Ieder jaar krijgen ruim 100.000 Nederlanders de diagnose kanker. De vooruitzichten en behandelingen verschillen per persoon. Kanker is dan ook niet één ziekte, maar een verzamelnaam voor meer dan honderd verschillende ziekten. Ook voor het onderzoek aan kanker is het van belang om te weten dat niet alle tumoren zich hetzelfde gedragen. Wetenschappers proberen zich dan ook te richten op kenmerken die wel bij veel tumorcellen hetzelfde zijn, de zogenoemde hallmarks.
In ons lichaam liggen tientallen organen. Grote systemen, zoals de bloedvaten en de huid horen daarbij, maar ook het hart, de lever, de maag en ondersteunende structuren zoals de bijnier. Elk orgaan is opgebouwd uit verschillende lagen met ieder hun eigen, specifieke celtypen. Kanker kan ontstaan uit bijna elke cel in het lichaam. Niet verwonderlijk dus, dat er zoveel verschillende soorten kanker zijn.
Goedaardig gezwel
Wanneer noemen we een ziekte eigenlijk kanker? Er zijn drie belangrijke kenmerken waaraan elke vorm van kanker voldoet en waar de hallmarks onder te scharen zijn. Er zijn cellen die zich onbeheerst vermenigvuldigen, bijvoorbeeld door aanhoudend groeisignalen te produceren of door celdood te weerstaan. De cellen verplaatsen zich naar omliggend weefsel, bijvoorbeeld door de aanmaak van nieuwe bloedvaten, en richten daar schade aan. De cellen zijn in staat om via het bloed of de lymfe uit te zaaien naar andere plaatsen in het lichaam, bijvoorbeeld door vernietiging door het afweersysteem te ontwijken (wat overigens niet wil zeggen dat dit ook altijd gebeurt).
Een lokale tumor die maar langzaam groeit en zich verder niet verspreidt, noemen we officieel dus geen kanker. Dit noemen we een goedaardig (of benigne) gezwel. Zo’n gezwel kan meestal zonder problemen verwijderd worden, maar is soms ook gevaarlijk. Als de tumor zo groot wordt dat het belangrijke organen zoals de hersenen, het hart of de longen gaat verdrukken, kan het zelfs dodelijk zijn.
Huid en slijmvliezen
Omdat er zoveel verschillende soorten kanker zijn, is het handig de ziekten te ordenen. Dat kan op verschillende manieren. Veel mensen ordenen kanker op basis van het orgaan waarin het is ontstaan. De categorieën die je dan krijgt, zijn onder andere huidkanker, darmkanker, borstkanker, longkanker en hersentumoren. Die indeling is prettig, omdat hij begrijpelijk is en iedereen zich er iets bij kan voorstellen. Maar voor onderzoek en behandeling is deze ordening onvoldoende.
Door kanker te ordenen op basis van het soort cel van waaruit de ziekte is ontstaan, wordt meer duidelijk over het gedrag van de tumor. Binnen deze ordening zijn er een aantal belangrijke categorieën te onderscheiden. De eerste, en meeste voorkomende vorm, is het carcinoom. Carcinoom is een kanker die zich ontwikkeld vanuit epitheelcellen, cellen die dienen als afdekking van weefsel. Je vindt epitheelcellen bijvoorbeeld in de huid, maar ook in de slijmvliezen van je darmen, maag en longen. Bekende carcinomen zijn het basaalcelcarcinoom (een vorm van huidkanker) en het plaveiselcelcarcinoom (een vorm van longkanker). Een belangrijke subgroep van het carcinoom is het adenocarcinoom. Dat is een vorm van kanker die zijn oorsprong heeft in klierweefsel. In organen waarin veel klieren liggen – zoals de darm of de borst – is adenocarcinoom bijna altijd de oorzaak van kanker.
Door het hele lichaam
Naast het carcinoom onderscheiden wetenschappers het sarcoom. Deze vorm van kanker ontwikkelt zich vanuit het steunweefsel zoals bot, kraakbeen, vet, spieren of bloedvaten. Sarcomen komen veel minder vaak voor dan carcinomen. Waarschijnlijk heeft dat te maken met het feit dat de huid en de slijmvliezen in contact staan met de buitenwereld. De cellen in deze weefsels raken dus makkelijk beschadigd door omgevingsinvloeden zoals UV-straling of tabaksrook.
