Porseleinhandel is nu eens niet het onderwerp van een historisch onderzoeksproject over China. Dit keer ligt de Chinese cultuur en de wederzijdse beïnvloeding door contacten met Europeanen onder een vergrootglas. De jonge Republiek speelde daarin een belangrijke rol.
China is populair in Nederland. Ons land is één van de grootste Europese handelspartners van China en ook aan de universiteiten is de belangstelling terug te zien in Chinese cultuur- en taalstudies en onderzoeksprogramma’s. Deze culturele interesse is terug te voeren naar de zeventiende eeuw, zoals te zien is in de tentoonstelling Barbaren & Wijsgeren, Het beeld van China in de Gouden Eeuw.
Deze tentoonstelling in het Frans Hals Museum is onderdeel van het meerjarige onderzoeksproject The Chinese Impact, dat geleid wordt door Thijs Weststeijn. Hij is kunsthistoricus aan de Universiteit Utrecht en gastconservator van de tentoonstelling. Wat voor nieuwe inzichten geeft zijn project ons?
Huilende keizer
Waar wetenschappers in eerder onderzoek vooral keken naar de handelsrelaties tussen China en Nederland en naar hoeveelheden porselein die de Verenigde Oostindische Compagnie verhandelde, is dit het eerste onderzoeksproject gericht op de culturele uitwisseling, aldus Weststeijn. “Nederland liep in de zeventiende eeuw, de periode van het eerste structurele contact, voorop met publicaties over China. De reisjournaals van handelaren die het gesloten land hadden bezocht, waren thuis enorm populair. Ook de afbeeldingen erin, hoewel vaak bewerkt of zelfs verzonnen, verspreidden zich razendsnel.”
Dit bepaalde de beeldvorming over China in de Nederlanden en inspireerde weer kunstenaars. Zo schreef Vondel een historisch toneelstuk over de val van een Chinese keizer. Dit was het eerste Europese literaire werk dat zich geheel tegen een Chinese achtergrond afspeelt, met Chinese hoofdrolspelers.
Misdadige Jezus
Chinese voorwerpen maar ook personen komen sinds de zeventiende eeuw terug op Nederlandse schilderijen. “Uit ons onderzoek kwam naar boven dat de ‘Koreaan’ in het schilderij De wonderen van de heilige Franciscus Xaverius (Peter Paul Rubens, 1617-18) de Chinese handelaar Yppong was. Deze man was uit nieuwsgierigheid naar Holland meegereisd met een handelsvloot en in 1601 aangekomen in Middelburg. Rubens gebruikte Yppong als ooggetuige van de wonderbaarlijke bekeringen van Aziaten door Fransiscus.”
Naast handelaren trokken ook rooms-katholieke missionarissen van de Jezuïetenorde naar China. De informatie die zij rapporteerden aan het thuisfront was van andere aard dan de reisverslagen. “Jezuïeten beschreven dat de Chinese keizer tot tranen toe geroerd werd door de Nederlandse devotiekunst. Dit kunnen we natuurlijk niet te letterlijk nemen vanwege de religieuze agenda van de missionarissen. Wat we wel weten is dat Chinese kunstenaars Nederlandse prenten kopieerden, waaronder die van schilder Hendrick Goltzius (1558-1617). Dit was echter vooral in opdracht van Jezuïeten. De Chinezen zelf dachten dat Jezus een misdadiger was, met zijn doornenkroon.”
Oudste beschaving
Nederlandse handelaren probeerden voornamelijk vrijhandelsplaatsen te regelen in China, wat hen uiteindelijk niet is gelukt. Hierbij gedroegen ze zich niet als superieure westerlingen. Daarvoor was het land veel te groot en machtig: in China konden ze ook niet, zoals elders in Azië, met geweld voet aan de grond krijgen. Naast respect voor de macht van de Chinese keizer hadden sommige Nederlanders een grote bewondering voor de millennia-oude Chinese cultuur die zij zagen.
De oudste Europese vertaling van de Gesprekken, het belangrijkste werk van de Chinese wijsgeer Confucius (551 – 479 v. chr), verscheen in 1675 in het Nederlands. De versie in het Latijn, de wetenschappelijke voertaal in het Europa van die tijd, zou pas twaalf jaar later verschijnen.
