Na een kort technisch oponthoud is RV Pelagia vertrokken: de haven van Texel is verruild voor het ruime sop. De komende twee weken zal het onderzoeksschip koers zetten naar de Canarische Eilanden. Regelmatig zullen de opvarende wetenschappers het planktonnet overboord gooien.
Niet alleen auto’s en treinen stonden maandag 11 december stil. Ook de RV Pelagia, het schip dat die dag zou vertrekken voor de zes maanden durende onderzoeksexpeditie over de Atlantische Oceaan, liep vertraging op. Oorzaak was in dit geval niet de sneeuwval, maar een klein lek in een van de brandstoftanks, waardoor er bij het vullen brandstof gelekt was naar het opvangdepot van het schip. Thomas de Greef, hoofd van de Nationale Mariene Faciliteiten: “Vervelend, maar dit euvel komt vaker voor, zeker bij oudere schepen als de Pelagia. Het ijzerwerk wordt met de jaren dunner.”
Twaalf etappes
De Pelagia is de komende zes maanden onderdeel van een multidisciplinaire wetenschappelijke vaartocht: NICO, het Netherlands Initiative Changing Oceans. Van half december 2017 tot en met half juli 2018 zullen tientallen Nederlandse wetenschappers vanuit de academische wereld en het bedrijfsleven meevaren op het onderzoeksschip Pelagia. In totaal bestaat de expeditie uit twaalf etappes, variërend van enkele dagen tot meerdere weken.
Vanuit thuishaven Texel vaart het schip in zuidwaartse richting, naar Gran Canaria, en steekt van daaruit over naar Curacao en Sint-Maarten, om vervolgens terug te varen via Ierland. Inmiddels is de Pelagia, met twee dagen vertraging, uitgevaren. Verloren dagen worden onderweg ingehaald, zodat het schip alsnog 27 december in de haven van Las Palmas kan binnenvaren.
Eencellige oceaanbewoners
Tijdens de eerste twee etappes onderzoeken de opvarende wetenschappers de invloed van de omgevingscondities op het planktonische leven. De microscopisch kleine organismen bieden onder andere inzicht in klimaatveranderingen uit het verleden. Zo kun je in boorkernen aan de samenstelling van de fossiele kalkskeletjes van foraminiferen (eencellige oceaanbewoners) zien wanneer er ijstijden plaatsvonden.
Ook de rol van plankton in de huidige koolstofkringloop is interessant. Zodra plankton sterft, zinkt het naar de bodem van de oceaan. Als dat traag genoeg gaat, ontbinden de planktonlijkjes tijdens het zinken en komt het CO2 dat ze tijdens hun leven hebben opgenomen weer vrij in het water. Maar wanneer er bijvoorbeeld veel stof in het water zit, klontert dat samen tot mariene sneeuw. Zo komen de intacte microlijkjes op de zeebodem terecht, en worden daar begraven door ander neerdwarrelend sediment. Op die manier verdwijnt het broeikasgas uit de kringloop.
Lennart de Nooijer, hoofdonderzoeker tijdens etappe 1: “Door te bestuderen hoe de relatie tussen plankton en klimaat precies samenhangt, krijgen we ook meer inzicht in toekomstige klimaatveranderingen. Daarom is het belangrijk om nu zo veel mogelijk te weten te komen over de soortensamenstelling op diverse dieptes en locaties. We varen eerst van noord naar zuid, van Texel naar de Canarische Eilanden. Vanaf daar varen we tijdens etappe 2 westwaarts richting het Caribisch gebied. Dat betekent heel afwisselende milieus – van de Noordzee via de Golf van Biskaje naar de Atlantische Oceaan – en daardoor ook volop gradiënten. Zout-zoet, warm-koud, een variërende zuurgraad: allemaal factoren die invloed hebben op de soortensamenstelling.”
Plankton oogsten
Onderweg wordt ook een nieuw ‘multinet’ getest: een net waarmee onderzoekers op specifieke dieptes naar plankton kunnen vissen. De Nooijer: “Die metingen met het net zullen we op specifieke plekken langs de route doen, wanneer we het schip stilleggen. Dan kunnen we daar op verschillende dieptes in de waterkolom monsters nemen, evenals bodemmonsters.” Op die plekken zullen er ook zogeheten CTD-metingen worden gedaan: watermonsters op een bepaalde diepte (depth) genomen die invloed geven over de geleidbaarheid van het water (conductivity) en temperatuur (temperature).
Daarnaast zullen er tijdens de eerste en tweede etappe ook nog continue metingen gedaan worden, vertelt De Nooijer. “Onder de boot hebben we een pomp waarmee we voortdurend water oppompen van zo’n drie meter onder het oceaanoppervlak. Dat water wordt door een filter gepompt dat we elke zes uur vervangen. Zo hebben we vier keer per etmaal een planktonoogst.” Op het schip zijn microscopen aanwezig, zodat de onderzoekers al tijdens de vaartocht naar de soortensamenstelling kunnen kijken. “Voor zover de wilde zee dat toelaat”, aldus De Nooijer. “De Golf van Biskaje is in december niet op z’n rustigst, dus ik ga ervan uit dat sommige opvarenden tijdens de tocht weinig kunnen doen door zeeziekte.”
Gelukkig is er ook bij terugkomst nog voldoende mogelijkheid tot onderzoek. De Nooijer: “In het ruim staan enkele vrieskisten opgesteld, waar we onze monsters in kunnen opslaan. Die nemen we dan vanaf de Canarische Eilanden in het vliegtuig mee terug, zodat we aan de wal onder andere nog uitgebreide chemische analyses kunnen doen.”
Een paar uur na vertrek stuurt De Nooijer een eerste e-mail vanaf de Pelagia. Het schip bevindt zich inmiddels op de Noordzee, en alles gaat goed. Wel houdt hij zijn bericht kort, zo schrijft hij: “Ik ben ook niet op mijn scherpst met windkracht 7…” Een stormachtig begin van de expeditie, kortom!