Aan de lopende band presenteren wetenschappers de ontdekking van ‘aardachtige’ of ‘mogelijk bewoonbare’ planeten en media nemen dat doorgaans gretig over. Maar wat ontdekken astronomen nu precies? En is het terecht dat we zo’n exoplaneet op basis hiervan direct tot ‘bewoonbaar’ verklaren? Ik denk dat er een wereld te winnen is in de berichten rondom deze epische zoektocht.
Afgelopen week was het raak. Ruimtevaartorganisatie NASA maakte de grootste verzameling vers ontdekte exoplaneten tot nu toe bekend. Ruimtetelescoop Kepler had planeten gespot die niet om onze eigen zon draaien, maar om een van de honderden miljoenen andere sterren in de (relatief) directe omgeving van ons zonnestelsel. In totaal mochten we 1284 nieuwe hemellichamen toevoegen aan de lijst, die met ruim drieduizend exoplaneten opeens een derde langer werd.
De vlaggen gingen uit bij NASA, en veel media besteedde terecht aandacht aan deze prachtige ontdekking(en). Langzaam vullen we de ‘landkaart van de ruimte’ en zien we voorzichtig de contouren van een fantastisch divers universum bomvol sterren en planeten.
Maar telkens wanneer er dit soort nieuws te vieren is wordt er een ding welhaast aan de haren bijgesleept; ook dit keer weer. In deze nieuwe batch zitten namelijk negen planeten die zich in de zogenoemde ‘bewoonbare’ of ‘leefbare’ zone rondom hun ster lijken te bevinden. De regio waarin kort gezegd water vloeibaar kan zijn en zodoende de kans vergroot dat er op deze planeet leven is zoals wij dat kennen. NASA vermeldde acuut dat deze vondst ons hoop geeft om ooit een tweede aarde te vinden. Waarom moet dat – in nota bene de tweede alinea – gezegd worden, is de ontdekking soms niet mooi genoeg?!
Als astronomieredacteur ben ik geneigd om dit soort berichten enigszins ‘voorzichtig’ te benaderen. De ontdekking van zóveel nieuwe exoplaneten mag heus nieuws heten, maar er ‘rammelt’ wel iets aan de manier waarop dit soort nieuws keer op keer in verband wordt gebracht met mogelijk buitenaards leven. Ik vergelijk het maar met de talloze nieuwsberichten in de medische wetenschap die obligaat afsluiten met de opmerking dat het onderzoek zou kunnen leiden tot een medicijn tegen kanker.
Weinig informatie
Als je het astronomienieuws een beetje volgt dan zou je dus kunnen denken dat we bijna een tweede aarde direct in het vizier hebben. Maar als je kijkt naar wat we écht van dit soort hemellichamen weten, dan houdt die gedachte al minder goed stand. We weten namelijk bar weinig. Meestal alleen de basics, de grootte van de planeet en de afstand tot haar ster. Soms kan er met behulp van het sterlicht informatie worden verkregen over de samenstelling of zelfs de temperatuur van de atmosfeer van zo’n planeet. Maar dat lukt alleen bij extreem grote planeten met een ‘ruime’ atmosfeer. En die zijn veelal de uitzondering, niet de regel.
Ook een foto van een exoplaneet kun je wel vergeten. Met heel veel moeite zijn er momenteel een kleine tien exoplaneten direct op de gevoelige plaat vastgelegd. Dat zijn voornamelijk grote en hete gasreuzen die zelf relatief veel straling afgeven. De foto’s waarop de planeten als stipjes verschijnen zijn een sterk staaltje techniek, want een ster ‘overstraalt’ haar planeten volledig. Het is alsof je een vuurvliegje (de planeet) fotografeert naast een bouwlamp (de ster).
Hoe kunnen wetenschappers met zo weinig informatie dan spreken van planeten in de leefbare zone? Dat is een kwestie van kijken naar de afstand van de exoplaneet tot de ster. Staat een planeet te dicht bij een (hete) ster, dan moet het er eigenlijk wel te warm zijn voor leven, staat zij te ver weg dan is het onwaarschijnlijk dat er vloeibaar water bestaat op het hemellichaam.
Maar er zijn veel meer factoren die uiteindelijk bepalen of een planeet de juiste temperaturen heeft voor leven, of zelfs maar voor de aanwezigheid van vloeibaar water. Dat is in ons eigen zonnestelsel al evident. Zowel Aarde als Mars liggen in de bewoonbare zone, en terwijl het oppervlak van onze planeet wordt gedomineerd door oceanen, is Mars een stijfbevroren en droge bol. Waarschijnlijk werd de afwezigheid van een magneetveld de oceanen van onze buurplaneet fataal.
Aan de andere kant bewijzen ijsmanen zoals Europa dat er waarschijnlijk ook buiten de bewoonbare zone vloeibaar water is. Verwarmd door sterke getijdenkrachten van de reuzenplaneet Jupiter zou zich volgens wetenschappers onder de dikke laag ijs van Europa wel eens een vloeibare oceaan kunnen bevinden. Sommigen durven nog verder te gaan en stellen dat die oceaan buitenaards leven kan bevatten.
De bewoonbare zone zegt dus eigenlijk niet zo heel veel over de kansen om ergens vloeibaar water aan te treffen. Daarvoor moeten we meer weten over de aard van de hemellichamen. Waar zijn ze van gemaakt? Hoe snel draaien ze om hun as? Hoe ziet de atmosfeer eruit?
In de komende tientallen jaren zullen wetenschappers steeds beter in staat zijn om meer informatie te persen uit de minuscule hoeveelheid licht die ons van deze extreem verre werelden bereikt. Zeker met megatelescopen als de European Extremely Large Telescope met een hoofdspiegel van bijna 40 meter in diameter. Wat dat betreft leven we in een fantastische tijd.
Planetenmoeheid
Áls we leven ontdekken, of waarschijnlijker: een sterke aanwijzing daarvoor, dan is dat onbetwist een van de grootste wetenschappelijke ontdekkingen ooit. Maar stel dat deze ontdekking straks bij het publiek lauw wordt ontvangen omdat ze al tientallen jaren zijn bestookt met ontdekkingen van leefbare en bewoonbare planeten. Of omdat het hoofd wetenschap van NASA iedereen veel te lekker heeft gemaakt met de voorspelling dat we binnen tien jaar sporen van buitenaards leven hebben gevonden. Laten we ervoor waken dat er geen ‘planeetmoeheid’ optreedt.