Volgens de kritieke periode hypothese ben je slechts een bepaalde periode van je leven in staat een taal op moedertaalniveau te leren. Een sprekend voorbeeld is dat van Genie, een meisje dat opgroeide zonder taal en dat daarna niet meer in staat was het moedertaalniveau te bereiken in haar eigen taal.
Sommige mensen zijn beter in het leren van een tweede taal dan andere mensen. Wetenschappers die onderzoek doen naar tweede taalverwerving vragen zich af hoe dit komt. Maar niet alleen linguïsten houden zich met dit vraagstuk bezig, ook sociologen en psychologen.
Psychologen leggen bij het beantwoorden van bovenstaande vraag meestal de nadruk op individuele verschillen tussen degenen die de taal leren. Hierbij kijken ze onder andere naar leerstrategieën, persoonlijkheid en leeftijd. Als je het hebt over leeftijd dan kom je al snel het begrip critical period en de critical period hypothesis tegen, ofwel de kritieke periode. In dit artikel wordt dit begrip nader uitgelegd.
Een veelgebruikt voorbeeld om te omschrijven wat er bedoeld wordt met de kritieke periode is het volgende. Wanneer pasgeboren eendjes de eierschaal van hun lijfjes afwerpen, volgen ze het eerste het beste bewegende voorwerp. Als ze geluk hebben is dat hun moeder. Ze zijn echter maar een bepaalde periode ontvankelijk voor de indruk die de moeder achterlaat. Metaforisch kun je zeggen dat er een poort opengaat, die na verloop van tijd ook weer dichtgaat.
Sommige wetenschappers beweren dat er eenzelfde principe ten grondslag ligt aan het kunnen verwerven van je moedertaal. De eerste die dit zei was Eric Lenneberg in 1967. Hij beweerde dat je slechts in een bepaalde periode in je leven een taal op moedertaalniveau kunt leren. De poort gaat volgens hem ongeveer open in het tweede levensjaar van een kind en sluit wanneer de puberteit begint. Dit is de critical period hypothesis.
Volgens Lenneberg en consorten eindigt de kritieke periode op het moment dat de hersenen zijn gelateraliseerd. Met lateraliseren wordt bedoeld dat bepaalde delen van de hersenen zich gespecialiseerd hebben in het uitvoeren van specifieke functies. In dit geval is dat dan het spreken van een taal.
Om deze hypothese te bewijzen had hij een aantal schrijnende voorbeelden. Er werd bijvoorbeeld gekeken naar mensen met hersenschade in de linkerhersenhelft. In hoeverre werden deze functies overgenomen door een ander deel van de hersenen? Wanneer de functies helemaal niet werden overgenomen, was de taalfunctie al gelateraliseerd. Dan zou je kunnen zeggen dat de kritieke periode voorbij was. Maar wanneer dit nog niet zo was, zou dit bewijzen dat de kritieke periode pas later af zou lopen. Door gevallen van verschillende leeftijden met elkaar te vergelijken, heeft Lenneberg de kritieke periode af weten te bakenen.
Een speciaal geval dat vaak genoemd wordt in deze discussie is het tragische geval van Genie. Genie was een meisje dat gedurende een groot deel van haar jeugd volledig verwaarloosd en genegeerd werd door haar ouders.
Hierdoor had ze vrijwel geen menselijk contact totdat ze ‘ontdekt’ werd in haar dertiende levensjaar. Ze had tijdens de eerste dertien jaar van haar leven totaal geen talige input gekregen en kon dus ook geen enkele taal spreken.
Tijdens haar rehabilitatie leerde ze haar moedertaal maar zeer moeizaam. Ze kon zich deze niet meer eigen maken zoals kinderen vanaf de geboorte doen. Normaliter verwerven baby’s hun moedertaal volledig en perfect. Ze behalen dan altijd native competence, wat wil zeggen dat het niveau dat ze uiteindelijk bereiken, het niveau is van een moedertaalspreker.
Genie bereikte slechts het niveau van iemand die het Engels heeft aangeleerd als een tweede taal. Het tempo waarin Genie zich de taal kon toeëigenen was erg laag, maar nog typerender was dat ze haar rechterhersenhelft gebruikte voor taal. Dat is vreemd, want normaliter lateraliseert de moedertaal in de linkerhersenhelft. Uit ander onderzoek blijkt echter dat een tweede taal meestal wél gelateraliseerd is in de rechterhersenhelft.
Genie had haar eerste taal dus geleerd als een tweede taal. Dit zou je je kunnen voorstellen alsof je Nederlands spreekt op hetzelfde niveau waarop je Duits, Engels of Frans spreekt. Maar je kan dit ook omdraaien: stel je voor dat je binnen de kritieke periode een kind meerdere talen zou laten leren. Dan zou hij wellicht meerdere talen op moedertaalniveau kunnen spreken!
Hoewel er nog de nodige haken en ogen aan zitten, zijn er in de loop der jaren veel onderwijsmethoden gebaseerd op deze hypothese. En tot op de dag van vandaag gaat onderzoek verder naar onset en offset van de kritieke periode. Maar ook is verdere nuancering noodzakelijk. Want misschien zijn er ook wel verschillende kritieke periodes voor de verschillende onderdelen van de taal. En zo zijn er nog wel meer vragen onbeantwoord.