Is de manier waarop we over onze zintuiglijke waarnemingen praten voor alle mensen ter wereld zo ongeveer hetzelfde, of juist cultureel bepaald? Een beetje van allebei, ontdekten Nijmeegse taalonderzoekers. Ze filmden alledaagse gesprekken van dertien talen en culturen over de hele wereld, en turfden hoe vaak mensen werkwoorden gebruiken waarmee ze hun zicht, gehoor, tast, reuk of smaak beschreven.
Elke taal heeft zijn eigen werkwoorden die zintuiglijke ervaringen uitdrukken. In het Nederlands kan je bijvoorbeeld iets horen, zien of voelen. Is de manier waarop we over onze zintuiglijke waarnemingen praten voor alle mensen ter wereld ongeveer hetzelfde, of wordt deze bepaald door onze cultuur? Een beetje van allebei, ontdekten taalonderzoekers van het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek en de Radboud Universiteit Nijmegen. Over de hele wereld praten mensen het meest over wat ze zíen – het menselijk brein is gewoon toegespitst op het verwerken van visuele prikkels. Maar de hiërarchie van de overige vier zintuigen varieert per cultuur. Vaak komt geluid op de tweede plek, behalve bij culturen als de Semai in Maleisië, waar geuren een belangrijk deel zijn van het dagelijks leven.
De onderzoekers filmden alledaagse gesprekken in dertien diverse talen en culturen over de hele wereld en telden het aantal werkwoorden waarmee mensen refereerden aan zicht, gehoor, reuk, tast of smaak. De resultaten verschenen vorige maand in het wetenschappelijke vakblad Cognitive Linguistics en zijn vanaf vandaag gratis te downloaden.
Alledaagse gesprekken
“We wisten al dat mensen wereldwijd het meest op hun zicht vertrouwen,” zegt Asifa Majid, hoofdonderzoeker en hoogleraar taal, communicatie en culturele cognitie aan de Radboud Universiteit, “maar wij vroegen ons af of je dat ook kan zien aan ons taalgebruik. Gebruiken we vaker werkwoorden die met ons zicht te maken hebben? En hoe zit het met de andere zintuigen? Kan je uit ons ‘werkwoordenrepertoire’ afleiden hoe dominant elk zintuig is? Zo ja, is deze hïerarchie universeel of juist sterk gevormd door de cultuur waarin de taal wordt gebruikt?”
Om dit te onderzoeken filmden ze alledaagse gesprekken van familieleden, vrienden of buren binnen dertien diverse talen en culturen over de hele wereld. Van talen met miljoenen moedertaalsprekers, zoals het Engels, Spaans of Mandarijn, tot talen die door kleinere, vaak inheemse groepen worden gesproken, zoals het Avatime uit Ghana, het Semai uit Maleisië en het Tzeltal, een Maya-taal uit Mexico. Ze filmden mensen in natuurlijke, alledaagse situaties: terwijl ze eten aan het bereiden waren, de was deden, elkaars haar knipten of gewoon met elkaar zaten te kletsen.
Het bleek een behoorlijke klus, turven hoe vaak mensen over hun zintuigen praten. “Elke taal gebruikt andere werkwoorden om de zintuigen te bespreken”, legt Majid uit. “Het Nederlands en Engels zijn vergelijkbaar: ze hebben aparte werkwoorden voor elk zintuig: zien, to see, horen, to hear, ruiken, to smell, enzovoorts. Maar de helft van de talen heeft één werkwoord dat op verschillende zintuiglijke ervaringen van toepassing is. De Italianen gebruiken het werkwoord sentire voor alles behalve wat ze zien, het betekent zoiets als ‘ervaren’. Zonder verdere context gaat het standaard over wat je hoort, maar je kan er ook een geur, aanraking of smaak mee beschrijven. Spaanstaligen gebruiken sentir ook, maar omdat de standaardbetekenis in deze taal niet bestaat, hebben zij altíjd context nodig om aan te geven op welk type ervaring ze doelen. Daarom keken we niet zozeer naar het aantal werkwoorden dat mensen gebruiken, maar naar het aantal kéér dat ze deze gebruiken en wat ze er mee bedoelen.”
De resultaten laten zien dat er een wereldwijde ‘gemeenschappelijke kern’ bestaat voor hoe mensen over hun waarnemeningen praten, maar dat er ook veel culturele verschillen zijn. “Overal ter wereld praten we veruit het meest over wat we zien: dit is aanvullend bewijs voor de theorie dat we wereldwijd het meest op ons zicht vertrouwen.” Gemiddeld tweederde van de gebruikte perceptuele werkwoorden had iets met zicht te maken. Gehoor kwam bij twaalf van de dertien talen op de tweede plek, met zo’n 16 procent in het Italiaans en Mandarijn tot 38 procent in het Tzeltal. Behalve in het Semai, zij praatten meer over geur dan over geluid.
Hoor je me?!
Waarom is zicht zo dominant in ons taalgebruik, maar varieert de rol van andere zintuigen? Majid: “We hebben hier drie verklaringen voor, die waarschijnlijk allemaal waar zijn en dus naast elkaar bestaan. De eerste is biologisch: het menselijk brein heeft zich in de loop van de evolutie toegespitst op het verwerken van wat we zien. Omdat dat zintuig gewoon een grote rol speelt in onze perceptie van de wereld, praten we er ook veel over.”
“Maar het kan ook zo zijn dat er in het dagelijks leven simpelweg meer kansen zijn om over ons zicht te praten”, zegt Majid. “Je ziet continu dingen, behalve als je knippert of je ogen dicht doet. Maar je kan bijvoorbeeld maar de helft van de tijd iets ruiken, namelijk als je niet uit- maar inademt, en je eet maar drie keer per dag uitgebreid.” De omgeving en cultuur bepalen samen hoeveel kansen er zijn om de andere vier zintuigen te gebruiken, vervolgt Majid, en de taal past zicht hier vanzelf op aan. “Het Semai is bijvoorbeeld sterk verwant aan het Jahai, een andere Maleisische cultuur waarin het herkennen van geuren heel belangrijk is voor de dagelijkse routine.” Over dat onderzoek van Majid verscheen vorig jaar al een artikel op Kennislink. In onze verstedelijkte samenleving is geur niet van levensbelang; we kunnen maar beter letten op het geluid van het verkeer.
De derde verklaring is sociaal. “We kunnen onze gezamenlijke handelingen coördineren door woorden pragmatisch te gebruiken. Als ik jou snel iets duidelijk wil maken, zeg ik: ‘kijk!’. Niet omdat er iets te zien is, maar omdat ik je aandacht wil. En als jij iets zegt waar ik het niet mee eens ben, zeg ik: ‘zie je?’, of in het Engels: ‘you see?’. Daarmee verzoek ik je om je standpunt te herzien. Ook als we denken dat de ander ons niet genoeg aandacht geeft, zeggen we geïrriteerd: ‘hoor je me?!’ Maar misschien is dat wel anders in een cultuur waar geur dominanter is dan geluid”, zegt Majid. “Daar zeggen ze misschien wel: ‘ruik je me?’”