De deeleconomie lijkt in eerste instantie ontzettend duurzaam. Als we minder spullen nodig hebben, stoten we immers minder koolstofdioxide uit. Maar de positieve effecten op het milieu lijken overschat. Zo gaan reizigers die in een Airbnb-woning slapen, vaker op reis en nemen deelautomobilisten minder vaak de trein. Waar komt dat paradoxale gedrag vandaan?
De economie van de toekomst draait om delen in plaats van bezitten. Delen deden we altijd al met onze buren, vrienden en familie, maar via internet doen we dat nu ook met onbekenden. Inmiddels heeft bijna een kwart van de Nederlanders wel eens iets gedeeld via een online deelplatform, zoals een huis via Airbnb, een auto via Snappcar of een heggenschaar via Peerby, zo becijferde Kaleidos Research eind vorig jaar. Uit hetzelfde rapport blijkt dat ongeveer twee derde van de Nederlanders denkt dat delen bijdraagt aan het verminderen van milieuvervuiling.
Beter benut
Dat klinkt aannemelijk als je kijkt naar de definitie van de deeleconomie. “In de deeleconomie laten mensen elkaar gebruikmaken van hun onbenutte consumptiegoederen, eventueel tegen betaling”, zegt Koen Frenken, die begin vorig jaar zijn oratie als hoogleraar innovatiestudies hield. Volgens zijn definitie van de deeleconomie gaat het dus om goederen die gedeeld worden en daardoor beter worden benut. Daardoor hoeven er minder spullen geproduceerd te worden en zijn in totaal minder goederen nodig, wat leidt tot minder energieverbruik en een lagere CO2-uitstoot.
Deze logica gaat zelfs op voor alle online deelplatformen. Stel dat je een gat in je muur wilt maken om een schilderij op te hangen en je hebt geen boor. Dan zijn er vier soorten platformen waar je naar toe kan: je koopt een tweedehands boor van een particulier (bijvoorbeeld op Marktplaats), je huurt een boor van een bedrijf (bijvoorbeeld via Bo-rent), je huurt een klusser in die voor jou het gaatje in de muur boort (bijvoorbeeld via Werkspot), of je vraagt aan een particulier om een boor te lenen of huren (bijvoorbeeld op Peerby). In al deze gevallen hoef je zelf geen nieuwe boor te kopen en ben je hartstikke duurzaam bezig.
Maar is de deeleconomie daarom ook een duurzame economie? Daar blijkt verrassend weinig onderzoek naar gedaan. Een uitzondering is de studie van het Planbureau voor de Leefomgeving naar de milieueffecten van autodelen via Snappcar, Mywheels, Greenwheels en Car2Go. De CO2-uitstoot bij autodelers daalt gemiddeld acht tot dertien procent, doordat per tien autodelers ongeveer drie auto’s verdwijnen, maar ook doordat autodelers minder kilometers rijden. Sommige autodelers rijden minder, omdat ze geen eigen auto (of geen tweede auto) meer hebben, terwijl andere juist meer rijden omdat ze vaker de auto nemen in plaats van de fiets of het openbaar vervoer.
Besparen
Dat laatste noemt Juliet Schor, een Amerikaanse hoogleraar sociologie, het ripple effect. “De aannames over de ecologische impact van delen gaan altijd over de eerste zichtbare veranderingen, zoals het aanschaffen van gebruikte in plaats van nieuwe spullen, of het slapen in een privéwoning in plaats van een hotel. In eerste instantie lijkt delen dus duurzaam. Maar om de totale gevolgen voor het milieu te bepalen, moeten we ook naar de neveneffecten kijken”, schrijft Schor in deze kritische publicatie. Uit onderzoek dat Schor samen met haar studenten deed, bleek dat reizigers die in een Airbnb-woning slapen vaker op reis gaan dan mensen die in hotels slapen. Goedkoper reizen betekent dus ook vaker reizen, en dat is slechter voor het milieu dan thuisblijven.
Maar hoe zit het dan met al die mensen die denken dat delen voor minder milieuvervuiling zorgt? Dat komt doordat we delen nu eenmaal associeren met groen consumeren, schreven Scandinavische wetenschappers onlangs. Toch is ons streven om duurzaam te zijn volgens hen niet de belangrijkste reden om ons in te schrijven bij Airbnb, Peerby en Snappcar. We willen uiteindelijk vooral tijd en geld besparen.
Bestedingsgedrag
Zodra iets minder geld kost, gaan we er meer gebruik van maken. Dat is een wetmatigheid die in de wetenschap ook wel bekendstaat als Jevons Paradox. De Britse econoom Willeam Stanley Jevons zag 150 jaar geleden dat door technische verbeteringen de stoommachine efficiënter werd en minder kolen nodig had voor dezelfde prestatie. Tot zijn verbazing nam sindsdien het verbruik van kolen toe, in plaats van af. Wat was er aan de hand? Mensen konden voor minder geld de stoomtrein nemen en gingen daardoor meer reizen. Inmiddels gaat die Jevons Paradox op voor allerlei producten die energie-efficiënter worden. Zo ook voor koelkasten, die we in de loop der jaren steeds groter hebben gemaakt.
En deze paradox gaat ook op voor consumenten die geld besparen door te delen. Zij geven dat geld weer aan andere dingen uit, schrijft hoogleraar duurzaamheid Maurie J. Cohen in zijn boek The Future of Consumer Society. Want wat doet een eigenaar van een deelauto met het geld dat hij verdient? En wat doen mensen met het geld dat ze besparen door spullen te lenen in plaats van te kopen? De grootste uitdaging die we in landen met overvloed hebben, is volgens hem dat te veel mensen te veel dingen willen doen. Dus als we van onze huidige kapitalistische economie een duurzame transitie richting de deeleconomie willen maken, dan zullen we ook iets fundamenteels moeten veranderen in ons bestedingsgedrag. We moeten gewoon minder besteden. “Negeren we dit ongemakkelijke feit, dan verandert er op systeemniveau niks”, schrijft Cohen.