Naar de content

De hobbelige weg naar kennis

Bij kennis: wetenschappelijk onderzoek in de praktijk

Jikke Lesterhuis voor NEMO Kennislink

We leren altijd dat wetenschappers kennis vergaren volgens een keurig, objectief stappenplan. Maar in werkelijkheid gaat het er een stuk rommeliger en subjectiever aan toe, vertelt Hieke Huistra.

14 november 2024

In de natuurwetenschappen is het de gouden standaard: de empirische cyclus. Eerst doe je als onderzoeker een observatie, bijvoorbeeld dat een haan elke ochtend kraait. Vervolgens bedenk je een hypothese om die waarneming te verklaren: de haan reageert op de eerste zonnestralen. Daarna doe je een experiment om die hypothese te testen: je stopt enkele hanen in een ruimte waar altijd evenveel licht is. Als de hanen dan alsnog elke ochtend kraaien, weet je dat je hypothese niet klopt en ga je op zoek naar een nieuwe verklaring, die je weer op de proef stelt. Zo ga je net zo lang door tot je een bepaalde hypothese kunt bevestigen. Hoera! Je hebt nieuwe kennis verworven over de natuur.

Het hanenexperiment is in 2013 door Japanse onderzoekers daadwerkelijk uitgevoerd. Maar dat betekent niet dat wetenschappers in de praktijk altijd netjes de empirische cyclus volgen. “Ze streven er wel naar om in ieder geval een beetje methodologisch te werk te gaan. Maar de stappen worden niet altijd precies in die volgorde doorlopen”, vertelt Hieke Huistra, wetenschapshistoricus aan de Universiteit Utrecht. “Soms ben je eerst aan het experimenteren en komt er dan ineens een vraag in je op. Of je stelt je vraag bij op basis van de data. Zo ga je vaak een beetje heen en weer tussen al die stappen.”

Niet de hand bijten die je voert

Naast de strakke structuur staat de empirische cyclus bekend om zijn objectiviteit: je vergaart kennis zonder gehinderd te worden door je eigen meningen of vooroordelen. Maar ook die vlieger gaat in de praktijk lang niet altijd op, zegt Huistra. “In theorie volg je de methode volstrekt objectief, zonder beïnvloed te worden door welke factor dan ook. Maar in de praktijk is dat gewoon onmogelijk, omdat wetenschappers mensen zijn. Ze proberen die beïnvloeding continu uit te schakelen, maar dat lukt niet altijd.”

Als wetenschapper kun je bijvoorbeeld al meteen bij stap één, de keuze om iets te onderzoeken, gedreven worden door niet-wetenschappelijke factoren. Huistra: “Je denkt dan: is dit iets wat ik zelf interessant vind? Dat is natuurlijk altijd subjectief. Maar ook: wat vindt de maatschappij interessant? Je kunt pas onderzoek gaan doen als iemand daar geld in wil steken. Zo keert het ministerie subsidies uit voor onderzoek op gebieden die de regering belangrijk vindt. Ook zijn er patiëntenverenigingen die onderzoek naar bepaalde ziekten financieren.”

Dat wetenschappers op die manier een bepaalde richting op worden geduwd, is op zich niet erg, vindt Huistra. “Het is fijn dat je onderzoek doet waar iemand in geïnteresseerd is. Maar het gevaar is dat er minder onderzoek wordt gedaan naar thema’s die misschien wel belangrijk zijn, maar waar niet zoveel geld achter zit.” Of, erger nog, dat de geldschieters niet alleen de keuze voor het onderzoek beïnvloeden, maar ook de uitkomsten. Huistra: “De tabaksindustrie heeft heel veel geld uitgegeven aan onderzoek waar misschien uitkomt dat de link tussen roken en longkanker toch wel meevalt, of dat we het niet helemaal zeker weten. Dergelijke externe betaling kan invloed hebben op hoe je als wetenschapper de data interpreteert.”

Je kunt nooit volstrekt blanco naar je data kijken

Die beïnvloeding gebeurt meestal zonder dat je het als wetenschapper merkt. “Stel dat je betaald wordt door een fabrikant om te kijken of een medicijn werkt. Ook als je denkt ‘ik ga me er niks van aantrekken’, speelt dat onbewust toch mee”, zegt Huistra. “Uit onderzoek blijkt dat wetenschappers in studies waarin de industrie meebetaalt medicijnen net iets gunstiger beoordelen dan wetenschappers in onafhankelijke studies naar diezelfde medicijnen. Begrijpelijk, want je wil toch liever niet de hand bijten die je voert.”

Dergelijke beïnvloeding aan het eind van het onderzoek, bij het interpreteren van de resultaten, is een stuk problematischer dan aan het begin, stelt Huistra. “Er zijn daarom allerlei waarborgen ingebouwd in het systeem om dat zoveel mogelijk te onderdrukken. Bijvoorbeeld dat je een artikel niet zomaar kunt publiceren zonder dat het eerst anoniem door andere wetenschappers is beoordeeld. In theorie moet onderzoek ook altijd herhaald worden, maar in de praktijk is daar vaak geen tijd en geld voor.”

