De wereld verliest in rap tempo planten- en diersoorten. Wat jij daaraan kunt doen? Met wat je elke dag eet heb je grote invloed op de biodiversiteit, zegt Liesje Mommer, hoogleraar bij Wageningen Universiteit.
Het gaat niet goed met de diversiteit van het leven op aarde. Uit een recent rapport van het Wereldnatuurfonds blijkt dat sinds de jaren zeventig de populatie wilde dieren met 73 procent is afgenomen. “De belangrijkste oorzaak van de achteruitgang van die biodiversiteit”, zegt Liesje Mommer, “is de manier waarop ons voedsel wordt geproduceerd”. Mommer is hoogleraar Ondergrondse Ecologie en boegbeeld biodiversiteit bij Wageningen Universiteit. “Wij mensen zijn de oorzaak. Ernstig, maar dat maakt ook dat we er iets aan kunnen doen. Met wat je eet draag je enorm bij aan het probleem, of juist aan de oplossing.”
De diversiteit aan gewassen en dieren die gehouden worden in de landbouw was vroeger veel groter dan nu. Voedseljournalist Dan Saladino ontdekte dat je eind negentiende eeuw in Engeland vier jaar lang elke dag een appel kon eten, en elke dag een ander appelras kon proeven. Nu liggen er nog maar een handvol appelrassen in de winkel – Elstar, Jonagold, Granny Smith. Zo is het ook met ander voedsel. Vroeger werden er bijvoorbeeld wereldwijd wel 26 duizend verschillende variëteiten rijst geteeld, nu nog maar rond de 64.
Dat komt omdat de landbouw de afgelopen honderd jaar een enorme verandering heeft doorgemaakt. Akkerbouw is efficiënter geworden. Gewassen worden vaak grootschalig verbouwd, met maar één soort op de akker. Die monoculturen zijn gevoelig voor ziekten, waardoor meer bestrijdingsmiddelen nodig zijn. De grootschaligheid en homogeniteit leidde tot goedkoop voedsel. Maar daardoor is de diversiteit afgenomen, zowel op de akker als in het landschap eromheen.
Er wordt nog maar een handvol gewassen verbouwd. En de grootschalige productie met bestrijdingsmiddelen en kunstmest hebben een negatief effect op de biodiversiteit in de gebieden daaromheen. Heggen, sloten en akkerranden zijn vaak verdwenen uit het landschap, met de natuur die daarbij hoort.
Daarnaast wordt de biodiversiteit ook bedreigd doordat de landbouw veel land in beslag neemt. Voor de productie van vlees en zuivel worden veel koeien, varkens en kippen gehouden. Die worden onder andere gevoerd met soja en graan, dat wordt aangevoerd naar Nederland. De teelt daarvan vraagt veel ruimte buiten Nederland, bijvoorbeeld in Zuid-Amerika. Daarvoor wordt tropisch bos gekapt, wat ten koste gaat van de biodiversiteit in die gebieden. Tachtig procent van alle ontbossing wereldwijd wordt veroorzaakt door de landbouw, zegt Mommer.
Gevaarlijk
“Gevolg van de organisatie van ons voedselsysteem, is dat twee derde van de wereldwijde oogst in gewicht afkomstig is van slechts negen gewassen”, zegt Mommer. Dat zijn mais, rijst, tarwe, aardappel, cassave, soja, palmolie, biet en riet. Terwijl er 382 duizend soorten planten op aarde zijn, waarvan er 6000 gecultiveerd worden voor voedselconsumptie. Mommer: “Niet alleen op ons eigen bord ligt weinig diversiteit, maar wat wij eten lijkt ook heel erg op wat mensen in de VS of in China eten. We eten wereldwijd steeds meer hetzelfde.”
Daar schuilt een groot gevaar in, zegt ze. Als er ziektes in die gewassen of dieren komen, heeft dat mogelijk grote gevolgen. Denk bijvoorbeeld aan de banaan. Wereldwijd wordt hetzelfde genotype banaan verbouwd. Een schimmelziekte bedreigde tot twee keer toe de wereldwijde bananenteelt. De schimmelziekte is alleen tegen te gaan door het gebruik van heel veel bestrijdingsmiddelen. Meer genetische diversiteit (verschillende variëteiten) zou de teeltsystemen voor banaan beter bestand maken tegen dergelijke ziektes. Veredelaars hebben jaren gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw type, wat onlangs gelukt is.
Een grotere diversiteit aan gewassen is veiliger, vertelt Mommer. “Diversiteit leidt tot robuustere systemen. Sommige soorten zijn bestand tegen de ene ziekte, andere tegen de andere. Sommige kunnen beter tegen droogte, of juist te veel water. Meer diversiteit zorgt dat de landbouw tegen een stootje kan, en beter bestand is tegen ziektes, plagen en klimaatverandering.” Biodiversiteit in het algemeen is ook nodig voor de voedselproductie, zegt Mommer. Heel veel fruit en noten en andere gewassen zijn bijvoorbeeld afhankelijk van bestuivers zoals bijen en zweefvliegen.
