Diabetes staat bekend als sluipmoordenaar, omdat een te hoge bloedsuiker op den duur leidt tot complicaties. Bij patiënten met diabetes type 1 is de bloedsuikerspiegel soms moeilijk te reguleren. Oorzaak: de cellen die insuline produceren zijn defect. Tot nu toe zijn patiënten aangewezen op het spuiten van insuline. Pas als dat echt niet werkt, wordt transplantatie overwogen. Binnen het Diabetes Cell Therapy Initiative (DCTI) is gezocht naar verbetering en alternatieven.
Alles wat we eten wordt in het lichaam omgezet in glucose: brandstof voor de cellen. Maar de cellen kunnen die brandstof niet zomaar opnemen. Daarvoor is insuline nodig.
De alvleesklier maakt die insuline. Dat gebeurt in de zogenoemde eilandjes van Langerhans; clusters van verschillende celtypen die uiteenlopende hormonen afscheiden. De bètacellen in de eilandjes zijn verantwoordelijk voor de productie van insuline.
Eén miljoen
Bij diabetes type 1 valt het eigen afweersysteem de eilandjes in de alvleesklier aan. Die raken daarbij zo sterk beschadigd dat ze geen insuline meer produceren. Glucose kan dan niet meer door de cellen worden opgenomen en blijft achter in het bloed. Als dat chronisch gebeurt, kan dat leiden tot complicaties als blindheid, nierfalen, hartklachten en amputaties.
Diabetes type 2 is een heel ander verhaal: type 2 is een stofwisselingsziekte waarbij het lichaam langzaam ongevoelig wordt voor insuline, wat onbehandeld tot dezelfde problemen kan leiden.
In Nederland leven ongeveer één miljoen mensen met diabetes. Daarvan zijn er 900.000 met type 2 en 100.000 met type 1. Toch is binnen DCTI gekozen om onderzoek te doen naar nieuwe behandelingen voor diabetes type 1. Projectleider Eelco de Koning legt uit waarom: “De glucoseregulatie bij diabetes type 1 is in het algemeen gecompliceerder dan bij diabetes type 2. Patiënten moeten meteen insuline gaan spuiten, terwijl er bij type 2 eerst iets gedaan kan worden met het dieet of met tabletten.”
Eilandjestransplantatie
Het constante risico op een te hoog of juist te laag glucosegehalte maakt dat patiënten met diabetes type 1 de hele dag met hun ziekte bezig zijn. De impact is zo groot, omdat mensen voortdurend moeten rekenen. Wat ga ik doen vandaag, wat ga ik eten en hoeveel insuline heb ik dan nodig? En zelfs al is die insulinetherapie heel strak, dan nog lukt het soms niet om het glucosegehalte onder controle te krijgen.
Patiënten kunnen in Nederland sinds een paar jaar een eilandjestransplantatie ondergaan. Daarbij worden de eilandjes van Langerhans uit de alvleesklier van een overleden donor gehaald en ingespoten bij de patiënt. Na transplantatie is de glucoseregulatie bij vrijwel iedereen veel stabieler. Maar sommige mensen blijven langere tijd zonder insuline, terwijl anderen nooit zonder insuline kunnen of er zelfs na korte tijd toch weer op over moeten.
Cellen verpakken
Transplantatie is dus nog niet zo efficiënt en dat heeft verschillende oorzaken. Zowel tijdens de transplantatie als eenmaal in het lichaam van de patiënt gaan er insulineproducerende cellen verloren. Om de donorcellen veilig naar de plaats van bestemming te loodsen, is er binnen DCTI gewerkt aan verschillende dragermaterialen. De Koning: “Door de donorcellen te verpakken, creëer je een omgeving waarin de cellen zich zo goed mogelijk thuis voelen. Het verlies blijft dan beperkt.”
Alternatieve bronnen
Naast het efficiëntieprobleem speelt ook donortekort een belangrijke rol. Met het aantal donoren dat er nu is, is vijftig tot honderd eilandjestransplantaties per jaar het maximum. Maar er komen ieder jaar 1.600 nieuwe patiënten bij. Daarom is er binnen DCTI gezocht naar alternatieve bronnen om insulineproducerende cellen uit op te kweken. De grootste uitdaging daarbij: hoe kunnen we cellen zo opkweken dat er uiteindelijk genoeg is om alle patiënten met diabetes type 1 te behandelen.