Taal kan ook anders dan de klanken, woorden en zinnen die wij spreken. In de serie Wereldtalen onderzoeken we de brede variatie in talen in de wereld. Deel 1: toontalen.
Vol goede moed heb je je de afgelopen maanden op het Mandarijn gestort. Alles om een verpletterende eerste indruk te maken op je nieuwe schoonouders in China. Maar bij de kennismaking val je al snel genadeloos door de mand. In plaats van ‘wil je het?’ blijk je ‘ik wil een paard’ te hebben gezegd. Oeps! Dezelfde woorden, maar het toonverloop maakt het verschil. Lastig hoor, die toontalen.
Hoewel toontalen ook voorkomen in Azië en Amerika, zijn die in China het best bestudeerd. In dat land bestaan wel honderden regionale taalvariëteiten met verschillende toonsystemen, vertelt Yiya Chen. Ze is hoogleraar gespecialiseerd in toontalen aan de Universiteit Leiden. Heb je eenmaal de juiste toon te pakken, dan kan het in een naburig dialect dus weer iets heel anders betekenen.
Zelf is Chen moedertaalspreker van één van de vele Wu-dialecten. De Wu-dialecten hebben een ander toonsysteem dan de Mandarijn-dialecten, waar ook het standaard Chinees toe behoort. Het was het begin van haar fascinatie voor toontalen.
Limburgs meervoud
In een toontaal zorgen toonverschillen voor betekenisverschillen. Het gaat dus niet alleen om verschillende klanken, zoals in het Nederlands ‘kat’ en ‘rat’ verschillende betekenissen hebben door een enkel klankverschil. Maar ook om verschillende tonen in een woord. In het Standaardnederlands maken we toonverschillen niet zozeer op woordniveau, maar wel op zinsniveau. Bij een vragende zin loopt de toon bijvoorbeeld naar het einde van de zin toe omhoog, terwijl die bij een gewone zin omlaag loopt.
Toon is een lastig begrip, vertelt Chen. “Toon is vooral een taalkundige term, die voornamelijk wordt bepaald door de pitch, oftewel de trillingen die onze stembanden maken. Je hebt dan bijvoorbeeld hoge en lage toon. Maar als je kijkt naar talen wereldwijd, dan is het niet alleen de pitch die de tooncategorie van een woord bepaalt. Dat kan bijvoorbeeld ook stemkwaliteit zijn. Toch speelt pitch wel de voornaamste rol, vooral als je kijkt naar het Chinees en met name het Mandarijn.”
Wanneer je precies spreekt van een toontaal, daar is niet iedereen het over eens. Volgens sommige taalkundigen is het Limburgs in Nederland bijvoorbeeld ook een toontaal. Maar volgens Chen verschilt die taal in twee belangrijke opzichten van de ‘prototypische’ toontalen. “Ten eerste is het aantal minimale paren (twee woorden die alléén verschillen in toon, zoals het Limburgse ‘sjoon’ dat zowel ‘schoon’ als ‘schoenen’ betekent, red.) in het Limburgs op een hand te tellen, terwijl je in het Mandarijn wel honderden voorbeelden hebt. En ook in Afrikaanse toontalen zoals het Ewe in Ghana, waar een student van mij momenteel onderzoek naar doet, is dat het geval. Bovendien wordt toon in het Limburgs vooral gebruikt om meervoud uit te drukken, terwijl het in prototypische toontalen niet beperkt is tot één betekeniscategorie.”
Van stem naar toon
Hoeveel toontalen er wereldwijd zijn is ook moeilijk te zeggen, aldus de hoogleraar, vooral omdat het niet altijd duidelijk is wanneer iets tot een taal in plaats van een dialect gerekend mag worden. “Als we kijken naar de verschillen tussen twee buurtalen, het Nederlands en het Duits, dan zijn die soms net zo groot als de verschillen die ik in China ervaar tussen mijn dialect en een aangrenzend dialect. De meeste van die dialecten kan ik niet verstaan, toch heten ze daar allemaal Wu-dialect.”
Afgezien daarvan zijn er recente schattingen die ervan uitgaan dat zo’n 40 tot 50 procent van alle talen een toontaal is. Best veel dus. Toontalen worden volgens Chen dan ook ten onrechte gezien als een exotisch verschijnsel. “Dat komt vooral doordat de taalwetenschap ooit begonnen is met het bestuderen van de Indo-Europese talen, waarin toon nagenoeg niet voorkomt. Maar als je een ander vertrekpunt neemt, zijn toontalen heel normaal.”
Het zou dus best zo kunnen zijn dat talen vroeger allemaal toon hadden, en dat dit verschijnsel later in veel talen verdwenen is. Toch lijkt dat onwaarschijnlijk, aldus Chen. Voor het ontstaan van toontalen in China bestaat er een taalkundige theorie die inmiddels breed geaccepteerd is.
Die theorie zegt dat toon in woorden is ontstaan door het afslijten van medeklinkers aan het woordeind, maar ook door veranderingen aan het woordbegin. In het Mandarijn bestond vroeger namelijk een onderscheid tussen woorden die van elkaar verschilden doordat ze begonnen met een stemloze of een stemhebbende medeklinker. In het Nederlands kun je denken aan de woorden ‘pak’ tegenover ‘bak’, waarbij de ‘p’ stemloos is en de ‘b’ stemhebbend (bij de eerste trillen je stembanden niet, bij de tweede klank wél). Op een gegeven moment veranderden sommige van die medeklinkers aan het woordbegin in het Mandarijn van stemhebbend naar stemloos – maar om toch een onderscheid te maken tussen de woorden gingen mensen de toon ervan variëren.
Uit de toon
In het Standaardchinees, oftewel het Mandarijn, worden meestal vier of vijf tonen onderscheiden. “Dat is het Mandarijn zoals dat wordt gesproken in Peking. Maar rijd je 700 kilometer naar het zuiden, dan kom je allerlei variëteiten tegen die net weer andere toonverschillen maken. Je moet dus steeds je toon aanpassen om een woord als ‘moeder’ goed over te brengen.” Wat het extra moeilijk maakt, is dat toon net als elk aspect van taal aan verandering onderhevig is. “Door onderling taalcontact zijn er steeds veranderingen gaande, maar die zijn niet zichtbaar in het Chinese schrift.”
Chen is zelf moedertaalspreker van een Wu-dialect, waarin nog zeven tonen bestaan. Haar geboortestad is dichtbij de wereldstad Shanghai. “In zo’n grote stad is heel veel taalcontact, en dat zorgt er meestal voor dat een taalsysteem eenvoudiger wordt. In Shanghai is het toonsysteem inderdaad vereenvoudigd tot vijf tonen. Toch zie je soms ook een omgekeerde ontwikkeling: er zijn ook dialecten bekend waarin je een zogenaamd ‘split-fenomeen’ ziet waarbij één toon zich uitsplitst tot twee verschillende tonen. Hoe dat precies komt moeten we verder onderzoeken.”
Kinderen die opgroeien met een toontaal als moedertaal pikken de nuances in toon moeiteloos op. Maar voor mensen die een toontaal leren als tweede taal, is toon een van de moeilijkste dingen. Chen haalt haar eigen nichtje aan, dat in de Verenigde Staten woont. Ze is tweetalig opgevoed met Chinees en Engels, maar met sommige aspecten van toon heeft ze nog steeds moeite. “Het los produceren van toon is voor haar geen probleem, maar wel als ze ze in een reeks gebruikt, dan wordt het moeilijk.” Blijven oefenen dus, zodat je niet uit de toon valt.