“Ik ben tegenwoordig in de mode en gewild als een paar oranje handschoenen”, schreef de jonge dichter Nicolaas Beets in 1835. Het imago van beroemde Nederlandse dichters uit de negentiende eeuw staat in de schijnwerpers tijdens de vijfde editie van de Poëzieweek. Een vergelijking met de populaire hedendaagse schrijver Herman Brusselmans levert verrassende overeenkomsten.
De negentiende eeuw in Nederland was helemaal niet saai en burgerlijk. In ieder geval niet wat betreft dichters en poëzie, beargumenteert neerlandicus Rick Honings (Universiteit Leiden). Hij schetst een tijd van dwepende meisjes en dichters die portretten en haarlokken uitdeelden, en vergelijkt dit met het imago van de humoristische Vlaamse auteur Herman Brusselmans. Dit in het kader van de Poëzieweek van dit jaar (26 januari tot en met 1 februari), waarin de humor centraal staat.
Geniecultus
Roem is geen modern verschijnsel. Namen van beroemde dichters uit de klassieke oudheid of de Renaissance, zoals Homerus of Erasmus, kennen we nog steeds. Maar begin negentiende eeuw veranderde er iets in de manier waarop de mensen naar dichters keken en het debat barstte los. Wie of wat was een echte dichter? Dit was de periode van de Romantiek, een cultuurstroming waarbij gevoel, creativiteit en fantasie belangrijk werden, en staat in schril contrast met de rationele periode van de Verlichting daarvoor. Toen was de gedachte dat iedereen kon dichten, als je maar goed oefende en je best deed.
Tijdens de Romantiek echter overheerste het idee dat een dichter een bijzonder iemand was, die maar eens in de zoveel tijd geboren werd. Een genie, en daar horen bewonderaars bij: “De geniecultus was geboren”, aldus Honings. Hij heeft onderzoek gedaan naar zeven beroemde Nederlandse dichters en de fancultuur in de negentiende eeuw.
Originaliteit werd belangrijk in deze periode en het imiteren van klassieken werken – tot die tijd het summum binnen de dischtkunst – werd niet langer gewaardeerd. De nieuwe kunstenaar was een creatief scheppend figuur en het publiek had respect voor hem. Hij gedroeg en kleedde zich ook anders dan de gewone mensen, zodat het hem aan te zien was dat hij boven de massa uitsteeg.
Het waren vooral mannen, die als genie bestempeld werden. “Er waren wel vrouwen die veel gelezen werden en daardoor bekendheid verwierven, maar daar bleef het bij. Zij moesten zich verder normaal gedragen en waren veel minder zichtbaar als publieke figuren”, aldus Honings.
Snorhaar uitdelen
Geen Kardashians in de negentiende eeuw dus. “Een moderne celebritycultuur had je sowieso nog niet in die tijd. Daarvoor bestonden de juiste media, zoals internet en televisie, nog niet. Maar de wortels zijn wel gelegd in die eeuw.”
De schrijver Eduard Dekkers (1820-1887), alias Multatuli van het boek Max Havelaar, was een van de eersten die het nieuwe medium fotografie gebruikte voor zijn fans. Hij liet foto’s van zichzelf maken om te signeren en te verkopen. Wat Honings opviel tijdens zijn onderzoek, was het fanatisme van de fans. “Verzamelaars wilden elke snipper van een schrijver hebben, dat verbaasde me echt. Ook haarlokjes waren erg geliefd. Multatuli deelde stukjes snorhaar uit aan dwepende meisjes en de dichter Willem Bilderdijk (1756-1831) is op zijn doodsbed kaal geknipt, omdat de vraag naar zijn haarlokken zo groot was.”
