Naar de content

Dementie: wie loopt het hoogste risico?

Een persoon doet samen met een oudere dame aan tafle een geheugentest spel.
Een persoon doet samen met een oudere dame aan tafle een geheugentest spel.
Imageselect

Met het ouder worden, gaat ook het geheugen wat achteruit. Daar hebben we allemaal last van, maar het is meestal gelukkig geen voorbode voor dementie. Wie loopt er wel een groter risico om deze ziekte te krijgen? Gezondheidspsycholoog Tessa van den Kommer deed hier onderzoek naar en stuitte op een aantal ongunstige combinaties van factoren.

16 november 2012

Dementie is een schrikbeeld voor velen. En het feit dat we met z’n allen steeds ouder worden, heeft consequenties voor het voorkomen van deze ziekte. Er is berekend dat door het steeds ouder worden van de bevolking, er steeds meer mensen dementie zullen ontwikkelen. Maar niet iedereen treft het, sommigen hebben tot op hoge leeftijd nergens last van. Gezondheidspsycholoog Tessa van den Kommer heeft onderzoek gedaan naar de risicofactoren voor dementie en de kans om de ziekte ook echt te krijgen. Welke groepen mensen lopen het hoogste risico om dementie te ontwikkelen?

Voor haar onderzoek maakte Van den Kommer gebruik van gegevens van de ‘Longitudinal Aging Study Amsterdam’, oftewel LASA, een langlopend bevolkingsonderzoek naar het fysiek, sociaal, emotioneel en cognitief functioneren van ouderen tussen de 55 en inmiddels 100 jaar. De mensen die meedoen aan het LASA-onderzoek zijn een algemene afspiegeling van de oudere bevolking. Inmiddels zijn er gegevens van 4100 ouderen beschikbaar, waaronder gegevens over cognitieve achteruitgang.

‘Krimpende’ hersenen

Voordat de diagnose dementie wordt gesteld, is er vaak sprake van een lange periode van toenemende cognitieve achteruitgang. Met cognitieve achteruitgang wordt het hele proces bedoeld rondom de verandering – lees vermindering – van de werking van de hersenen. Deze achteruitgang kan op vele manieren merkbaar worden, afhankelijk van welke vorm van dementie optreedt. Hersenfuncties gaan achteruit. Delen van de hersenen ‘krimpen’ (atrofie) of functioneren niet goed meer door een bloeding of zuurstoftekort als gevolg van bijvoorbeeld een beroerte. Bij dementie is er sprake van meerdere stoornissen op het gebied van cognitie (bijvoorbeeld een geheugen-, taal- of aandachtsstoornis), stemming of gedrag, waarbij het functioneren in het dagelijks leven duidelijk wordt beperkt.

Ook bij normale veroudering zien we echter een achteruitgang in cognitieve functies. Bij het ouder worden vertraagt het tempo van informatieverwerking, vermindert de capaciteit van het werkgeheugen, en kunnen zich problemen voordoen met de verwerking van complexe informatie. Passend bij deze normale veroudering is bijvoorbeeld dat het iets langer duurt voor men antwoord geeft op een gestelde vraag, het niet op de naam van een kennis kunnen komen, of dat iemand vergeet waar hij zijn sleutels heeft laten liggen.

Twee afbeeldingen van hersenen, waarbij het verschil wordt getoond tussen gezonde hersenen en de hersenen van iemand met Alzheimer.

Hersenen van een gezond persoon (links) vergeleken met die van iemand met Alzheimer, een vorm van dementie (rechts). Je ziet dat het dementerende brein ‘gaten’ heeft en dat bepaalde hersengebieden veel kleiner zijn geworden.

Wikimedia Commons, Alzheimer's Disease Education and Referral Center, via CC0

De cognitieve achteruitgang veroorzaakt door dementie is ernstiger. Bij dementie kan er bijvoorbeeld sprake zijn van geheugenstoornissen, stoornissen in planning en organisatie, een verlies van overzicht en stoornissen in het vermogen tot concentreren. Hierbij passend kan zijn het niet meer weten wie die kennis is, de weg kwijt raken in vertrouwde omgeving, het niet meer weten hoe oud hij/zijzelf is of het niet kunnen onthouden/herinneren van de namen van de (klein)kinderen.

Vier risicogroepen

Welke groep mensen loopt nu het hoogste risico op dementie? Bij het bepalen van risicogroepen, is er geen sprake van één voorspeller of risicofactor die op zichzelf staat. Het gaat altijd om een combinatie van factoren. In de totale groep van deelnemers aan het LASA-onderzoek bleek de kans op dementie vier procent te zijn. In het onderzoek van Van den Kommer werden vier groepen gevonden die een verhoogd risico lopen op dementie.

Wat is een MMSE?

Wat is een MMSE?

MMSE staat voor Mini-Mental Status Examination. Het is een screeningsinstrument dat veel gebruikt wordt bij het vaststellen van (de ernst van) een cognitieve beperking. In de MMSE worden vragen gesteld als: welke dag, welke maand of welk jaar is het? Ook moeten er onder andere drie woorden onthouden worden en een rekensom worden gemaakt. De test is overigens niet perfect omdat deze heel gevoelig is voor opleiding en leeftijd, waardoor het niet voor iedereen gebruikt kan worden. Bij hoogopgeleiden is de MMSE minder betrouwbaar, omdat in een vroege fase waarin problemen nog gering zijn de vragen van de MMSE niet gevoelig genoeg zijn.

