Wie denkt dat mensen alleen maar bang zijn voor de dood omdat het pijn kan doen, heeft het mis. Sommige zijn banger voor De Enorme Leegte Van Het Niet Bestaan, voor het oordeel van een god, en weer anderen willen hun geliefden niet verdrietig maken. Er zijn zelfs zoveel antwoorden mogelijk, dat psychologen er nog lang niet over zijn uitgepraat. Jongeren, ouderen, mannen en vrouwen: zijn hun doodsangsten echt zo verschillend?
Aan de toekomst denken is vaak leuk. Voorpret voor je vakantie bijvoorbeeld. Maar wanneer mensen te ver vooruit denken, naar het laatste moment van hun leven, de dood, dan is het snel afgelopen met de pret. Denken aan de dood is uiteraard een onplezierige bezigheid. Hoe onplezierig dat is verschilt natuurlijk per persoon: de een voelt zich bij typische doodsgedachten hooguit ongemakkelijk, de ander wordt gegrepen door een onheilspellende angst.
Even voor de duidelijkheid: we hebben het hier over denken aan de dood, niet over doodsangsten uitstaan. Doodsangsten uitstaan kan haast elk dier op aarde. Wanneer ze bijvoorbeeld worden opgevreten door de ander. Nee, we hebben het hier over de emotie die je ervaart, zelfs in veilige of niet-beangstigende situaties, wanneer je denkt aan dood-zijn of doodgaan.
Maar waarom worden mensen bang bij denken aan de dood? Wetenschappers zijn er nog lang niet over uit, en zoals je in het filmpje hierboven ziet, zijn de antwoorden allesbehalve eenduidig. Daar kwam ook gerenommeerd dood-psycholoog David Lester achter, toen hij in de jaren zestig hetzelfde aan een grote groep mensen vroeg. Hij stuitte op gelijke antwoorden, plus nog wat religieuze overdenkingen, zoals Gods oordeel: ben ik een goed of slecht mens geweest?
Lester was de eerste die zijn vondsten op een wetenschappelijke manier ordende. Met zijn methode hebben dood-psychologen de afgelopen jaren interessante weetjes over onze gedachten aan het laatste moment opgerakeld.
Collett-Lester-enquête
Voordat we de resultaten induiken, eerst even iets over Lesters methode. Hij maakte met zijn collega Lora-Jean Collett een speciale ‘doodsangst’-enquête waarin hij zoveel mogelijk antwoorden op de doodsangst-vraag onder elkaar zette en in cijfers liet uitdrukken. Wanneer je als proefpersoon je de enquête invult, moet je een lijst uitspraken langslopen en op een schaal van 1 tot 5 aangeven hoe zenuwachtig je je voelt bij de gedachte aan elke uitspraak (1 is weinig, 5 is erg). Er zitten uitspraken bij als ‘Het zien van iemands dode lichaam’ en ‘Sterven in een ziekenhuis zonder vrienden en familie’. Enzovoorts.
De uitspraken vallen elk onder een van de volgende vier categorieën: (1) het sterven van jezelf, (2) dat van anderen, (3) het dood-zijn van jezelf, en (4) dat van anderen. Zo kun je als dood-psycholoog in getallen uitdrukken in hoeverre mensen angst hebben voor hun eigen dood ten opzichte voor bijvoorbeeld de dood van anderen.
Wie is het bangst voor welke dood?
Wat hebben we nu gehad aan de Collett-Lester-enquête? Robert Neimeyer, een dood-psycholoog, somde in 1993 alvast wat resultaten op in zijn standaardwerk The Death Anxiety Handbook.
