Naar de content

De gouden hardlopers van de Kalenjin

Gaan voor goud: hardlopen

iStock

Al decennia winnen Afrikanen loopnummers op de Olympische Spelen. Veel van deze topatleten horen tot de Kalenjin, een volk dat voornamelijk in Kenia leeft. Hoe kunnen de Kalenjin zo snel zijn?


2 augustus 2024

Het zit Kipchoge Keino niet mee. Het verkeer in Mexico-Stad is hectisch, zoals vaker in de Mexicaanse hoofdstad. Onderweg naar het stadion komt zijn taxi vast te zitten. Keino twijfelt niet en besluit het laatste stuk rennend af te leggen, om toch op tijd te komen voor de finale van de 1500 meter.

Hij heeft meer pech op deze Olympische Spelen van 1968. Artsen raden hem af om mee te doen aan de finale van de 1500 meter, vanwege een galblaasinfectie. Bovendien staat aan de start ook de Amerikaanse wereldrecordhouder en favoriet Jim Ryun.

De Keniaan hangt aan het begin van de race nog achteraan in het deelnemersveld, maar vliegt daarna met zijn lange passen naar voren. Hij haalt iedereen in. Af en toe kijkt hij over zijn schouder, om te zien waar de rest blijft. Hij wint de race met een voorsprong van twintig meter op de nummer twee, wat dan een record is op deze afstand op de Olympische Spelen.

Hardloper Eliud Kipchoge rentop asfalt en het publiek kijkt toe

Eliud Kipchoge in actie tijdens de marathon van Londen in 2015.

Rich Kennington, wikimedia commons (CC BY-SA 2.0)

Olympische Spelen

Naast Keino winnen de Kenianen Naftali Temu (10.000 meter) en Amos Biwott (3000 meter steeplechase) ook een gouden plak. Zij zijn de eerste Keniaanse Olympisch kampioenen; en er zullen er nog velen volgen. Niet in de laatste plaats onder de Kalenjin. 

Keino hoort ook tot de Kalenjin. Ze leven voornamelijk in de Keniaanse Riftvallei. Veel van de Kalenjin, zo’n 6 miljoen mensen volgens het Kenya National Bureau of Statistics, leiden een boerenbestaan. “De Kalenjin vormen één stam, die weer is samengesteld uit verschillende substammen”, zo duidt de Spaanse wetenschapper en voormalig tophardloper Jordan Santos. Hij deed meerdere onderzoeken naar de etnische verschillen tussen populaties bij lichamelijke inspanning.

Het succes van de Kalenjin in het hardlopen wordt het beste verwoord door de Amerikaanse schrijver David Epstein, die het boek The Sports Gene schreef. ‘Als je er statistisch naar kijkt, wordt het een beetje lachwekkend’, zei hij in 2013 tegen het Amerikaanse National Public Radio. ‘Er zijn 17 Amerikaanse mannen in de geschiedenis die onder de 2:10 in de marathon hebben gelopen. Er waren 32 Kalenjin die het in oktober 2011 deden.’ Ook op deze Olympische Spelen zijn de Kalenjin vertegenwoordigd. Denk aan Faith Kipyegon, tweevoudig Olympisch kampioene op de 1500 meter. Ook tweevoudig Olympisch kampioen op de marathon Eliud Kipchoge is Kalenjin.

Hardloopcultuur

Onderzoeker Santos is zeer onder de indruk van de Keniaanse lopers. “In de wetenschappelijke literatuur vonden we al dat Keniaanse hardlopers langere en stijvere pezen hebben, waardoor ze een soort elastische energie krijgen. Ook hebben ze smallere kuiten, waardoor ze een kleinere lichaamsmassa hebben in het onderste deel van het lichaam en een korte contacttijd met de grond hebben. Je hebt daardoor minder weerstand van de grond, waardoor je minder snelheid verliest.”

Santos benadrukt dat er ook veel culturele factoren zijn die maken dat Kalenjin zo snel rennen. Zo vertelde Eliud Kipchoge aan de BBC dat rennen voor Keniaanse kinderen vooral functioneel is en schoolkinderen naar school rennen zonder erbij na te denken. Zelf rende hij ook elke dag heen en weer. ‘Je weet niet dat je aan het rennen bent, want het is een must’, zei hij in 2020 tegen de BBC. Wetenschapper Santos: “Het hardloopsucces kan alleen verklaard worden door verschillende factoren. Zo zijn trainingsstijl, een sterke motivatie en mentaliteit, veel lichamelijke activiteiten als kind, een echte hardloopcultuur en chronische blootstelling aan grote hoogten factoren die wij als wetenschappers ook belangrijk achten in het hardloopsucces van Kalenjin-atleten.”