“Het onderzoek toont aan hoezeer de auteur Pieter van Hoorn met deze Nederlandse vertaling de blik van de rest van Europa op China opende. We zien dat bij sommige tijdgenoten het Eurocentrische wereldbeeld begon te wankelen. Door de leeftijd van de Chinese cultuur begonnen wetenschappers aan de Bijbel als historische bron te twijfelen. De Bijbelse zondvloed zou namelijk hebben plaatsgevonden in 2349 voor Christus maar de Chinese jaartelling in oude bronnen ging terug tot wel 3000 voor Christus.”
De Bijbel niet letterlijk kunnen nemen was vloeken in de kerk! Klopten de Chinese bronnen niet of was de zondvloed een meer plaatselijk fenomeen geweest? Twijfel alom, blijkt uit het onderzoeksproject. “De Amsterdamse taalkundige Isaac Vossius (1618-1689) twijfelde niet aan de Chinese bronnen en ook voor aanhangers van de filosoof Spinoza (1632-1677) was dit de druppel om de Bijbel niet letterlijk te nemen. Over de oude Egyptische beschaving was sinds het begin van de zeventiende eeuw ook al bekend dat ze ouder was dan de zondvloed, maar met de Chinese jaartelling erbij kon dat geen toeval meer zijn.” De eerste fossielen zouden pas in de achttiende eeuw als zodanig worden geïnterpreteerd, dus ten tijde van deze discussie was er nog geen fysiek bewijs voor de leeftijd van de aarde.
Snelheidsduivels
De bewondering voor de wijsheid van de Chinezen zorgde ook voor de verkeerde interpretatie van bronnen. Een mooi voorbeeld hiervan is de zeilwagen. “Dit karretje, een soort kruiwagen met zeil om makkelijker goederen te verplaatsen, is in Nederland nagemaakt op basis van beschrijvingen uit China. Ze hadden het wagentje niet in actie gezien en dachten dat het om een personenvoertuig ging, maar dat bleek een creatief misverstand. Het prototype uit 1600, waarin Hugo de Groot nog mee over het strand heeft gescheurd, is goed gedocumenteerd. Op de tentoonstelling in Haarlem is een schaalmodel te zien. Helaas werkte het niet zo goed als verwacht: alleen met wind mee was het een bruikbaar vervoersmiddel. Maar het mooie is dat de overtrokken positieve beeldvorming over de Chinese cultuur en kunde in Nederland leidde tot nieuwe uitvindingen.”
Noemde De Groot de Chinezen nog de slimste onder alle volken, de westerse wetenschap leverde ook nieuwe inzichten op in China en beïnvloede daarmee de beeldvorming over de Hollanders. Deze kant van de geschiedenis was tot nu toe ver onderbelicht volgens Weststeijn. “De keizer, die werd gezien als de goddelijke bemiddelaar tussen de hemellichamen en de aarde, was vooral geïntrigeerd door de westerse kennis over astronomie en wiskunde. En hoewel de Chinezen wel het buskruit en kanonnen kenden, waren ze erg onder de indruk van de superieure westerse handvuurwapens.”
Voordat de Nederlanders voet aan Chinese wal zetten, hadden Chinezen vooral contact gehad met Portugezen. Bijzonder is dus dat ze alle Europeanen zijn gaan verbeelden als Nederlanders, namelijk groot en met rood haar. “Op de lange termijn hebben de Nederlanders echter geen indruk gemaakt, zo blijkt uit ons onderzoek. Het waren vooral een paar mannen, die tijdelijk van invloed zijn geweest op de Chinese keizer.”
Exotische details
De Vlaamse Jezuïet Ferdinand Verbiest (1623-1688) was een van deze mannen. Hij was degene die de Chinese keizer Kangxi (1654-1722) in aanraking liet komen met de westerse kennis over astronomie en wiskunde door een zonsverduistering exact te voorspellen. Verbiest schopte het tot privé-leraar van de keizer en tot hoofd van het observatorium in de Verboden Stad Beijing. Hiervoor liet hij de instrumenten bouwen. Een van zijn collega-missionarissen schreef een boek met alle verzamelde informatie over China, wat verscheen in 1668. De Nederlandse vertaling was erg populair en werd ook illegaal gekopieerd en uitgebracht.