Dankzij de enquête weten we bijvoorbeeld of cursussen over omgaan met de dood nu echt helpen. Verrassing: ze helpen niet altijd. Omgaan-met-dood-workshops bestaan bijvoorbeeld al jaren, vooral voor medisch personeel, maar ze blijken niet altijd even goed te werken. In sommige gevallen blijkt zo’n workshop bij verpleegkundigen de angst voor dood alleen maar te verergeren. Maar wat wel werkt, zo ontdekten psychologen McDonald en Hilgendorf in 1986, is een cursus over irrationele angst voor de dood – ook wel thanatofobie. Die helpt de angst verminderen. En wie een cursus basispsychologie volgt, blijkt naderhand juist méér te vrezen voor doodgaan; vooral voor het doodgaan van anderen.
Interessant is dat de metingen voorzichtig moeten worden uitgevoerd. Elke cursus lijkt namelijk in eerste instantie vaak wél te helpen: wie direct na een workshop wordt ondervraagd, scoort minder angstig op de Collett-Lester-enquête. Maar dat zegt niets. Je weet dan dat je net zo’n cursus hebt gedaan, waardoor je de de enquête onbewust met een dappere instelling aanpakt. Gelukkig zijn goede psychologen niet zo makkelijk overtuigd: om te ontdekken dat sommige cursussen de doodsangst verslechteren, lieten de wetenschappers twee weken later ondervraagden opnieuw de enquête opnieuw invullen. Toen bleek in de sommige gevallen _ zoals de verpleegkundigen – de doodsangst weer evenzo erg als voor de cursus, of zelfs erger.
Oud en jong, man en vrouw
Meerdere psychologen, waaronder Robert Neimeyer zelf, kwamen eveneens in de jaren tachtig een totaal onverwachte vondst tegen: mensen voor wie de dood nadert blijken er helemaal niet banger voor te zijn dan gezonde mensen. Jong, oud, ziek, gezond, het maakt allemaal weinig uit. Waarom dat zo is valt moeilijk te zeggen. Misschien is het juist wel zo, oppert Neimeyer, dat wanneer de dood nadert, je dat feit eerder accepteert. Overigens zijn er ook onderzoeken die wél een verschil tussen jong en oud vonden, maar het effect is klein en er vallen helaas weinig conclusies te trekken. Kortom: het laatste woord over ouderen en jongeren is nog niet gezegd.
Tussen mannen en vrouwen lijkt wel een verschil in angst voor de dood te bestaan. Zo scoren vrouwen gemiddeld een hogere angst op de Collett-Lester-enquête dan mannen; althans, in sommige onderzoeken. Of ze echt banger zijn dan mannen valt te betwijfelen: mannen doen zich vaak stoerder voor dan ze zijn in psychologieonderzoek, waardoor ze op angsten onevenredig laag scoren. Aan de andere kant blijkt uit cijfers van het Nationaal Kompas Volksgezondheid dat in Nederland meer vrouwen dan mannen aan een angststoornis lijden – vastgesteld door diagnose.
Lief
Hoe inconsistent of vaag eerdere bevindingen in het dood-onderzoek ook zijn, blijkt uit nieuw onderzoek een romantische zekerheid: ongeacht je geloof en houding tegenover de eigen dood zijn mensen altijd bang voor het sterven van geliefden. Gemiddeld dan. Uitzonderingen zaten er wel tussen, maar die waren sterk in de minderheid. Dat schrijft psychologe Debra Bath in het wetenschappelijke vakblad Death Studies, onder de prachtige titel ‘Separation from loved ones in the fear of death’.
Wat Bath betreft toont haar resultaat aan hoezeer mensen sociale dieren zijn – de band met andere mensen staat hoog op ons verlanglijstje. Zelfs als deze inmiddels dood zijn. “Diverse culturen en religies houden een soort van relatie met de doden erop na, en deze trend zet door”, schrijft Bath. “Op televisie vind je een overschot aan mediums die menen met doden te kunnen praten.” Dat verband tussen paranormale zoektochten naar dode mensen en onze doodsangst voor geliefden is natuurlijk vrij speculatief van Bath, maar misschien wel het onderzoeken waard.