Op 15 april 2016 hield ik een betoog voor TEDx Delft. In twaalf minuten bij een haardvuur op het podium van de Aula van de TU Delft. Hieronder mijn tekst.
Mensen houden van verhalen. We kijken series en soaps op televisie, lezen zo nu en dan een boek, vertellen elkaar roddels in de supermarkt, of – op een mooie zomeravond – gaan we bij een kampvuur zitten om de meest sterke, bloedstollende of humoristische verzinsels uit te wisselen.
Alles bij elkaar besteden we zo heel wat tijd aan het produceren en consumeren van verhalen. Tijd die we ook zouden kunnen besteden aan heel andere zaken, zoals het koken van een heerlijke maaltijd, het bezoeken van familieleden, of het eindelijk eens opruimen van de zolder.
En dat terwijl de meeste verhalen verzonnen zijn. In het geval van een roddel over de buurman zou je nog kunnen zeggen dat het gaat over iemand die we ook in ons werkelijke leven wel eens tegenkomen, maar dat kun je van een Ludo Sanders of Harry Potter toch niet zeggen.
Mijn Amerikaanse collega Jennifer Barnes heeft wel eens uitgerekend dat we met z’n allen, wereldwijd, in de afgelopen twee decennia 230.000 manjaar hebben gestoken in het lezen van Harry Potter-boeken – dat is ruim 2 miljard manuren! En dan gaat het over één boekenreeks, kun je nagaan hoeveel tijd we in verhaalwerelden doorbrengen als we ook andere boeken of zelfs series op Netflix gaan meerekenen. Waarom doen we dat, zoveel tijd aan verhalen besteden?
Natuurlijk, verhalen zijn leuk – ze kunnen ons aan het lachen maken, of ze kunnen troost bieden. Of we kunnen vluchten in een verhaalwereld, zodat we even niet aan het hier-en-nu hoeven te denken. Maar er is nog een ander antwoord op die vraag: verhalen zijn voor ons, mensen, van levensbelang.
Om te begrijpen waarom dit zo is moeten we iets weten van onze plaats in de natuur, en van ons evolutionaire verleden. Mensen zijn primaten, net als bijvoorbeeld chimpansees en gorilla’s. Zoals alle primaten leven we in sociale groepen (of: netwerken) die voor ons cruciaal zijn.
Ga maar na: voor alles wat er écht toe doet zijn we afhankelijk van anderen – zo regelen we ons eten, ons onderkomen, onze bescherming, de zorg voor ons nageslacht, en ga zo maar door. Om dit allemaal goed te laten verlopen moeten we sociaal heel handig zijn. We moeten ons voortdurend in anderen kunnen inleven: we moeten ons kunnen voorstellen hoe de wereld er uitziet vanuit andermans perspectief, en hierop in kunnen spelen.
Bedenk nu dat bij de meeste primaten die sociale groep nog redelijk overzichtelijk is: bijvoorbeeld een chimpansee heeft zo’n vijftig anderen in z’n netwerk zitten. Bij onze verre voorouders was dat aantal ongeveer hetzelfde, maar in de loop van onze evolutionaire geschiedenis zijn onze sociale verbanden steeds groter en ingewikkelder geworden.
Daarom konden onze voorouders op een zeker moment heel goed een trainingsomgeving gebruiken waar je kunt leren en oefenen om de wereld vanuit het perspectief van iemand anders te bekijken. Verhalen zijn die trainingsomgeving. Als je een verhaal volgt, moet je namelijk in de huid van iemand anders kruipen: het personage. Je beleeft het plot door diens ogen en denkt mee met diens gedachten—iets wat in de echte wereld nooit helemaal kan.
Verhalen leren ons dus van jongs af aan om de wereld door de ogen van een ander te bekijken. In verhalen bouw je ervaring op met hoe het is om een ander te zijn. Mensen doen dit in alle culturen, en al zo lang als we bestaan.
Nu de zomerstop van GTST is ingegaan moet je dus vooral lekker die stapel boeken meenemen op vakantie. En ontsteek dat kampvuur! Hoe meer verhalen, hoe beter, want: verhalen maken de mens.