Met een miljoen kan je het salaris van vier promovendi betalen, voor vier jaar. Naast dit salaris is er in de rechtstheorie weinig nodig – slechts genoeg voor een stapel boeken en een bezoek aan enkele conferenties. Of toch niet? Mijn collega’s gun ik vooral de ruimte om onderwijs en onderzoek serieus te nemen.
Gadgets hebben we niet nodig, we hebben geen laboratoria, en empirisch onderzoek is binnen ons vakgebied gelukkig nog niet de norm. Waar hebben we aan de rechtenfaculteit dan wel meer geld voor nodig? Ik zou zeggen: voor de tijd om een boswandeling te maken.
Volle agenda
Werken aan de rechtenfaculteit gaat vaak gepaard met een grote onderwijstaak, zeker als je departement verplichte vakken in de bachelor verzorgt. Onderwijs is erg leuk en natuurlijk een belangrijk onderdeel van werken aan de universiteit. Ik hou ervan om mijn kennis met studenten te delen. Ik zet mijn gedachten daarmee op scherp en leer altijd weer van een fris perspectief uit de zaal. Zo beschouwd gaan onderzoek en onderwijs erg goed samen. Toch kan onderwijs ook erg afleiden. Voor fundamenteel onderzoek heb je rust nodig in je hoofd. Concentratie. De tijd om uit het raam te staren. Je kent het wel: de beste ideeën komen op de fiets, juist omdat je het dan allemaal even los laat. Hoe kan je op creatief staan als je agenda bijna net zo vol is als je inbox?
Rust is weinig onderzoekers gegeven. Dat komt niet alleen door de onderwijstaak. Het is lastig om de tijd te nemen. Het is altijd mogelijk om nog meer te doen. Nog een boek lezen. Nog een conferentie pakken. Nog een artikeltje schrijven. Vooral dat laatste is erg verleidelijk, nu je zelfs met een simpel inkoppertje wel je publicatielijst verlengt en je kans op een onderzoeksbeurs verbetert. De cultuur aan de universiteit is van hectische werkweken, lange cv’s en korte vakanties (of erger nog: vakantiedagen opnemen om eindelijk aan je onderzoek te werken). En ironisch genoeg is dat eigenlijk helemaal niet zo productief, want daarmee gunnen we onszelf niet de tijd om echt iets goeds neer te zetten.
Op het moment komen veel posities aan de universiteit voort uit de zogeheten tweede- en derde geldstroom. Met andere woorden: miljoenen worden vooral gebruikt om nieuwe onderzoeksprojecten te financieren, en niet om mensen aan te stellen. Dat ziet er op papier uit als een mooie vooruitgang. Met een nieuw project komen nieuwe onderzoeksrapporten (de zogeheten deliverables) en daarmee ook, mogen we hopen, nieuwe kennis over relevante onderwerpen.
Maar zo’n project gaat gepaard met een strakke planning, zet senior onderzoekers neer als projectleiders, en biedt vooral kansen aan promovendi – die vier jaar getraind worden tot onafhankelijk onderzoeker om vervolgens weinig kans te maken op een aanstelling. Bovendien zijn onderzoekers veel tijd kwijt aan cv’s en onderzoeksvoorstellen. Je zou bijna vergeten waar het in de wetenschap om gaat.
Meer tijd
Hoe kunnen we de rechtswetenschap dan wel productiever maken? Ik zou zeggen: door meer ruimte te bieden aan onderzoekers die na hun promotie nog verder willen in de wetenschap. Meer aanstellingen voor universitair docenten betekent meer handen in de collegezaal en meer tijd voor eigen fundamenteel onderzoek. Bovendien hoeven departementen dan niet zo op promovendi te leunen om buiten hun arbeidscontracten om het onderwijs te verzorgen. Nog efficiënter is het om docenten voor langere tijd aan te stellen, zodat de vakken niet elk jaar opnieuw uitgevonden hoeven te worden.
Het blijft natuurlijk aan onderzoekers zelf om ervoor te zorgen dat ze de vrijgekomen tijd goed besteden. Maar met één klap hebben we wellicht twee vliegen te pakken: meer “medior” posities en langere contracten aan de universiteit betekent ook minder concurrentie en onzekerheid, waardoor onderzoekers meer tijd durven te nemen om kwaliteit te waarborgen. Met meer ruimte komt beter werk, daar ben ik van overtuigd.