
Wereldwijd doet Europa het wat duurzame ofwel hernieuwbare energie erg goed. Zeker in vergelijking met landen als China en de VS, waar de subsidies op energie uit fossiele bronnen erg groot zijn (zie de kadertekst verderop). Onder duurzame energie wordt gerekend: biomassa, waterkracht, wind- en zonne-energie en geothermie (aardwarmte).
In Nederland is duurzame energie grotendeels afkomstig uit biomassa (zeventig procent in 2013) en windvermogen (twintig procent). Geothermie groeit snel maar het aandeel is klein, evenals de bijdrage van zonnestroom. In Europa levert na biomassa waterkracht de meeste groene stroom. Waterkracht heeft in ons land door het geringe hoogteverschil juist een klein potentieel, maar het aantal getijdencentrales neemt wel toe.
Nationale Energieverkenning 2014
Een aandeel van 14 procent duurzame energie zoals afgesproken met Europa zullen we weliswaar nog niet bereiken in 2020, maar verwacht wordt dat een ruime verdubbeling tot 10,6 procent (nu is het 4,5 procent) in de komende vijf jaren wel mogelijk is. Dat schrijven vier onderzoeksinstellingen onder de vlag van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) in de eerste Nationale Energieverkenning (NEV) 2014, die eerder dit jaar uitkwam. Behalve ECN werkte ook het Planbureau voor de Leefomgeving, het Centraal Bureau voor de Statistiek en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland aan de energieverkenning.
Volgens de NEV zal in Nederland in 2020 twintig procent van het finale energiegebruik uit duurzame bronnen komen en is de elektriciteitsopwekking dan al voor de helft duurzaam. Opwekking van groene stroom loopt dus voor op het totale eindgebruik van duurzame energie.
Grote vlucht voor windvermogen
Ondanks de geringe prestatie vergeleken met andere Europese landen, heeft Nederland wél goede voornemens. Ons land heeft, anders dan bijvoorbeeld België, ook nationale doelstellingen geformuleerd die verder gaan dan de in Europees verband gestelde doelen. Zo is Nederland van plan niet de met de EU afgesproken 14% te halen, maar is zestien procent het streefcijfer voor 2023.
Ook is ons land bovengemiddeld ambitieus met windenergie. Zo moet er in 2020 maar liefst zesduizend megawatt aan windparken op land staan en in 2023 ook nog eens 4450 megawatt op zee. Een belangrijk voornemen is om de kostprijs van offshore windstroom te laten dalen.
Werk aan de winkel
In Nederland kunnen deze ambities de windenergiesector veel banen gaan opleveren. De Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA) becijferde deze week dat dit wel kan oplopen tot veertigduizend arbeidsplaatsen. Uitgaande van vier arbeidsplaatsen per geïnstalleerde megawatt en een voorgenomen investering van zestien miljard euro zou de hele windsector er van kunnen profiteren: van de bouw en onderhoud van de turbines tot en met handel en transport van elektriciteit.
Exporttechnologie
Overigens komen nieuwe banen niet alleen tot stand in de windsector. Volgens de NEV is de helft van de nieuwe banen in ons land gerelateerd aan duurzame energie, waaronder zowel hernieuwbare energie als energiebesparing wordt verstaan. Ook de eerdergenoemde getijdenturbines kunnen economisch interessant zijn: we hebben misschien weinig locaties voor getijdencentrales, maar Nederland kan de technologie wel exporteren naar landen waar de condities voor getijdenenergie gunstiger zijn.
Uiteenlopende motieven
De Europese landen hebben elk zo hun eigen beleid om de EU-doelstellingen te halen. Zo stimuleert België duurzame energie mede vanuit de behoefte aan leveringszekerheid: de eigen kerncentrales vertonen mankementen en de aanvoer van atoomstroom in Frankrijk is tegenwoordig beperkt. Denemarken is al decennia bezig met autonomie op energiegebied. In dat land, dat in 2050 volledig onafhankelijk wil zijn van fossiele brandstoffen, zijn de burgers zowel maatschappelijk als financieel sterk betrokken bij het realiseren van windparken, zodat het windvermogen daar een grote vlucht neemt.
Bij onze oosterburen bestaat de ambitie om veel verder te gaan dan de Europese doelstellingen. Dit komt voort uit de breed gedragen Energiewende, een grootschalige transitie naar duurzame energie. Sinds Duitsland kernenergie in 2011 in de ban heeft gedaan, neemt zonne- en windenergie er een grote vlucht. Evengoed verstookt Duitsland nog steeds veel fossiele brandstoffen, zoals bruinkool, voor de opwekking van stroom.
Voor de EU als geheel worden de drie pijlers in Europa 2020, behalve duurzame energie ook CO2-reductie en energiebesparing, aangevuld met het thema van de leveringszekerheid. Sinds de opkomst van de politieke spanningen tussen Europa en Rusland zijn de milieumotieven wat meer naar de achtergrond verdwenen. Bij het vaststellen van de nieuwe Europese doelstellingen voor 2030 zal energieonafhankelijkheid daarom een steeds belangrijker motief worden om duurzame energie te realiseren.