Bouw geen hoge dijken en dammen, maar maak slim gebruik van de natuur. Dat stelt de kersverse hoogleraar Peter Herman van de TU Delft. Want grote projecten als de Afsluitdijk zijn alweer achterhaald nog voordat ze af zijn.
Tot ver over de landsgrenzen is de Afsluitdijk beroemd. Het geldt als hét voorbeeld van ingenieus Nederlands ingenieurswerk. Dat het een knap staaltje techniek is, ontkent Peter Herman niet. Maar hij wijst er wel op dat het project nog voor de voltooiing al ingehaald was door de realiteit. “De Afsluitdijk werd aangelegd om land te winnen voor de landbouw. Maar door het gebruik van kunstmest was dit helemaal niet meer nodig toen het eindelijk klaar was. De productiviteit van de landbouwgrond steeg daardoor al enorm”, zegt Herman. Hij is net aangesteld als hoogleraar ecological hydraulic engineering van de TU Delft. Daarnaast is hij senior onderzoeker bij kennisinstituut Deltares.
Ook delen van de Deltawerken, nog zo’n paradepaardje van Nederlands ingenieurswerk, zijn al achterhaald, stelt Herman. “De stormvloedkering van de Oosterschelde kan nog een aantal decennia mee, maar is niet bestand tegen een hoge zeespiegelstijging. Er is veel natuur verloren gegaan bij de aanleg van de Deltawerken. Daar is bij bepaalde stukken gekozen voor dammen, vooral om de landbouw van zoetwater te voorzien. Bijvoorbeeld de Grevelingen is met een dam afgesloten. Dat was vroeger een heel rijk natuurgebied met een rijke populatie zeedieren en vogels. Het sloot aan op de Biesbosch, een zoetwatergebied. Je zag er veel migraties tussen vispopulaties. Maar na de afsluiting is besloten de Grevelingen niet te verzoeten, terwijl er wel veel prachtige natuur verloren is gegaan.”
Ruimte voor de zee
Herman pleit voor een andere aanpak. Volgens hem is het veel beter om geen harde zeeweringen te bouwen zoals hoge dijken en dammen. In plaats daarvan moet je slim gebruik maken van de natuur. “Kies niet voor zulke radicale ingrepen als de Afsluitdijk en de Deltawerken, maar blijf dichter bij wat je kent. Dan houd je wat je waardeert. Kies voor een aanpak die je aan kunt passen. Dan kan je veel beter inspelen op problemen die in de toekomst spelen.”
Een voorbeeld van deze aanpak is de zee wat meer ruimte geven. Nu zie je vaak landbouwgrond achter een primaire dijk, die ervoor moet zorgen dat we droge voeten houden. “Vervang deze door een lagere zomerdijk, waar het water in de winter soms overheen gaat. Dan krijg je in de brede zone tussen deze twee dijken veel sedimentatie. Dat is handig omdat het land op veel plekken langs de kust daalt. In dit tussendijkse gebied kan je ook nog schelpdieren winnen. Je geeft weliswaar een stukje land op, maar je maakt er dan toch nog gebruik van.”
De aanpak die Herman voorstelt sluit aan bij meer ruimte geven aan rivieren, bijvoorbeeld door uiterwaarden te creëren. Dat wordt inmiddels op veel plekken in Nederland toegepast. Daardoor treden rivieren soms buiten hun oevers, zonder dat huizen onder water komen te staan. ‘Bouwen met de natuur’ wordt dit wel genoemd. Eenzelfde soort aanpak zou dus ook bij de zeeweringen goed werken, volgens de kersverse hoogleraar.
Mississippi
Herman doet momenteel veel onderzoek in het buitenland, onder meer op het Indonesische eiland Java. “Daar willen we mangroves restaureren om de kust op een natuurlijke manier te beschermen. We passen de omgeving dan zo aan, dat mangroves gaan groeien. Die hebben een behoorlijk dempend effect op de golven – als ze maar breed genoeg zijn. Ze absorberen als het ware de golf.”
Maar dat is niet het hele verhaal. De bodem daalt op Java met tien centimeter per jaar. “Dat komt door het oppompen van zoet water voor onder meer drinkwater en de industrie. Tegen zo’n bodemdaling valt niet op te werken, dus moet je het probleem van de bodemdaling ook oplossen. Het regent daar in principe genoeg, dus het is mogelijk om water op te vangen. Je moet dit erbij betrekken, anders werkt geen enkele oplossing. Het gaat dus om een benadering waarbij je naar het hele systeem kijkt.”
Herman wijst op een recente publicatie in Nature over de Amerikaanse rivier de Mississippi. Daarin tonen de onderzoekers een positieve correlatie aan tussen het aantal dijken en de ernst van overstromingen. “Ze brengen niet meer veiligheid, maar juist extra onveiligheid. Door dijken aan te leggen, beperk je de ruimte voor de natuur. Wanneer het water hoog staat, kan het alleen maar verder omhoog en gaat het vanzelf een keer over de dijk heen. Bovendien verdwijnt in de Mississippi door al die harde zeeweringen het sediment naar de delta en daarna de diepzee. Daardoor voedt de rivier de delta niet meer met sediment, waardoor grote gebieden in de delta wegzinken en hun vegetatie verliezen. Er zijn nu programma’s opgezet om een deel van het water af te takken. Dijken hebben op de lange termijn nadelige gevolgen. Dat is voortdurend een constante.”
Ontvolkt Zeeland
Het is niet de eerste keer dat de mensheid leert dat we rivieren en de zee meer ruimte moeten geven in plaats van alles in te perken, volgens Herman. “We weten het eigenlijk al eeuwen”, zegt hij. Herman wijst erop dat in Zeeland zo’n tweeduizend jaar geleden in de tijd van de Romeinen veel land werd ontwaterd voor de landbouw. “Dat leidde tot forse overstromingen en daarna raakte het gebied ontvolkt. In de middeleeuwen werd het weer bebouwd, maar gingen mensen op hogere delen wonen. Toch ging het weer mis, want toen werd met het zogeheten indijken begonnen. Wanneer je een stukje land omsloot met dijken was het van jou. Zo raakte veel ingepolderd. Bij storm werd het water hierdoor juist opgestuwd en klotste het tegen de dijken omhoog. In de zestiende eeuw waren er heel veel overstromingen en lag het waterniveau zeer hoog. Bij de Mississippi zie je nu dus iets soortgelijks.”
Achteraf valt altijd makkelijk te begrijpen waar het misging, geeft Herman toe. Maar hij vindt het belangrijk om nu beter te begrijpen hoe het dan wel moet. “Daar wil ik me op richten. Door wetenschappelijk onderzoek te doen en verder te kijken dan alleen naar het water en het aanleggen van dijken louter als oplossing te zien. We nemen ook omliggende gebieden, bodemdaling en sedimentafzetting mee. We moeten het gehele systeem in kaart brengen, want alles werkt met elkaar samen – soms zelfs honderden kilometer lang. Als je die onderlinge samenhang niet begrijpt, is het onmogelijke om tot juiste oplossingen te komen.”