Op de middelbare school was ik vooral bezig met tof zijn en pas op het laatste moment ook met een studie kiezen. Biologie was het leukste dat ik kon bedenken en dat heeft nu, met uitzicht op de baai van Santa Cruz, best goed uitgepakt.
Op de campus van Santa Cruz, Californië, zit ik achter de microscoop. Daaronder liggen fossieltjes van 40 miljoen jaar oud. Een soort piepkleine schelpjes. Met een klein kwastje probeer ik een bepaalde soort tussen de andere vandaan te grissen. Als ik opkijk van mijn microscoop en door het raam naar buiten kijk, zie ik dat ik verstopt zit tussen hoge sequoiadennen vol met eekhoorns. En aan het eind van de dag sjees ik op mijn fietsje de heuvel af richting zon en strand.
Mijn studiekeuze heeft best wel aardig uitgepakt in dit geval, denk ik dan.
Stoer
Ik vond een studie kiezen aanvankelijk best lastig, omdat mijn middelbare schooltijd verdacht leuk was. Tijdens de lunchpauze zo’n hippiekring in het gras maken (of schuiven met prullenbakken) en in tussenuren absurd veel frikandelbroodjes eten en elkaar inmaken met Super Smash Bros. Melee (op de Gamecube, jazeker).
Goede tijden. Om een idee te geven van hoe tof ik toen was, heb ik een foto met mijn stoerste petje opgesnord.
Ik was niet extreem veel bezig met wat ik later wilde worden, als ik er maar goed in zou zijn. Als ik dan toch iets moest kiezen, dan was biologie wel het leukste dat ik kon bedenken. Gravend in de krochten van mijn harde schijf vond ik een essay geschreven voor de eerstejaarscursus ‘Introductie in de Biologie’ waarbij het de bedoeling was om je verwachtingen voor het eerste jaar op te schrijven, maar ook het proces achter je studiekeuze toe te lichten.
Voorliefde voor de natuur
Ik link mijn keuze voor biologie daarin vooral aan een voorliefde voor de natuur van jongs af aan. Op de prille leeftijd van drie jaar wist ik alle planten in de tuin bij naam te noemen (toen al bezig met het herkennen van soorten) en verzamelde ik insecten om te ‘bestuderen’. Ik pik twee zinnetjes uit dit essay; “Dat is dan ook wat me het meest fascineert binnen de biologie; de verbanden tussen alles, die zich uitstrekken van klein tot groot.”
Met die verschillende schalen, zowel in ruimte en tijd, houd ik me nu heel veel bezig. Minuscule fossielen van miljoenen jaar oud analyseren om uiteindelijk vragen over de klimaatgeschiedenis van de hele aarde te kunnen beantwoorden. Want ik kwam er tijdens mijn bachelor achter dat dooie beesten en planten nog veel boeiender zijn dan levende, aangezien ze een schat van informatie bevatten over de geschiedenis van aarde en evolutie.
Een tweede zin uit mijn eerstejaarsessay: “Dan, na vijf jaar, hoop ik biologisch onderzoek te gaan verrichten. (…) Een combinatie van veldwerk en laboratoriumonderzoek lijkt me ideaal.” Omdat alles met terugwerkende kracht ineens een mooi verhaal is, zie ik in bovenstaande quotes schaamteloos al een stille wenk naar de biogeologie in terug – mijn uiteindelijke masteropleiding. Vooral dat veldwerk bleek inderdaad behoorlijk leuk, en legde voor mij de link tussen biologie en aardwetenschappen definitief vast.
Serendipiteit
Toevallig is bij mij alles best wel soepel gelopen, maar uiteindelijk zit daar ook een hoop geluk achter. Of minstens een aantal gevalletjes serendipiteit. Uiteindelijk heb ik dit verhaaltje pas achteraf aan elkaar vast geknoopt. En heb ik bijvoorbeeld schaamteloos weggelaten dat ik heel lang heb getwijfeld tussen Biomedische Wetenschappen en Biologie. En tussen Theoretische Biologie en Biogeologie. Geen idee of ik een tweede keer op dezelfde plek zou uitkomen.
Hoewel er vast meerdere foute studiekeuzes zijn (dingen die je totaal niet kan en ook niet leuk vindt), denk ik niet dat er per se één goede is. Maak je er achteraf gewoon een mooi verhaal van.