Lang waande de mens zich superieur: we waren de dominante soort op een planeet in het middelpunt van het heelal. De ontdekking van een buitenaardse beschaving kan dat wereldbeeld nog verder op zijn kop zetten. “Misschien zijn wij niet interessant genoeg voor aliens.”
Tot pakweg het einde van de middeleeuwen waande de mens zich de ‘kroon op Gods schepping’. Als enige schepsel hadden we intelligentie gekregen en we bewoonden de voor ons geschapen planeet als ware opperwezens. Die planeet was bovendien het middelpunt van het universum: alle andere sterren en planeten draaiden immers om de aarde heen.
Sindsdien brokkelt dit nogal opgeblazen zelfbeeld gestaag af. Het universum zet ons op onze plek, en het was de wetenschap die ons dit duidelijk maakte. Zo bleek de mens een genetische afstammeling uit het dierenrijk en het ‘product’ van een onverschillig proces dat evolutie heet. Onze gedachten ontspruiten uit een beperkt biologisch brein, en tot overmaat van ramp toonden astronomen aan dat de aarde niet het middelpunt van het universum is. We wonen op een middelmatige planeet in de buurt van een middelmatige zon.
Oef, dat waren behoorlijk wat zure appels op het bordje van ons ego. En alsof dat nog niet genoeg is, maken we binnenkort misschien wéér pas op de plaats. Aan de lopende band vinden we nieuwe planeten rondom andere sterren. Wat als we daarop intelligent leven vinden dat verder ontwikkeld is dan wijzelf? Wat als blijkt dat we maar een middelmatige kosmische beschaving zijn met nogal primitieve impulsen? NEMO Kennislink bekijkt wat deze ontdekking zou betekenen voor het zelfbeeld van de mens.
Geloof in crisis
Ook buiten de wetenschappelijke wereld heeft het ontdekken van buitenaards leven mogelijk verregaande implicaties. Neem het geloof. Veel religies zetten de mens centraal, zoals het christendom en jodendom, waarin specifiek de mens de opdracht krijgt om te heersen over de aarde. Maar blijven die dogma’s houdbaar wanneer blijkt dat het in het universum wemelt van het leven? Is God er net zo goed voor al die andere beschavingen? Als je het sommige fanatieke atheïsten vraagt, dan is de ontdekking van buitenaards leven de nagel aan de doodskist van het aardse antropocentrische geloof.
Taede Smedes, godsdienstfilosoof en theoloog aan de Radboud Universiteit Nijmegen, zegt dat het geloof wellicht ‘robuuster’ is dan veel atheïsten denken. “De Amerikaanse theoloog Ted Peters vroeg rond de eeuwwisseling aanhangers van verschillende religies of ze dachten dat de ontdekking van een buitenaardse beschaving hun geloof in crisis zou storten. De meerderheid van de ondervraagden dacht dat ze deze ontdekking wel te boven zou komen”, vertelt hij. Dat gebeurde immers ook bij eerdere grote wetenschappelijke aardverschuivingen, zoals de evolutieleer van Charles Darwin en het heliocentrisme van Nicolaas Copernicus.
De ontdekking van buitenaards leven is een verdere krenking van het idee dat de mens een centrale positie in het universum inneemt, zegt ook filosoof René ten Bos, ook verbonden aan de Radboud Universiteit. “We hebben al veel van die krenkingen gehad. Daar heeft onder meer de astronomie aan bijgedragen”, zegt hij. Dus doorstaat de mensheid deze verschuiving? “Dogma’s in religies, ideeën van humanisten en ook theorieën binnen de wetenschap komen op losse schroeven te staan, maar er kan net zo goed een intellectuele revolutie ontstaan. Toch denk ik dat de mens dat allemaal doorstaat.”
Schouders ophalen
Wat betekent de ontdekking van aliens voor de achteloze voorbijgangers op straat? Zolang er niet een alien met een ruimteschip landt die vraagt naar onze leider, zal de impact in de samenleving gering zijn, vermoedt Smedes. “Als je het gesprek bij de koffieautomaat of de kassa wilt halen, dan moet je mensen heel direct treffen, in de manier waarop ze hun leven leiden of in hun portemonnee”, zegt hij. “Stel: we vinden bacteriën die in de atmosfeer van Venus leven – zoals wetenschappers in 2020 even dachten – dan zullen de meeste mensen daar hun schouders over ophalen. Ondanks de mogelijk grote wetenschappelijke waarde.”
Het ontdekken van bacteriën waar dan ook in het universum is niet bedreigend voor het gekoesterde zelfbeeld van de mens. “We kijken in die zin behoorlijk neer op bacteriën”, zegt Smedes. Maar een bacteriële ontdekking heeft wel degelijk impact, zij het subtieler. Als er alleen al binnen ons eigen zonnestelsel twee ‘levende’ planeten zijn, is het leven op aarde dan wel zo’n gelukstreffer? Het doet toch af aan het unieke van het leven op aarde. “Haast vanzelf ga je denken: wat als er overal (bacterieel) leven is en de evolutie ergens flink heeft huisgehouden? Heeft zich daar misschien wel ergens intelligent leven ontwikkeld?”
