Stel je voor: een toekomst waarin klimaatverandering rampzalige gevolgen heeft, maar waarin de mensheid er toch in slaagt het roer om te gooien. Het gebeurt in de nieuwe sciencefictionroman van Kim Stanley Robinson. Wat zeggen wetenschappers ervan?
Deze maand kwam de Nederlandse vertaling uit van het nieuwe boek van sciencefiction-schrijver Kim Stanley Robinson: Het Ministerie voor de Toekomst. De bekende schrijver schreef eerder over klimaatverandering, maar niet over een toekomst die zo nabij is: de roman speelt zich in de komende dertig jaar af. Het boek leest als een realistische voortzetting van het heden.
Het begint met een spectaculaire beschrijving van een extreme hittegolf in India in 2025, die miljoenen doden tot gevolg heeft. Er wordt een nieuwe wereldwijde organisatie opgericht, het Ministerie voor de Toekomst, die opkomt voor de belangen van toekomstige generaties. Mary Murphy, de hoofdpersoon van het boek, heeft er de leiding. Het Ministerie voert vergaande maar noodzakelijke maatregelen in. Zo gaat Murphy bij alle directeuren van centrale banken in de wereld langs, en weet hen ervan te overtuigen de dollar te vervangen door een nieuwe wereldwijde munteenheid die gekoppeld is aan de hoeveelheid koolstof die wordt vastgelegd. Deze koolstofmunt maakt het lucratief om bossen aan te planten en olie in de grond te laten zitten, in plaats van op te pompen.
Van alle kanten actie
Tegelijkertijd komen er van allerlei andere kanten initiatieven om klimaatverandering tegen te gaan. Regeringen geven de natuur meer ruimte om overstromingen op te vangen. Glaciologen slagen er met technische ingrepen in om het afglijden van gletsjers op Antarctica tegen te houden.
Kim Stanley Robinson heeft ook veel aandacht voor de economie en sociale verhoudingen die we nodig hebben in de toekomst. Kapitalisme en hebzucht lijken beteugeld te worden. Werknemers worden bijvoorbeeld de belangrijkste aandeelhouders van bedrijven, en er komt een beperking op het verschil in inkomen tussen de hoogste baas en de laagstbetaalde medewerker van een bedrijf. Maar er zijn ook minder vriendelijke toekomstbeelden: klimaatterroristen, getraumatiseerd door de hittegolf in India, schieten privévliegtuigen uit de lucht en liquideren directeuren van oliebedrijven.
Tegen het eind van het boek gloort er hoop. Emissies zijn afgenomen en vliegtuigen in de ban gedaan. Mary Murphy vliegt in een luchtschip (een zeppelin) naar een vergadering in Amerika. Die reis duurt langer dan een week, maar het is goed toeven aan boord en ze kan er haar kantoorwerk doen. De wereld lijkt tot inkeer gekomen.
Kruisbestuiving van feit en fictie
“Het is een fascinerend boek”, zegt politicoloog en planoloog Maarten Hajer, oud-directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving en hoogleraar Urban Futures aan de Universiteit Utrecht. De schrijver heeft de rapporten van het IPCC goed gelezen en blijft dicht bij de feiten, zegt Hajer, maar schrijft tegelijkertijd een spannend verhaal. “Het is daardoor geen standaard sciencefictionverhaal, maar een kruisbestuiving tussen wetenschap en fictie.”
Hajer acht het realistisch dat er de komende jaren, net als in het boek, uit verschillende hoeken actie komt om klimaatverandering tegen te gaan, óók uit de financiële wereld. Hoewel de invoering van een wereldwijde koolstofmunt nogal ver gaat, is het volgens Hajer niet ondenkbaar dat er meer van dat soort maatregelen zullen komen die het kapitalisme sterker reguleren dan tot nog toe. “Er is in Europa bijvoorbeeld al een handelssysteem voor CO2-emissies van de industrie. De hoeveelheid toegestane emissie gaat elk jaar omlaag, zodat de industrie in 2040 geen CO2 meer uitstoot. Dat is vergelijkbaar met de carbo-coin uit dit boek.” Technisch zijn dit soort maatregelen uitvoerbaar, zegt Hajer.
De macht is fantasie
Waar dit boek echt fantasie wordt, is als het om het wereldwijde Ministerie voor de Toekomst zelf gaat, zegt Hajer. In het boek krijgt het Ministerie, en de persoon van Mary Murphy, veel gedaan van regeringsleiders, banken en bedrijven. Hajer: “Het wordt niet echt duidelijk waar de macht van het Ministerie op gebaseerd is. In de werkelijke wereld neemt de macht van de VN alleen maar af, met landen als Rusland die afhaken. De VS en Saoedi-Arabië staan ook op de rem als het om klimaat gaat.” In het boek heeft het Ministerie een geheime dienst tot haar beschikking, een soort James Bond die af en toe op het juiste moment een tegenstander omlegt. “Dat is natuurlijk leuk voor een spannend verhaal, maar het verklaart niet helemaal waarom dit Ministerie zoveel voor elkaar krijgt. In werkelijkheid is het niet één krachtige organisatie die verandering veroorzaakt, maar juist een veelheid aan initiatieven uit allerlei hoeken.”
Daarbij is Hajer pessimistisch. “Ik denk dat we terechtkomen in een wereld waarin het klimaat zelf nog meer een rol gaat spelen.” Pas na nog meer klimaatrampen zullen er grote veranderingen komen. Dat gebeurt in het verhaal van Kim Stanley Robinson ook: de wereld moet eerst een mega-ramp te verduren krijgen, voordat mensen in actie komen. Waarbij Hajer aantekent dat mensen zelf eerder geneigd zijn te veranderen dan regeringen. “We hebben echt politieke vernieuwing nodig, waardoor burgers meer directe inspraak krijgen en lobbyisten van bedrijven minder.” Tegelijkertijd ziet Hajer dat ook in werkelijkheid de verandering uit veel verschillende hoeken komt, net als in het boek. “Er ontstaan in de financiële wereld goede plannen, maar ook de invloed van vakbonden en bewegingen groeit. Zie hoe Extinction Rebellion veranderde van een radicale actiegroep in een brede beweging waar grootouders met hun kleinkinderen zich thuis voelen.”
Verbeelding van de toekomst
Het is belangrijk dat dit soort boeken, maar ook films of tentoonstellingen, over de toekomst gemaakt worden, zegt Hajer. “De wetenschappers van het IPCC vertellen ons alleen dat er rampspoed op ons af komt als we niet handelen. Nu ze dat zo’n vijftig jaar gedaan hebben, moeten we constateren dat dat niet werkt. Mensen blokkeren als ze geen perspectief krijgen, geen beeld van hoe het leven er in de toekomst wél uit kan gaan zien. Daarom is dit soort futuring zo van belang. We moeten een sterk beeld ontwikkelen waar we naartoe willen, in plaats van alleen maar zeggen wat we niet willen.” Daarbij kunnen we leren van de commercie, zegt Hajer. “Die doet niet anders. Reclames spiegelen ons voortdurend een fantastische toekomst voor, als we dit of dat product kopen. Dat moeten wetenschappers ook wat meer gaan doen.”