Rond 1800 nam de fascinatie voor celebrity’s toe. Hoewel kunst iets bleef voor de elite, veranderde de positie van de kunstenaar. Hij werd nu ook herkend als beroemdheid in lagere kringen, door mensen die niets met kunst te maken hadden. Het aantal echte fans was echter kleiner. Zij hadden meestal zelf een letterkundige achtergrond en kwamen wel uit de elite. “De melancholische, van doodsverlangen doordrenkte poëzie van Bilderdijk werd maar door een beperkt groepje mensen gelezen, maar op straat herkende iedereen de dichter vanwege zijn excentrieke uiterlijk. Hij kleedde zich in de mode uit de achttiende eeuw, inclusief ouderwetse gepoederde pruik, dus dat viel wel op.”
Adellijke jongeling
Honings is de eerste die de Nederlandse fancultuur uit de negentiende eeuw bestudeerde. Onderzoeken naar beroemde buitenlandse dichters en hun fans bestonden al wel en heeft Honings vergeleken met zijn eigen resultaten. “Het blijkt dat dezelfde mechanismen uit het buitenland in dezelfde tijd in Nederland ook voorkwamen. We liepen daarin niet veel achter. De manier waarop Nicolaas Beets (1814-1903) bijvoorbeeld werd gehuldigd bij zijn zeventigste verjaardag in 1884 lijkt op hoe dat bij de bekende Franse dichter Victor Hugo gebeurde.”
Niet alleen de Nederlandse celebritycultuur liet zich inspireren door het buitenland, ook de dichters zelf hadden hun voorbeelden over de grens. Toen Beets nog jong was, kopieerde hij de melancholische stijl van de Engelse dichter Lord Byron, wat hem roem opleverde in Nederland. Maar de dichter oogstte niet louter lof. “Beets kreeg veel kritiek op zijn gedweep met Lord Byron. Literatuur moest verheffend zijn, het moest een beter mens van je maken. Maar daar was de poëzie van Lord Byron en Beets te somber, te weinig idealistisch voor.”
Humor zag je weinig bij de geletterde dichters. Ernstige poëzie scoorde nu eenmaal beter bij de elite. Dichters die in wat grotere kring bekend waren en over meer alledaagse zaken dichtten, gebruikten wel humor. Francois HaverSchmidt (1835-1894), alias Piet Paaltjens, bespotte met humor zijn eigen verdriet. Humor is ook te zien in de kritiek die dichters over zich kregen. Haters van Bilderdijk voerden toneelstukjes op waarin ze de dichter bespotten. “Hij had een hekel aan aardappelen en dat maakten ze belachelijk.”
Clown Brusselmans
Het onderzoek naar de dichters uit de negentiende eeuw en hun fans is afgerond en Honings werkt nu aan een boek over het leven, werk en imago van de Vlaamse schrijver Herman Brusselmans. Deze overstap is minder vergezocht dan het lijkt. Het onderzoek voor dit boek is vergelijkbaar met Honings eerdere methode: nu is Brusselmans de casus waarover hij schrijft.
“Net als die dichters uit de negentiende eeuw heeft Brusselmans een opvallend imago. Hij is het ultieme voorbeeld van een celebrityschrijver in de huidige tijd. Hij wordt door iedereen herkend, zelfs door mensen die nog nooit een boek van hem hebben gelezen. Hij heeft lang haar, rookt, maakte grove opmerkingen. Brusselmans heeft veel fans die alles van en over hem verzamelen. Hij signeert zelfs borsten en billen.” Dit gebeurde dan weer niet in de negentiende eeuw, voor zover we weten.
De clown die Brusselmans uithangt als hij op televisie is, verdwijnt zodra de camera’s uitgaan, volgens Honings. De auteur is een stuk serieuzer dan hij had verwacht. Humor speelt daarentegen een grote rol in het werk van de Vlaming, vandaar dat Honings hier een apart hoofdstuk aan wijdt. “Brusselmans gebruikt veel humor maar als je door de grappen heen prikt, zie je zijn pessimistische levensvisie. Het schrijven werkt bij hem therapeutisch: hij is een schrijver die zijn ellende van zich afschrijft om zichzelf te redden. Dit zie je ook vaak terug in de negentiende eeuw. Bilderdijk was eenzelfde soort schrijver. Hij voelde zich altijd ellendig en schreef extreem veel. Net als Brusselmans.”