De groep met het hoogste risico (43,5 procent ten opzichte van de 4 procent in de gehele onderzoeksgroep) bestond uit mensen boven de 75 jaar, met geheugenklachten, een lage opleiding, en een lage score op de MMSE (zie kader). Wat betreft de rol van opleiding bij dementie, zou opleidingsniveau een weerspiegeling kunnen zijn van cognitieve reserve. Mensen met een lagere opleiding zouden mogelijk om die reden eerder risico lopen op het ontwikkelen van dementie.

Bij de groep van mensen boven de 75 jaar, met een lage concentratie totaal cholesterol in het bloed, en een lage score op de MMSE liep het risico op tot 30 procent. Eerdere studies lieten zien dat op middelbare leeftijd een hoog cholesterolgehalte een risicofactor is voor dementie.

Op oudere leeftijd (zoals onderzocht in het bevolkingsonderzoek LASA) wijst juist het hebben van een laag cholesterol op een zekere kwetsbaarheid, en heeft het een voorspellende waarde voor een achteruitgang in cognitief functioneren.

Eerder toonde Schalk in LASA aan dat een laag cholesterol samenhing met een slechter lichamelijk functioneren, namelijk meer functionele beperkingen. Een andere studie liet zien dat een daling in cholesterolgehalte samenhing met een slechter cognitief functioneren op latere leeftijd.

Een persoon doet samen met een oudere dame aan tafle een geheugentest spel.

Cognitieve functies van ouderen worden gemeten met onder andere een geheugentest.

Imageselect

Een derde groep met een verhoogd risico in het onderzoek van Van den Kommer was de groep van mensen boven de 75 jaar, zonder geheugenklachten, die geen alcohol drinkt, en met een lage score op de MMSE. Het risico in deze groep ligt op 22 procent; ook nog aanzienlijk hoger dan de 4 procent in de gehele onderzoeksgroep. Eerder onderzoek liet zien dat het niet gebruiken van alcohol samenhangt met een verhoogde kwetsbaarheid. Mensen zouden als reactie op hun slechter wordende gezondheid stoppen met alcohol drinken.

Bij de groep van mensen boven 75 jaar, met een (licht) verhoogd cholesterol en met het ApoE e4 gen was de kans op dementie 12 procent tenslotte. Het ApoE e4 gen is een bekende genetische risicofactor voor hart- en vaatziekten, cognitieve achteruitgang en de ziekte van Alzheimer. Tevens is ApoE de belangrijkste vervoerder van vetten in de hersenen en speelt het een rol bij het cholesterol metabolisme. Het is wel bekend dat hoog cholesterol samenhangt met het krijgen van hart- en vaatziekten. Hart- en vaatziekten verhogen op hun beurt weer het risico op dementie.

Vroege herkenning

De combinatie van factoren die een belangrijke rol lijken te spelen bij de ontwikkeling van dementie zijn leeftijd, de aanwezigheid van geheugenklachten, opleidingsniveau, alcoholgebruik, cholesterolgehalte, en het wel of niet dragen van het ApoE e4 gen. Om de betrouwbaarheid van deze resultaten aan te tonen is het belangrijk om deze ook te meten in een ander land of omstandigheid. Het onderzoek is nogmaals uitgevoerd in Zweden, bij de OCTO-Twin Study, een langlopend bevolkingsonderzoek bij tweelingen ouder dan tachtig jaar. De mensen die daaraan meededen zijn ongeveer vergelijkbaar met de LASA-ouderen. De Zweden zijn wel iets ouder.

In deze groep van 80-plussers bleken vergelijkbare groepen mensen een verhoogd risico te lopen op het krijgen van dementie. Opleiding bleek echter niet van belang, waarschijnlijk omdat het merendeel niet hoogopgeleid was. Vroeger had men niet de mogelijkheden van tegenwoordig, en was de leerplicht beperkt. Hierdoor zijn er geen grote verschillen in opleidingsniveau bij deze generatie ouderen in het Zweedse onderzoek. Het zou kunnen zijn dat in de toekomst, opleidingsniveau ook bij de oudste ouderen een voorspeller zal blijken te zijn, omdat degenen die kunnen leren, daar tegenwoordig ook meer de mogelijkheid voor krijgen.

Er is geen geneesmiddel tegen dementie. Toch is het belangrijk om te weten welke groepen mensen het hoogste risico lopen op dementie. Risicofactoren die wel bestreden kunnen worden, kunnen bij vroege herkenning zo snel mogelijk worden aangepakt. Bij bepaalde vormen van dementie is het soms mogelijk om met behulp van medicijnen het ziekteproces te vertragen en cognitieve functies (zoals geheugen) en zelfstandigheid zo lang mogelijk te behouden. Dementie heeft verstrekkende gevolgen. Vroege herkenning is ook belangrijk om degene die het treft en zijn of haar omgeving uitleg te kunnen geven over wat komen gaat en hen te helpen bij het leren omgaan met de gevolgen van dementie. Zodat men tijdig maatregelen kan treffen. Hierdoor kan langer een hogere kwaliteit van leven behouden blijven.

Waar moet je zijn met twijfels over je geheugen?
  • Zoals bij veel gezondheidsklachten is de huisarts de eerste met wie de zorgen over het achteruitgaande geheugen besproken worden.
  • Op de website van Alzheimer Nederland is veel informatie te vinden over dementie en vormen van hulp die in te roepen zijn.
  • Meer informatie over de verschillende oorzaken en soorten dementie is te vinden op de website van het Alzheimercentrum
  • Op de website www.dementiedebaas.nl, speciaal ontwikkeld voor mantelzorgers die zorgen voor een partner of familielid met dementie, is ook meer informatie te vinden over dementie en het omgaan met de gevolgen van dementie.
Dit artikel is een publicatie van Kennislink (correspondentennetwerk)
ReactiesReageer