En toch, zelfs wanneer we ergens in de kosmos intelligent leven vinden, dan kan de meerderheid van onze soort dat best schouderophalend tegemoet treden. Stel dat we morgen een bericht van een buitenaardse beschaving ontvangen: ‘Hallo, we zijn onderweg naar de aarde!’ Hoe lang duurt het dan voordat de aliens daadwerkelijk hier zijn? Interstellaire afstanden zijn zó groot dat de reis zelfs met een bijzonder snel ruimteschip eeuwen kan duren. “Let wel, de meeste mensen leven zeventig tot honderd jaar. Dát is een tijdspanne die we kunnen overzien en de dingen die daarin gebeuren, nemen we vrij serieus”, zegt Smedes. “Maar heb je het nu over een moment bijvoorbeeld 1200 jaar in de toekomst, dan liggen mensen daar nu echt niet van wakker. Je ziet het al bij het klimaatprobleem. Het kantelt nu wellicht een beetje, maar de tijdschaal waarop dit speelt, maakte dit lang een probleem dat we vrij makkelijk konden negeren.”
Goed- of kwaadaardig
Natuurlijk kunnen we ons straks ook in een veel acutere situatie bevinden. Smedes heeft het over een ‘Oumuamua-achtig’ scenario, waarbij telescopen een object zien dat zich met grote snelheid door ons zonnestelsel beweegt. Dat gebeurde bijvoorbeeld in 2017 toen astronomen een object van pakweg 30 bij 200 meter detecteerden dat van buiten het zonnestelsel afkomstig moest zijn. De geruchtenmachine op aarde ging in de hoogste versnelling en er werd gefluisterd dat het misschien een ruimteschip uit een ander zonnestelsel was. Na een uitgebreide observatiecampagne concludeerden wetenschappers dat het weliswaar merkwaardig lange object geen teken van technologie vertoonde. De meerderheid van de onderzoekers denkt nu dat Oumuamua een interstellaire planetoïde was, een stuk steen diep uit de ruimte. Het object verliet in 2018 ons zonnestelsel, maar wat als het daadwerkelijk een ruimteschip was geweest?
Smedes: “Als je plotseling een ruimteschip ziet dat over een maand hier is, dan heeft dit onvermijdelijk een enorme impact op aarde. De mens moet acuut handelen en er komen wellicht noodscenario’s. We gaan nadenken over wat dit voor de mensheid betekent. Worden we gekoloniseerd? Als we zoiets gaan projecteren op iets wat we ons eigenlijk niet goed kunnen voorstellen, dan denk ik dat hier op aarde een totale chaos uitbreekt.”
Ook Ten Bos ziet dan de bui al hangen. Hij denkt dat zo’n ontdekking binnen de mensheid kan leiden tot ongehoorde spanningen: het kan ons genadeloos uit elkaar spelen. “De grote vraag zal zijn of het buitenaardse leven goed- of kwaadaardig is. Dat is in sciencefiction altijd een groot thema – in die zin is er al veel over nagedacht”, zegt hij. “Ik ga er overigens van uit dat we al te laat zijn als het kwaadaardig is.” Het zou volgens Ten Bos een beetje ‘sneu’ zijn als de eerste ontmoeting met aliens een militaire zaak wordt. Als we die ontmoeting primair moeten beschouwen als een veiligheidsissue, terwijl het tegelijkertijd de grootste wetenschappelijke, levensbeschouwelijke en maatschappelijke ontwikkeling ooit is.
Kan het gezellig worden?
Het feit dat er nog steeds geen hyperintelligente beschaving heeft aangeklopt, zou ons aan het denken moeten zetten. Want als ze er zijn, dan proberen ze wellicht al miljoenen jaren te communiceren met iedereen die het wil horen. De vraag is: áls we het horen, herkennen we het dan? Smedes vraagt het zich af. Misschien sturen ze ladingen elementaire deeltjes op ons af, maar herkennen we dat niet als zodanig. “Dit kan een strategie zijn”, zegt hij. “Zo selecteer je automatisch de meer ontwikkelde beschavingen. Misschien willen ze niet in contact te komen met soorten die dit nog niet snappen. We zijn dan niet interessant genoeg voor ze. Dit is een ander stadium dan waarin de mensheid zich bevindt: wij zoeken naar ál het mogelijk leven, hoe eenvoudig ook.”
Stel je eens voor dat we tussen al die mogelijke galactische imperiums één beschaafde club aliens tegenkomen. Ze blijken bereid om hun astronomisch hoge intellectuele niveau wat te verlagen om te kunnen praten met ons. Wat zouden we ze vragen? Smedes zou willen vragen hoe we de ‘grote problemen’ op onze planeet aanpakken. Hoe overleeft de mensheid de doemscenario’s die het over zichzelf afroept: ronduit existentiële bedreigingen, zoals klimaatverandering en wereldoorlogen?
Ten Bos denkt daarnaast aan praktischere vragen. “Spelen buitenaardse wezens voetbal? Hebben ze humor en vertellen ze moppen aan elkaar? Raken ze verliefd en kan het überhaupt gezellig zijn met een alien?” Het zijn deze ogenschijnlijk kleine vragen waarvan het antwoord ons niet alleen veel zal leren over het leven op een verre planeet, maar ons evenwel aan het denken zet over de aard van ons eigen beestje.