Vastgeroeste ideeën

Wetenschappers kunnen ook sterk worden beïnvloed door trends in de maatschappij. Huistra haalt een voorbeeld aan uit de 19e eeuw. “Toen ontstond er een debat over de evolutietheorie. In die theorie is de verandering van een systeem iets goeds. Soorten ontwikkelen zich continu tot andere soorten. Je ziet dan dat wetenschappers met conservatieve ideeën over de maatschappij vaak tegen evolutietheorie waren, terwijl wetenschappers die politiek revolutionair waren er vaak wel iets in zagen.”

Huistra is ervan overtuigd dat maatschappelijke ontwikkelingen ook nu van invloed zijn op wetenschappelijke denkbeelden. Zo zijn medici volgens haar wakker geschud door de toegenomen aandacht in de maatschappij voor verschillen tussen mannen en vrouwen. “Heel lang is bijvoorbeeld gedacht dat hartaanvallen vooral bij mannen voorkomen. Maar de afgelopen decennia blijkt dat de symptomen bij vrouwen anders zijn en dat er daardoor heel veel hartaanvallen zijn gemist. Dat zie je vaak in de geneeskunde: heel lang werd aangenomen dat het vrouwenlichaam net zo werkt als het mannenlichaam”, zegt Huistra.

Aan tafel bij een cardioloog met het model van een hart op de voorgrond

De kennis dat hartfalen bij vrouwen andere symptomen geeft dan bij mannen, is relatief nieuw

Pichsakul Promrungsee voor iStock

In theorie stelt de wetenschappelijke methode je altijd in staat om zo’n verkeerde aanname te verwerpen. Maar in de praktijk blijkt dat lastig. Dat licht Huistra toe met een ander voorbeeld over mannen en vrouwen, ditmaal uit de oertijd.

Als archeologen skeletten met wapens ernaast opgroeven, namen ze lange tijd aan dat dit mannen waren. Sinds kort kan echter met DNA-onderzoek het geslacht van de begraven persoon worden vastgesteld. Daaruit blijkt dat er ook weleens vrouwen met wapens werden begraven. Huistra: “Sommige onderzoekers zeiden toen: ‘Oké, blijkbaar zeggen die voorwerpen in het graf niets over wat die mensen in het dagelijks leven deden.’ Die onderzoekers waren er eerst nog van overtuigd dat wapens alleen werden meegegeven aan iemand die goed was in vechten of jagen. Dat is een heel logische aanname, maar toch gooien ze die liever overboord dan dat ze accepteren dat vrouwen ook krijgers of jagers waren.”

Veel beter dan een mening

Wetenschappers hebben dus, net als iedereen, moeite om van vastgeroeste ideeën af te komen. “Ik denk wel dat dat ze beter lukt dan willekeurige personen”, zegt Huistra. “Maar je kunt nooit volstrekt blanco naar je data kijken. Je draagt altijd dingen met je mee. En afhankelijk van wat je meedraagt, zie je andere dingen in die data.”

Om aan dit soort vooroordelen te ontsnappen, is het nodig om een diverse groep aan wetenschappers te hebben, zegt Huistra. Het is volgens haar ook geen toeval dat de verschillen tussen mannen- en vrouwenharten zijn ontdekt door een vrouw, namelijk ‘cardiofeminist’ Angela Maas. “Je krijgt gewoon andere resultaten afhankelijk van of je alleen mannen wetenschap laat doen of dat je ook vrouwen aanstelt. Het maakt uit of je alleen witte mensen hebt of ook wetenschappers van kleur, verschillende politieke voorkeuren, al dat soort dingen”, zegt Huistra. “Iedereen heeft vooroordelen, maar als je mensen met verschillende vooroordelen hebt, kun je daar een beetje voor compenseren. Je hebt dan verschillende interpretaties, verschillende dingen waar je op let, verschillende vragen die je stelt. Op alle punten in de empirische cyclus is ruimte voor beïnvloeding en voor interpretatie. Dan helpt het enorm als je er verschillende mensen naar laat kijken, die ook allemaal verschillend zijn.”

Door samen te werken zorgen wetenschappers er dus voor dat ze zo min mogelijk worden gehinderd door hun eigen subjectiviteit. Mede daarom levert wetenschappelijk onderzoek, ook al verloopt het in de praktijk wat rommeliger dan je zou willen, nog altijd veel betrouwbaardere resultaten op dan bijvoorbeeld het ‘eigen onderzoek’ waar sommige mensen zich toe wenden. “Ik heb groot vertrouwen in de wetenschappelijke methode”, zegt Huistra. “Het is zeker niet perfect, maar dat betekent niet dat je er niks mee kan. De track record is gewoon veel beter dan een willekeurige eigen mening.”