Iedereen maakt zich schuldig aan vaag taalgebruik, de hele dag door. Zo vertel je als je iemand lang vindt, niet wat zijn lengte in millimeters is. Toch kunnen we goed omgaan met die vaagheid. “Ook een vage uitdrukking heeft betekenis,” zegt logicus Robert van Rooij. Hij onderzocht hoe we betekenis geven aan elkaars uitspraken.
Vaag taalgebruik. Je associeert het met politici die niet willen zeggen wat ze precies bedoelen, of het misschien niet eens weten. Jan Peter Balkenende werd er niet zelden van beticht. Misschien ook met wollige brieven van de gemeente, of met managers, die het hebben over targets en procesgericht werken.
Maar in de logica – de wetenschap van het redeneren, die de filosofie en wiskunde combineert met de taalkunde, cognitie en informatica – vinden ze vaag taalgebruik erg menselijk. Daar weten ze namelijk dat iedereen zich er aan schuldig maakt. “Alles wat we zeggen over onze belevingswereld is vaag,” zegt Robert van Rooij, hoogleraar Logica en Cognitie aan de Universiteit van Amsterdam. “Bijvoeglijke naamwoorden bijvoorbeeld. Wanneer is iemand lang? Als hij langer is dan 1,90 meter? Maar als iemand 1,89 of 1,87 meter is, vind je hem nog steeds lang.”
Ook werkwoorden zijn niet zo precies als je denkt. Als je thuis vertelt dat je hebt gerend om de trein te halen, zeg je er niet bij wat je exacte snelheid is geweest. En zelfs of iemand een man of vrouw is, zegt Van Rooij, is soms onduidelijk. “Wat als iemand net een geslachtsoperatie heeft ondergaan? En noem je een jongen van zeventien een man of niet?” Als je hier langer over nadenkt gaat het je duizelen: inderdaad, alles wat je zegt is slecht afgebakend. Je buurman is misschien kaal, maar hoe kaal? En als je aan iemand vraagt ‘of je er even bij mag’, vertel je niet hoe lang en waarbij precies.
“Die vaagheid is niet te vermijden”, zegt van Rooij. “We hebben bijvoorbeeld geen universele afspraak gemaakt over lengte: dat je vanaf 1,80 meter lang, en anders kort bent. En zelfs als we zulk soort afspraken over de grenzen van categorieën zouden hebben, kunnen we alle twijfelgevallen die we tegenkomen niet steeds gaan meten. Dat kost ook veel te veel tijd.”
Toch kunnen we goed omgaan met die vaagheid: we lijken elkaar aardig te begrijpen. “Want ook een vage uitdrukking heeft betekenis”, legt Van Rooij uit. “Dat moet wel: iets heeft betekenis nodig om er mee te kunnen redeneren. Maar hoe doen we dit precies? Hoe geven we betekenis aan elkaars vage uitspraken? Dat is binnen de logica nog altijd moeilijk te verklaren.” Van Rooij heeft er samen met collega’s een theorie over gevormd. Deze beschrijft hij in de huidige uitgave van het wetenschappelijke vakblad Journal of Philosophical Logic.
Twee betekenissen van taal
“Er zijn twee manieren waarop we de betekenis uit taal halen”, legt Van Rooij uit. “Uit de semantiek en de pragmatiek. De semantiek is de betekenis van een woord in strikte, conventionele vorm.” De regeltjes over hoe we een woord gebruiken, zoals deze in een woordenboek zijn vastgelegd. “De pragmatiek bouwt voort op de semantiek en staat gelijk aan wat we met het woord bedóelen: het is een rationele afweging van de semantische betekenis van een woord in zijn context. “
“Deze twee betekenissen van een woord kunnen sterk verschillen”, zegt Van Rooij. Een heel simpel voorbeeld: als twee mensen – iemand van 1,60 meter en iemand van 1,92 meter – apart van elkaar zeggen dat Jan heel erg lang is, zou je Jan in beide gevallen als wat jij beschouwt als lang inschatten?
“De grote discussie onder logici is: gebruiken we vooral de semantiek of de pragmatiek bij het interpreteren van vage uitdrukkingen?” Van Rooij legde proefpersonen situaties voor, en berekende hun reacties met ingewikkelde logische formules. “Op basis hiervan denk ik dat we de semantiek – de regeltjes – simpel houden en een groot gedeelte halen uit de pragmatiek.”
Dat lijkt hem ook het meest logisch. “Als we de betekenis van alles wat we zeggen en bedoelen in strikte semantische regeltjes moeten stoppen, dan heb je een heel uitgebreide en lastige semantiek nodig om elkaars uitspraken te duiden. Ik denk juist dat ons brein is geëvolueerd om zo efficiënt mogelijk te communiceren. Dat het een simpele set aan semantische regels gebruikt, en daar veel pragmatiek over heen gooit. Dat is veel mooier: zo kunnen we met weinig regels en wat relevante rationele overwegingen toch veel vaagheden begrijpen.”
Kijken in het brein
Of we dat ook echt op deze manier doen, wil Van Rooij gaan ontdekken met zijn collega-onderzoekers van _Language in Interaction. “Als je iemand observeert kun je niet nagaan of hij de betekenis van een zin uit de semantiek of pragmatiek haalt. Die vloeien in elkaar over. Maar je kan het misschien wel in de hersenen meten.”
Hij denkt namelijk dat je de semantische betekenis van een vage uitdrukking heel snel ophaalt uit je geheugen, maar dat het inschatten van de pragmatiek meer tijd kost. “Als iemand zegt: ‘Jan is heel lang’, dan dan haal je de semantische betekenis van een vage uitdrukking snel op, maar moet je de betekenis hiervan nog interpreteren aan de hand van de context. Daarvoor moet je nadenken, en dat kost tijd. Reageert iemands brein heel snel op zo’n vraag, dan vermoeden we dus dat het een semantische verwerking is. En duurt het langer, dan vormt pragmatiek wellicht de interpretatie.”