Vrouwen beginnen vaker aan een wetenschappelijke carrière, maar winnen zelden een Nobelprijs. Hoe zit dat?
Onlangs werden de Nobelprijswinnaars van 2024 bekendgemaakt: alle zeven winnaars van de wetenschapsprijzen zijn man. Opvallend, maar niet geheel onverwacht. Van de 650 wetenschappers die de prijs sinds 1901 kregen waren slechts vijfentwintig winnaars een vrouw. Dat levert regelmatig kritiek op, maar vaak wordt dan gezegd dat het komt door het lagere aanbod aan ‘prijs-waardige’ vrouwen in de wetenschap.
Historisch gezien werken er inderdaad minder vrouwen in vakgebieden als natuur- en scheikunde en bekleden vrouwen (tot op de dag van vandaag) minder topposities in de wetenschap. Historisch gezien werkten er inderdaad minder vrouwen in vakgebieden als natuur- en scheikunde en vrouwen bekleden (tot op de dag van vandaag) minder topposities in de wetenschap. Waarom is dat zo, en verklaart dit inderdaad de scheve verhouding in de Nobelprijswinnaars? In deze blog meer!
De lekke pijpleiding
Een Nobelprijs erkent de uitzonderlijke wetenschappelijke prestaties van een individu of organisatie. Vrouwelijke Nobelprijswinnaars krijgen, naast het leveren van uitzonderlijke werk, nog met extra belemmeringen te maken. Zo krijgen vrouwen over het algemeen minder erkenning voor hun werk, bijvoorbeeld in de vorm van auteurschap op een wetenschappelijke publicatie.
Ook krijgen vrouwen, meer dan mannen, te maken met een lastige werk-privébalans wanneer er kinderen in het spel komen. Naast de pauze in carrière door zwangerschap en bevalling, wordt het opvoeden van kinderen maatschappelijk nog steeds als overwegend vrouwelijk gezien. Een moeder wordt bijvoorbeeld vaak als eerste gebeld als er iets aan de hand is op school.
Al deze ontwikkelingen zijn mogelijke redenen voor ‘de lekke pijpleiding’, een fenomeen waarin de man-vrouwverhouding steeds schever wordt naarmate je stijgt op de academische ladder. In 2021 haalden meer vrouwen dan mannen hun PhD, de eerste trede op de academische carrièreladder, maar was driekwart van de hoogleraren nog man. Is deze zogenoemde lekke pijpleiding inderdaad een verklaring voor de scheve man-vrouwverhouding in Nobelprijswinnaars?
Minder topposities, minder Nobelprijzen?
Wie krijgt de Nobelprijs en waarom? Volgens de website van de Nobelprijs krijg je deze prijs als erkenning van ‘een ontdekking van groots wetenschappelijk belang’ en nadrukkelijk niet voor leiderschap. Met andere woorden: wetenschappers krijgen de Nobelprijs vanwege hun substantiële bijdrage aan een wetenschappelijke ontdekking, niet vanwege hun superioriteit in functie alleen. Maar hoe meet je de substantiële bijdrage? Auteurspositie komt vaak naar voren, de eerste en laatste auteurs zijn in het medische gebied het belangrijkst wat bijdrage betreft. Maar: wetenschap is soms ook politiek, waardoor de positie op een auteurslijst niet altijd een reflectie is van de hoeveelheid geleverd werk.
Als oplossing hiervoor vragen veel wetenschappelijke tijdschriften de auteurs om een paragraaf met bijdragen, zodat er achterhand beter zicht is op wie wat heeft gedaan. Is het dan inderdaad zo dat de scheve verhouding in Nobelprijswinnaars komt door het overwicht van mannen in senior posities? Als dat zo is, verwacht je dat wanneer grofweg tien procent van de senior-wetenschappers vrouw is, er ook tien procent vrouwelijke winnaars zijn. Dit blijkt niet zo te zijn. Een recent onderzoek toont aan dat, ook al komen vrouwen door de lekkende pijplijn heen, ze nog steeds minder kans maken op een Nobelprijs dan hun mannelijke collega’s in soortgelijke functies.
Vrouwelijke rolmodellen
Het is onduidelijk of de ongelijkheid in kansen ligt aan de selectieprocedure van de Nobelprijs, of aan iets voorafgaand in de wetenschappelijke carrières. Jammer is het wel, want als er iets schaars is zijn het bekende vrouwelijke rolmodellen in de exacte wetenschappen. Dat een Nobelprijs hieraan bijdraagt is overduidelijk. Toen een van mijn oud-docenten aan de Rijksuniversiteit Groningen de prijs won, at de hele universiteit een week lang slagroom-taartjes bedrukt met zijn gezicht.
Gelukkig is er steeds meer aandacht voor vooroordelen waardoor de wetenschappelijke wereld, langzaam maar zeker, beweegt naar een wereld van gelijke kansen. Dit niet alleen als het gaat om geslacht, maar ook om seksualiteit, nationaliteit en etniciteit. Ik hoop in ieder geval dat de meisjes en vrouwen van nu zich kunnen optrekken aan voorbeelden als Katalin Karikó, Carolyn Bertozzi, en Tú Yōuyōu, over wie later meer!