De droge zomer van 2018 is in Nederland nog altijd niet uitgewerkt. Op veel plekken is de grondwaterstand onder het normale niveau. Het betekent dat het land extra gevoelig is voor nieuwe neerslagtekorten.
Vorig jaar werd Europa geteisterd door een extreem droge zomer. Gele grasvelden, tegenvallende oogsten en vastgelopen schepen domineerden een paar weken het nieuws. Daarna kwam de regen, en leek het probleem te zijn opgelost. Maar op veel plekken in Nederland is de ondergrond nog steeds droog. Wat betekent dat, voor deze zomer? Krijgen we weer met waterschaarste te maken – en zo ja, wat te doen?
Neerslagtekort en watergebrek
Het neerslagtekort is het verschil tussen de hoeveelheid verdamping en de hoeveelheid neerslag. Het KNMI houdt het neerslagtekort van april tot en met september bij op zijn website. Hierbij wordt de beginwaarde in april elk jaar op nul gezet. Wat het neerslagtekort laat zien, is dus de droogte van het huidige seizoen, veroorzaakt door het weer. Met wateroverschotten of –tekorten in de ondergrond, overgeërfd van het voorgaande jaar wordt geen rekening gehouden.
Maar die tekorten zijn er wel, zegt Dimmie Hendriks, onderzoeker grondwaterbeheer bij Deltares. De neerslag van afgelopen winter was niet voldoende om de grondwaterstanden tot het gebruikelijke niveau te herstellen, en in het voorjaar viel wederom vrij weinig regen. De grondwaterstand is in de dertig jaar dat deze gemeten wordt nog niet eerder zo laag geweest.
Met name op de hoge zandgronden is het droog – zoals in Brabant, in delen van Twente en de Achterhoek, op de Veluwe, de Hondsrug en de Utrechtse Heuvelrug. “In de lagere gebieden kan je nog extra water inlaten vanuit de Rijn en de Maas”, zegt Hendriks. Dat is bij de hoge zandgronden niet het geval.
Prognoses
Hoe groot het droogteprobleem de komende maanden nog wordt, hangt vanzelfsprekend af van het weer. Om er uitspraken over te kunnen doen, maakte Deltares prognoses voor drie scenario’s: een droge, een gemiddelde en een behoorlijk natte zomer. “Ook in het laatste geval zal het grondwaterpeil in de hoger gelegen zandgebieden zich deze zomer waarschijnlijk niet volledig herstellen”, zegt Hendriks.
De droogte is een kostenpost voor lokale landbouwers – vooral in gebieden waar niet gesproeid mag worden – en een klap voor de natuur. “Vorig jaar was er sprake van uitgedroogde vennen en veenafbraak, en hadden veel dieren het zwaar”, zegt Hendriks. Natuurmonumenten is bezig met een inventarisatie van de huidige stand van zaken.
Ook in de laag gelegen gebieden zakt de grondwaterstand bij droogte, zij het minder dan in de hogere regio’s. Hier leiden de relatief lage grondwaterstanden tot een toename van verzilting en bodemdaling.
Wat kunnen we doen?
Waterschappen en Rijkswaterstaat verdelen het water in Nederland met behulp van stuwen, gemalen, sluizen en pompen. Sinds afgelopen zomer probeert men de droge bodems te herstellen (of te voorkomen) door het peil kunstmatig hoog te houden. “Sommige waterschappen in de hoog gelegen gebieden hebben een soort ballonnen uitgedeeld”, vertelt Hendriks. “Daar kan je duikers (buizen waardoor water wordt afgevoerd) mee afsluiten, om te voorkomen dat het water weg stroomt.” Hoe effectief dat is wordt nu uitgezocht.
Verder zorgde Rijkswaterstaat er voor dat het IJsselmeer – de grootste reservetank aan water die we in Nederland ter beschikking hebben – aan het begin van de zomer zo vol mogelijk was. Het IJsselmeer wordt gevoed door de IJssel, enkele kleinere rivieren en beken, en regenwater. Overtollig water wordt via spuisluizen en indien nodig pompen naar de Waddenzee afgevoerd. Een hoger peil ontstaat dus door minder water af te voeren naar de Waddenzee dan wordt aangevoerd naar het IJsselmeer.
Toekomst
In de toekomst zal meer nog dan nu worden ingezet op het vasthouden van water, vertelt Hendriks. Dat kan zowel op grote als op kleine schaal. Zo wordt er gepraat over wateropslag in de ondergrond bij de Veluwe, en werken sommige tuinders in het westen van het land, waar watertekort niet tot droogte maar tot verzilting leidt, met waterbekkens en ondergrondse opslag.
Naast het vasthouden van water in zandgebieden, pleit Hendriks voor een betere regulering van wateronttrekking uit de ondergrond, waardoor dat wellicht wat zuiniger kan. “Maar dan moeten we eerst goed uitzoeken welke combinaties van maatregelen het beste werken.”
Vaker?
Rest nog de vraag die tegenwoordig altijd in de lucht hangt bij dit soort weersverschijnselen: komt het door de verandering van het klimaat?
De droogte en hitte van vorig jaar werden veroorzaakt door een hogedrukgebied dat maar niet wilde verkassen, omdat de straalstroom (de wind die op zo’n 10 kilometer hoogte waait) zwakker was dan anders. Of dit met de klimaatverandering te maken had, valt niet te zeggen. Wel is de kans op een zwakkere straalstroom groter naarmate het warmer is.
En langere perioden van droogte passen in het beeld, zegt Hendriks. “De klimaatscenario’s van het KNMI geven aan dat we daar vaker mee te maken krijgen. Ook met vaker voorkomende korte perioden met hevige regen, trouwens.”
We zullen ons dus beter op dit soort situaties moeten voorbereiden, vindt Hendriks, en nadenken over wanneer en hoe we bij droogte in actie moeten komen. Er bestaan weliswaar spelregels voor droge perioden, zoals NEMO Kennislink al schreef bij de droogte van 2011, maar dat zijn nationale regels. Wat nu nodig is, denkt Hendriks, is dergelijke scenario’s ook per regio in meer detail uit te werken.