Het kan anders
De afgelopen jaren deden Mommer en haar collega’s in Wageningen onderzoek naar hoe de biodiversiteit in de landbouw te vergroten is. Bijvoorbeeld door meer samen met de natuur te boeren. Dat kan door verschillende soorten gewassen in hetzelfde veld door elkaar te verbouwen. Teel je bijvoorbeeld mais en tuinbonen door elkaar, dan blijkt de oogst van beiden hoger te zijn dan wanneer je ze apart teelt, vertelt Mommer. “Planten hebben interactie met elkaar. In een meer biodiverse landbouw proberen we daar gebruik van te maken.” Zo zijn er ook voorbeelden van boeren die met succes verschillende gewassen in stroken van enkele meters naast elkaar telen.
Dat vraagt wel om aanpassingen in de teelt, zegt Mommer. Als een boer bijvoorbeeld bloemkolen teelt in stroken, levert dat minder kolen op dan wanneer je een heel veld vol zet met bloemkool. “Waar voorheen een hele vrachtwagen gevuld werd, is dat nu niet zo, dus dat vraagt aanpassingen in de logistiek.” Strokenteelt of mengteelt vraagt ook om andere, kleinere, landbouwmachines. Werden vroeger in de agrotechnologie steeds grotere en zwaardere machines ontwikkeld, nu gaat het juist om kleinere en lichte machines, of robots die verschillende gewassen kunnen herkennen.
Ook de huidige regels vragen om aanpassing voor deze nieuwe vormen van landbouw. Want welke bestrijdingsmiddelen een boer mag gebruiken verschilt per gewas. Zet je ze door elkaar, dan kan je niet hetzelfde middel spuiten. Dat leidt nu tot te veel papierwerk.
Aanpassing
“We zien dat boeren in ons project met heel veel vakmanschap aan het werk zijn”, zegt Mommer. “Op dit moment is het nog heel moeilijk om een boterham te verdienen aan een meer biodiverse landbouw. Maar dit zijn wel onze pioniers.”
Naast de teelt, moet ook de keten van verwerking en voedselproductie zich aanpassen. Boeren in Zuid-Frankrijk experimenteren bijvoorbeeld al met het telen van verschillende soorten graan door elkaar heen. Maar de bakkers hebben graag één soort graan, waar meel met een voorspelbaar gehalte aan gluten uit komt. Dat vraagt om afstemming tussen telers en afnemers, zegt Mommer. En ook veredelaars van landbouwgewassen en handelaren in zaden moeten zich aanpassen als boeren meer diversiteit op hun akkers willen. Veredelaars zijn nu gericht op het kweken van gewassen die het goed doen in monoculturen. Maar ga je soorten mengen, dan vraagt dat om andere gewaseigenschappen. Supermarkten moet hun aanbod verbreden, en de voedselverwerkende industrie, die de chips en koekjes maken, moeten leren werken met ingrediënten die afwijken van de standaard.
Genoeg?
Kunnen we met een meer biodiverse landbouw wel genoeg voedsel produceren om iedereen in de wereld te voeden? Mommer: “Dat kan zeker. Want het is niet een kwestie van meer produceren, maar van beter verdelen. Als wij minder vlees eten, dan is er meer landbouwgrond over om op een natuur-inclusieve manier voedsel te verbouwen.”
Als je wil bijdragen aan meer biodiversiteit, helpt het dus om minder vlees en zuivel te eten. Maar het helpt ook als je letterlijk meer verschillende soorten voedsel eet. Mommer: “Probeer een maand lang elke dag iets anders te eten. En haal het niet alleen in de supermarkt, want daar liggen maar een paar soorten groenten in het schap. Haal het ook bij de lokale boer of op de markt. Verbouw je eigen voedsel, of koop het bij een lokaal voedselinitiatief, zoals Herenboeren of Lenteland. Drink bier van lokale gerst, of brood van tarwe die in de buurt verbouwd is. Zo krijg je ook meer verbinding met het landschap waar je woont.” Want verbinding met wat je eet is het begin van de verandering, denkt Mommer. “Als je niet meer weet waar het vandaan komt en als je niet meer ziet hoe iets groeit, dan kan je er ook niet voor zorgen.”
Het mooie, zegt Mommer, is dat biodiversiteit zich herstelt als de natuur meer ruimte krijgt. “Haal je de stenen uit je tuin, en plant je wat meer inheemse soorten, dan komen er vanzelf meer bijen en vogels.” Begint een boer met strokenteelt, dan herstelt de biodiversiteit zich. “Want de natuur oordeelt niet. Zij is niet haatdragend, al hebben we haar nog zo verruïneerd. Als je er ruimte aan geeft, komt het gewoon weer terug – nog wel.”