We varen inmiddels in de tropen, maar van een strak blauwe lucht kunnen we niet genieten. Die zit verstopt achter een dikke laag woestijnstof dat neerdwarrelt op ons schip. Zo wordt het wit-blauwe onderzoeksschip Pelagia door de dagen heen steeds bruiner.
Saharazand is voor ons wetenschappers erg waardevol. Daarin zitten ijzerdeeltjes die dienen als voedingstof voor verschillende soorten organismen in de oceaan. Wanneer plankton zich voortplant, neemt het CO2 op uit de atmosfeer. De hypothese is dat stof mogelijk als ‘oceaanmeststof’ fungeert en het broeikasgas opvangt. Een relevant gegeven om verder uit te zoeken aangezien CO2 in de atmosfeer toeneemt.
Monsters en metingen
In de Atlantische Oceaan is er een belangrijke koppeling tussen stof en het leven in de oceaan. Bovenop het dak van onderzoeksschip Pelagia staan daarom stoffilters. Ze zijn verbonden aan een soort stofzuiger die automatisch aanslaat wanneer de wind uit de juiste richting komt. Dit voorkomt dat roet uit de motoren wordt opgenomen in de filters.
De meest productieve dag van het verzamelen van saharastof was op het eerste zogeheten’24 uur station’ M1. Op deze plek blijft de Pelagia meerdere uren liggen. Wetenschappers nemen monsters en doen metingen. Op het station is een boei die elke vier dagen stof opneemt in sedimentvallen. Ze worden jaarlijks leeggemaakt. De filters gaan richting het lab van het NIOZ op Texel en de vallen worden weer uitgezet op de oceaan zodat er een continue meting plaatsvindt.
Regen-indicator
Ook doen we onderzoek naar het stof dat zich in de loop van de geologische geschiedenis heeft opgehoopt op de oceaanbodem. Eén van de wetenschappelijke vragen is of er in de laatste ijstijd evenveel stof was als nu. Dat is interessant om te weten omdat de hoeveelheid stof je iets vertelt over het klimaat van vroeger. In een warm en nat klimaat verwacht je minder stof omdat het door het water en door de vegetatie wordt vastgehouden en de wind het niet zo snel omhoog blaast. Tijdens een koud en droog klimaat verwacht je wel veel stof. Doordat er relatief minder regen valt en er minder vegetatie is, wordt het minder goed vast gehouden en wordt het in grote stofwolken weggeblazen. Kortom, we gebruiken stof als paleo-klimaat-indicator die vooral veel zegt over de hoeveelheid regen.
Eenmaal terug in Nederland analyseren onderzoekers het stof en bepalen waaruit het bestaat en wat voor grootte de stofdeeltjes hebben. Nu het schip naar het westen koers zet, laten we de stofstorm achter ons. We zijn nu halverwege de Atlantische Oceaan, nog voldoende stations in het vooruitzicht voordat we aankomen in Curaçao.