Vrouwelijke hardlopers in actie

Faith Kipyegon in actie tijdens de finale van het WK op de 1500 meter in Londen.

Erik van Leeuwen (bron: wikipedia)

De onderzoeker aan de faculteit Lichamelijke Opvoeding en Sport (Universiteit van Baskenland) deed, samen met collega's, zelf ook een ontdekking. De wetenschappers analyseerden het zuurstofgehalte in de hersenen van Kalenjin-topatleten bij het hardlopen. Kalenjin-atleten bleken in staat om de zuurstofvoorziening in de hersenen voor langere tijd stabiel te houden dan uit eerder onderzoek naar voren kwam bij Europese elite-atleten, vertelt Santos. “In principe is het zo dat de hersenen alle verschillende delen van het lichaam besturen. De hersenen voelen het als een bedreiging wanneer er te weinig zuurstof is. Op basis van de aanwezige zuurstof bepalen de hersenen of de intensiteit waarmee je loopt moet worden verminderd. Als dat zo is, word je moe. Zo zorgen de hersenen er bijvoorbeeld voor dat je lichaam op veilige temperatuur blijft. Zolang Kalenjin-topatleten net onder hun maximum blijven, kunnen ze lang op hoge snelheid lopen zonder moe te worden of te hyperventileren.”

Himalaya

In de studie benoemen Santos en zijn collega’s een hoge mate van fysieke activiteit tijdens de kindertijd en ‘blootstelling aan grote hoogte als foetus’ als mogelijke oorzaken van dit voordeel. De hersenen van de foetus leren zich als het ware aanpassen aan de grote hoogte, vertelt hij. Het probleem met die hypothese is alleen dat die moeilijk te testen is. “Moeders willen niet dat iemand tijdens de zwangerschap iets op de foetus test als het niet strikt noodzakelijk is. Het is veel te invasief en ethische commissies staan ​​dit soort onderzoek meestal niet toe, omdat de risico-opbrengstverhouding het niet waard is. Het is wel getest bij andere zoogdieren, dus we denken dat dit bij mensen hetzelfde werkt.”

Het is niet zo dat, wanneer een zwangere Nederlandse vrouw uit Hellevoetsluis of Appingedam besluit om in de Riftvallei de zwangerschap uit te zingen, hetzelfde effect te zien is. Santos legt uit dat evolutie waarschijnlijk een grote rol speelt, net zoals bij het Sherpa-volk. De Sherpa’s zijn gevestigd in het Himalayagebergte en bekend om het begeleiden (bijvoorbeeld als drager of gids) van toeristen die de Himalaya beklimmen. “Sherpa’s gaan heel efficiënt met zuurstof om, doordat hun voorouders daar al honderden jaren leefden en zo zijn aangepast aan de grote hoogte. Zoiets moet over meerdere generaties plaatsvinden. Ook de Kalenjin uit de Riftvallei hebben zich op een dergelijke manier aangepast.”

Een sherpagids in de Himalaya omringd door sneeuw en ijs.

Sherpagids Pem Dorjee Sherpa in de Himalaya.

Pem Dorjee Sherpa, wikimedia commons (CC BY-SA 3.0)

Santos was ten tijde van het onderzoek ‘een behoorlijk competitieve hardloper’. “Ik bereikte zelfs een EK-finale op de 1500 meter toen ik jonger was. Tijdens mijn hardloopcarrière was het voor mij, en voor elke atletiekliefhebber, heel duidelijk dat hardlopers uit bepaalde landen en met een bepaalde etnische achtergrond oververtegenwoordigd waren in bepaalde evenementen en onevenredig succesvol waren. Denk aan de Oost-Afrikaanse hardlopers op lange afstanden en atleten die afstammen van de westkust van Afrika bij sprintevenementen. Wij wilden gewoon weten wat deze specifieke groepen atleten zo bijzonder maakte en daarom hebben wij dit onderzoek uitgevoerd.”

Puzzel

De onderzoeken die hij deed naar etnische verschillen tussen populaties tijdens inspanning waren multifactorieel. Zo keek hij bij Kenianen naar sociaal-economische factoren, factoren in de jonge jaren, culturele factoren, biomechanische factoren en fysiologische en genetische factoren. Onderzoek naar etnische verschillen kan soms op bezwaren stuiten, weet Santos. “Het is nogal ingewikkeld om te rechtvaardigen waarom je wilt testen of een bepaalde populatie een genetisch voordeel heeft ten opzichte van een andere.” Volgens hem zou zo de ene etnische groep als ‘beter’ beschouwd kunnen worden dan de andere. “Misschien lijkt voor prestaties het uitgangspunt dat een specifieke etnische groep beter is dan een andere onschuldig, maar als je dat toegeeft, zet je de deur open om je af te vragen of hetzelfde geldt voor andere kenmerken, zoals intelligentie, wat taboe is in de moderne wetenschap”, zo duidt hij de mogelijke bezwaren.

