‘It’s a shame that you didn’t stay in science.’ Dit is het eerste berichtje dat ik lees op de dag na mijn promotie. Om zeven uur ‘s ochtends. Na amper drie uur slaap. Er zijn meer soortgelijke berichtjes en ze irriteren me. Waarom niet gewoon een felicitatie?
Blijdschap omtrent mijn nieuwe baan, verdriet over het afscheid van mijn hele leuke collega´s en misselijkmakende trots tijdens mijn verdediging. De afgelopen weken schoot ik van de ene emotie naar de andere. Dat kwam ook door iets anders. Namelijk door de irritatie van de opmerkingen toen ik op de universiteit over mijn nieuwe baan vertelde. Naast de vele succeswensen was er helaas ook een ander geluid. Het ‘Jammer, het verbaast me, ik had wel anders van je verwacht’ is meer dan eens naar mijn hoofd geslingerd. Niet het geluid waar ik op hoopte.
Quitting science
Het spookte al ruim twee jaar door mijn hoofd. ‘Wat ga ik doen als ik klaar ben met mijn promotie?’ Ik kon natuurlijk van het ene korte contract naar het andere korte contract rennen. Om dan met zijn allen te ‘knokken’ voor die felbegeerde vaste baan op de universiteit. Dat vond (en vind) ik geen aantrekkelijk perspectief.
Maar niet doorgaan stond, althans voor mij, synoniem voor weinig doorzettingsvermogen. En dat voelt vies. Ook klinkt het zo definitief: ‘Quitting science’. Alsof je plotsklaps al je wetenschappelijke vaardigheden en principes overboord gooit. Zonde van de afgelopen vier jaar toch?
Uit de comfortzone
Wetenschap is echter veel meer dan proefjes in het lab en het schrijven van artikelen. Het werk zorgt ervoor dat je niet bang bent om kritische vragen te stellen of gewoon eens heel dwars te denken. Dit zijn juist eigenschappen die ik kan en wil gebruiken buiten de academische wereld. In een hele andere omgeving. Mijn comfortzone eens flink op zijn donder geven.
Het voelde daarom als een grote opluchting toen ik bewust de keuze had gemaakt om te solliciteren op een baan buiten de universiteit. Nu schrijf ik dit stukje als een gelukkige ecoloog van het waterschap.
Voortaan enkel taart
Mijn wikken en wegen is vast herkenbaar voor andere jonge onderzoekers. “Het is zaak promovendi beter voor te bereiden op een loopbaan buiten de wetenschap,” lees ik dan ook in het vorig jaar verschenen rapport ‘promoveren werkt’. Ik kan dus alleen maar heel hard ja-knikken.
Deze voorbereiding begint dus al bij de collega’s. Mijn voorstel: sommige opmerkingen voortaan achterwege laten. Het is vast niet slecht bedoeld maar het is zo onnodig en totaal niet nuttig. Het ivoren wetenschapstorentje barst uit zijn voegen. Daarom vanaf nu een groot stuk taart als iemand ‘buiten’ verder gaat. Het is zaak om iedereen met een fijn gevoel uit te laten. De wereld er omheen kan wel wat meer wetenschappers gebruiken.
Wat een kersverse doctor daar dan doet, dat vertel ik de volgende keer. Tabee!