“Paus steunt Trump.” Nep of echt? Op sociale media wordt steeds vaker nepnieuws verspreid. Waar komt dit plotseling vandaan? En hoort nepnieuws bij het internet of heeft het al een langere geschiedenis?
“Taylor Swift SHOCKS Music Industry: ‘I voted for Trump’ of CNN: ‘Drunk Hillary Beat Sh*t Out of Bill Clinton on Election Night’. Je bent ze vast wel eens tegengekomen: berichten op internet die net een echt nieuwsbericht lijken, maar in werkelijkheid grote kul bevatten. Dit soort zogenaamd ‘nepnieuws’ is de laatste paar weken in het ‘echte’ nieuws gekomen omdat verschillende journalisten en wetenschappers bezorgd zijn over de invloed ervan op de politiek. De overwinning van Donald Trump bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen kan misschien zelfs voor een deel door de verspreiding van dit soort berichten via sociale media verklaard worden.
Rinkelende kassa
Waar komt dit nepnieuws plotseling vandaan? Critici wijzen vooral op de opkomst van clickbait en het online verdienmodel. Hoe meer mensen je naar je site trekt, hoe meer de kassa rinkelt, en opportunisten maken daarvan handig gebruik door sensationeel nieuws letterlijk te verzinnen. De paus steunt Trump?! Clicks gegarandeerd. Analisten wijzen verder vaak op de rol van sociale media. Nepnieuws wordt ons aangeraden door mensen die we vertrouwen, onze familie en vrienden, en juist hierdoor is het zo moeilijk om ‘echt’ van ‘nep’ te onderscheiden. De opkomst van nepnieuws zou dus een gevolg zijn van moderne technologie.
De vraag is of deze analyse wel klopt. In een blog merkt historica Alexandra Samuel op dat de huidige discussie over fake news de laatste is in een lange rij van debatten die de schuld voor maatschappelijke veranderingen legt bij de opkomst van het internet: ‘How the Internet Ruined Everything”. Maar, vraagt Samuel, was vroeger wel alles beter? Bestond er vroeger niet net zo goed nepnieuws? Of was het, voor de opkomst van sociale media, makkelijker om ‘echt’ van ‘nep’ te onderscheiden? Kunnen we misschien lessen trekken uit het verleden?
Nepnieuws in de zeventiende eeuw
Hoewel het nu misschien zo lijkt, is nepnieuws geen nieuw probleem. Het historische blog the many-headed monster wijst erop dat er in de zeventiende eeuw al op grote schaal nepnieuws verspreid werd. Tijdens de Engelse Burgeroorlog (1642-1645 en 1648-1649) publiceerden news books, een voorloper van de moderne krant, bewust allerlei onwaarheden om het conflict te beïnvloeden. Mediahistoricus Jean Chalaby betoogt in zijn boek The Invention of Journalism (1998) dat ‘echt’ nieuws, oftewel onpartijdige berichten gebaseerd op onderzoek van onafhankelijke journalisten, een vrij recente uitvinding is. Vóór het midden van de negentiende eeuw, en ook nog daarna, vloeiden feit, fictie, nieuws en propaganda vaak naadloos in elkaar over. Ons huidige beeld van onpartijdig nieuws ontstond pas toen kranten, zoals de The Times in Londen, ontdekten dat ze geld konden verdienen aan het onpartijdig controleren van de macht.
Veel mediahistorici betogen dus dat de markt waar lezers bepalen wat voor soort krant ze willen kopen over het algemeen een positieve invloed heeft op de ‘echtheid’, het feitelijke karakter, van het nieuws. Kennis is macht, en mensen kopen daarom graag een krant waar harde feiten instaan. Aan de andere kant moeten we erkennen dat deze markt vaak ook precies het tegenovergestelde effect heeft.
Yellow Journalism
Een bekend voorbeeld hiervan is het zogenaamde Yellow Journalism.Aan het einde van de negentiende eeuw probeerden twee krantenmagnaten, Joseph Pulitzer en William Randolph Hearst, de controle te krijgen over de New Yorkse lezersmarkt. Hun kranten, New York World en New York Journal, publiceerden steeds sensationeler, en soms zelfverzonnen, nieuws om de oplage te laten stijgen. Hearst wordt er zelfs van verdacht dat hij, via zijn contacten in de Amerikaanse politiek, een rol zou hebben gespeeld bij het uitbreken van de Spaans-Amerikaanse Oorlog van 1898. Een van zijn journalisten beweerde dat Hearst hem een telegram stuurde met de tekst: ‘You furnish the pictures and I’ll furnish the war.’ Hoewel het bewuste telegram nooit is opgedoken, is de uitspraak tekenend voor Yellow Journalism: sensationeel nieuws, of het nou waar is of niet, verkoopt kranten.
Natuurlijk zijn de papieren kranten van Hearst en Pulitzer niet hetzelfde als het neppe nieuws op sociale media. Journalisten en wetenschappers, zoals socioloog Zeynep Tufekci, wijzen er terecht op dat het huidige nepnieuws ons niet door geldbeluste miljonairs wordt verkocht, maar ons wordt aangeraden door mensen die we vertrouwen, onze familie en vrienden op sociale media. Het nepnieuws verspreidt zich zo vele malen sneller en krijgt een heel nieuwe dynamiek. Daarbij komt nog dat nepnieuws in tabloids en boulevardbladen door de schreeuwerige vormgeving op goedkoop papier door lezers als vanzelf met een korreltje zout werd genomen. Op Facebook daarentegen ziet alles er exact hetzelfde uit: een hysterisch verhaal over de moordende Clintons van een obscure blog ziet er exact hetzelfde uit als een diepgravend artikel van de Washington Post. Hoewel de context dus zeker anders is, denk ik dat een historische vergelijking wel duidelijk maakt dat we moeten oppassen om ‘de schuld’ te geven aan een bepaalde technologie, zoals de papieren kranten of sociale media.
Zal nepnieuws een steeds groter fenomeen worden? Dat is lastig te zeggen. Veel factoren, zoals wet- en regelgeving, zelfregulering en de ontwikkeling van onze omgang met sociale media spelen hierbij een rol. Het is in ieder geval goed om ons te realiseren dat nieuwsconsumenten waarschijnlijk altijd een golfbeweging blijven vertonen tussen ‘echt’ onafhankelijk nieuws waarmee ze de macht kunnen controleren en ‘nep’ sensationeel nieuws, dat goed bij hun politieke overtuiging past. Het besef dat nepnieuws bestaat en belangrijk is, kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat lezers weer op zoek gaan naar betrouwbare bronnen. De New York Times, een van de belangrijkste kranten van vandaag de dag, werd voor een deel populair doordat lezers rond 1900 genoeg hadden van het sensationele en verzonnen nieuws van de yellow journalists. Ook in 2016 lijkt de verspreiding van nepnieuws op internet het belang van echt nieuws te onderstrepen: na Trump’s verkiezing namen 132.000 mensen een digitaal abonnement op de New York Times, tien keer zo veel als normaal.