Hoe kijkt hij in dat licht dan aan tegen zijn eigen onderzoek? Santos legt uit dat de studie die hij en zijn collega’s uitvoerden naar het zuurstofgehalte in het brein uitkomsten naar voren bracht die nog nooit iemand heeft gevonden in een onderzoeksveld (naar het succes van Oost-Afrikaanse renners) dat al decennia oud is. Het wetenschappelijke belang, het leggen van een deel van de puzzel, rechtvaardigt in zijn ogen dat het onderzoek is uitgevoerd.

Ethische bezwaren

Docent Ethiek en Filosofie Aldo Houterman (Erasmus Center for Sport Integrity and Transition van de Erasmus Universiteit), noemt dergelijke issues “op meerdere punten een interessant ethisch vraagstuk”. Hij was niet betrokken bij het onderzoek van Santos en kijkt er op verzoek van NEMO Kennislink naar. “Aan wetenschappelijk onderzoek zitten altijd ethische bezwaren. Ethiek gaat om het formuleren van verschillende waarden, die met elkaar kunnen botsen. Voor onderzoek naar genetische verschillen tussen groepen geldt dat des te meer”, zegt Houterman.

Het gevaar schuilt er in dat bij etnisch genenonderzoek de andere groep wordt gepresenteerd als een ander type mens dan wij, vertelt hij. “Dat ze een ander genenpakket hebben dan wij, terwijl we uit genetisch onderzoek weten dat onze genen gemixt zijn: er zijn geen verschillende rassen.”

Volgens hem is het belangrijk om te benoemen dat de oorzaak van sportprestaties nooit één causale reden heeft (zoals Santos en zijn collega’s overigens ook aangeven in het theoretisch kader en de discussieparagraaf van het onderzoek naar de Kalenjin). “Daarnaast is het erg interessant dat we vaak het idee hebben dat iets lichamelijks bij de geboorte aanwezig is en dat de rest aangeleerd is. Maar de epigenetica (vakgebied dat omkeerbare erfelijke veranderingen bestudeert, red.) leert ons dat aangeleerde eigenschappen overgedragen kunnen worden aan volgende generaties en overgedragen eigenschappen kunnen veranderen. Het raakt aan de vraag: wat bedoelen we als we het over het lichaam hebben en wat zijn onze genen? Je ziet in bewegings- en sportwetenschappen dat hier weinig op wordt gereflecteerd.”

Bergen, heuvels, bossen en gras.

De Riftvallei in Kenia

William Warby (Creative Commons Attribution 2.0)

Succesfactor

Houterman noemt ook de onderzoeken van Jacco van Sterkenburg. De bijzonder hoogleraar Racisme, Inclusie en Communicatie (Erasmus Universiteit Rotterdam) doet onderzoek naar sportverslaggeving en hoe sportprestaties worden geduid. Daarbij zouden stereotypes een rol spelen. Bij succes van een zwarte atleet wordt de nadruk vaak gelegd op fysieke kracht. Wint een witte atleet, dan ligt het volgens verslaggevers aan zaken als spelinzicht, bleek uit onderzoek van Van Sterkenburg.

Zulke stereotypering zou nadelig uitpakken na een sportieve loopbaan. In een maatschappelijke carrière, bijvoorbeeld als coach of bestuurder in de sport, helpt een associatie met fysieke kracht niet; of in ieder geval veel minder dan een associatie met tactisch inzicht. Het is volgens hem één van de redenen dat er relatief weinig zwarte bestuurder of trainers zijn in het voetbal, zo vertelde hij in een podcast van Radio 1. Volgens Van Sterkenburg is er niks mis met een compliment over fysieke kracht, maar wordt het een probleem als dit heel eenzijdig wordt gebracht als succesfactor.

“Ook in veel wetenschappelijk onderzoek naar zwarte sporters zit een focus op fysiologische kenmerken”, vindt docent Ethiek en Filosofie Houterman. “Het zegt iets over hoe we sport en sportieve prestaties framen. Waarmee ik niet wil zeggen dat het onderzoek naar de Kalenjin afkeurenswaardig is en dat het niet kan of mag. Ethiek gaat niet over iets verbieden, maar over de vraag naar het goede: wat vinden we goede wetenschap? Zolang je als onderzoeker maar je eigen aannames benoemt en die kritisch toetst.”