“Het was inhoudelijk een belangrijk boek, hoewel de informatie erg gekleurd was. De grondgedachte van dit boek was dat de Jezuïeten goed werk deden in China. Chinezen zouden altijd al christelijk zijn geweest, maar ze waren het even vergeten. Bewijs hiervoor was een christelijke grafsteen uit de achtste eeuw.” Vanwege Verbiest liet de keizer prekende christenen hun gang gaan in zijn rijk.
Van een heel andere orde is het reisverslag met tekeningen van Johan Nieuhof. Als handelaar was hij ooggetuige en daarmee had zijn boek een beschouwende en niet-religieuze insteek. De afbeeldingen in zijn reisjournaal lieten voor het eerst China naar het leven zien, hoewel hier en daar wat opgeleukt met exotische details door zijn uitgever. Het waren vooral deze afbeeldingen die dit razend populaire boek een succes maakten.
“De prenten van Nieuhof zijn als voorbeeld gebruikt en kregen veel navolging in de kunst. Zo zie je ook de verzonnen aanvullingen terugkomen, bijvoorbeeld bij de Chinese architectuur. De pagode van Nanking hoort zeven verdiepingen te hebben, maar er werd er een extra aan toegevoegd, inclusief wat krullen. Vervolgens zie je pagoden met acht verdiepingen opduiken op Nederlandse afbeeldingen, zo blijkt uit ons onderzoek. De invloed van dit boek op de Nederlandse beeldvorming over China was enorm.” De wetenschappers zijn nog niet klaar met dit deel van het onderzoek, en gaan onder andere nog kijken naar de kleding en haardracht van de Chinezen in de prenten. Een ander aspect dat nog meer onderzocht zal worden is de rol die Chinese vrouwen speelden bij het contact met Hollanders.
China druppelde zo in verschillende dimensies de Nederlandse cultuur binnen. Niet alleen door de miljoenen stuks porselein of het namaak Delfts Blauw voor dagelijks gebruik maar ook in het idee van een superieure cultuur. “Dit zorgde voor een zeldzame situatie waarbij Nederlanders bewonderend opkeken naar de oudste beschaving aan de andere kant van de wereld. En niet alleen bij de wetenschappers hè, ook andere Nederlanders vonden Oost-Azië razend interessant. Verschillende soorten informatie, of het nu via reisjournaals, prenten of de krant binnenkwam, vond gretig aftrek.”
Satire
In 1680 schreef Vossius nog vol bewondering over Chinese kunst, wetenschap en de verlichte keizer die naar zijn onderdanen luisterde. Maar na 1700 ebde de interesse in China en de Bijbelse discussie onder Nederlandse geleerden een beetje weg. De pogingen tot vrijhandel waren mislukt en alle handel verliep via Batavia, het huidige Jakarta. “Er is dan geen direct contact meer met China waardoor de wetenschappelijke en culturele uitwisseling verdwijnt. In andere Europese landen groeit juist de interesse in China en het zwaartepunt van het debat verschuift naar universiteiten in Londen en Parijs, waar wetenschappers verder discussiëren over de Chinese cultuur. De Franse filosoof Voltaire meent bijvoorbeeld dat de Chinese keizer Qianlong een verlicht despoot is, in tegenstelling tot zijn eigen autocratische koning.”
Maar ook dat viel tegen en in de achttiende eeuw bleven nog twee stereotypen over. Het land was of hemels of Chinezen waren onbetrouwbaar tuig. In Nederland zouden de Chinezen vooral nog te vinden zijn in de satirische literatuur, die de bewondering van Vossius en zijn tijdgenoten belachelijk maakten.
“Dat de missionarissen die in China verbleven, door de paus werden teruggeroepen, was wel de doodsteek voor de culturele uitwisseling met Nederland. De invloed van de Chinese keizer was volgens de paus te groot op zijn Jezuïeten, ze ‘verchineesten’ teveel. De Chinese keizer was hierdoor diep beledigd en legde in 1715 de religieuze vrijheid van de christenen in zijn rijk aan banden.”
De afname van de bewondering heeft ook te maken met de politieke situatie in Nederland volgens Weststeijn. “In de zeventiende eeuw waren de Nederlanders bezig met het articuleren van een eigen identiteit als nieuwe natie. Veel van hun eigenwaarde hing af van de VOC successen, wat je terugziet in de schilderijen. Honderd jaar later, wanneer de Republiek is gevestigd, is dat minder nodig.”