Een laatste groep ‘vaste’ tumoren zijn de blastomen. Een blastoom is een vorm van kanker die ontstaat in voorlopercellen, onrijpe cellen waaruit zich nog andere cellen kunnen vormen. Bekende blastomen zijn het neuroblastoom (dat ontstaat vanuit zenuwweefsel), het nefroblastoom (dat ontstaat vanuit niercellen) en het glioblastoom (dat ontstaat vanuit ondersteunende cellen in de hersenen).
Leukemie en lymfomen vormen een bijzondere groep kankers. Een belangrijk kenmerk van deze groep is dat de kanker ontstaat vanuit witte bloedcellen, belangrijke cellen van het afweersysteem. Bij leukemie gebeurt dat in het beenmerg en komen grote groepen afwijkende bloedcellen direct terecht in de bloedbaan. Bij een lymfoom gaan witte bloedcellen (lymfocyten) in de lymfeklieren, lymfevaten en milt zich ongeremd delen. Zowel de bloedvaten als het lymfesysteem lopen door het hele lichaam. Leukemie en lymfomen kunnen zich dus eenvoudig door het lichaam verspreiden, zonder door het lamgelegde afweersysteem onderschept te worden.
Laaggraads of hooggraads
Wetenschappers maken nog meer onderscheid tussen verschillende tumorcellen. Zo is het stadium waarin een cel zich bevindt van belang. Onder de microscoop kan een arts of onderzoeker kankercellen in detail bekijken en vergelijken met gezonde cellen. Op die manier wordt het mogelijk om een gradatie op een tumor te plakken.
Het minst gevaarlijk zijn kankercellen van graad I. Die zijn meestal goed gedifferentieerd, wat betekent dat ze er bijna hetzelfde uit zien als gezonde cellen. Bij graad II zijn de kankercellen enigszins gedifferentieerd. Deze tumoren zijn vaak laaggraads; ze groeien niet zo snel en de kans dat ze uitzaaien naar andere delen van het lichaam is niet heel groot. Kankercellen van graad III zijn slecht gedifferentieerd en zien er abnormaal uit. Bij graad IV zijn de kankercellen ongedifferentieerd. Soms gaat dit zo ver dat nog nauwelijks is te zien van welk type een cel oorspronkelijk is geweest. Tumoren van graad III en IV zijn hooggraads; ze groeien snel en zullen ook makkelijker uitzaaien naar andere delen van het lichaam dan laaggraadse tumoren.
Herkomst van een tumor
Zowel de oorsprong als de gradatie van een tumor zijn van belang voor de aanpak van kanker. Beide vertellen iets over het gedrag van de tumor. Stel, een arts vind kankercellen van graad III in de longen. Dan kan er sprake zijn van longkanker, maar een uitgezaaide vorm van botkanker is ook een mogelijkheid. Vanuit onderzoek weten we dat botkanker bij voorkeur uitzaait naar de longen of naar andere botten. Waarom dat zo is, is nog niet duidelijk. Door te kijken naar de oorsprong van de cellen (botcellen zien er immers anders uit dan longcellen) kan de herkomst van de tumor worden achterhaald en kan daar de behandeling op worden ingezet.
Ook voor onderzoek is het van belang om te weten met welke vorm van kanker je te maken hebt. Neem de vorming van nieuwe bloedvaten. Niet iedere tumor doet dat even sterk. Tumoren in de nieren zijn berucht, die maken vaak veel bloedvaten. Leukemie en lymfomen zitten al in de circulatie en hebben dus helemaal geen belang bij het aanmaken van nieuwe bloedvaten. Bij de zoektocht naar een nieuw medicijn tegen bloedvatvorming kan een onderzoeker zich dus beter richten op een niercarcinoom dan op een lymfoom.
We moeten niet verwachten dat een behandeling, die bijvoorbeeld gericht is op het onderdrukken van groeisignalen, elke vorm van kanker zal kunnen aanpakken. Daarvoor zijn de ziekten te verschillend. Toch vormen de hallmarks wel een goed aanknopingspunt in de strijd tegen kanker. Door de gezamenlijke inspanning van de wetenschappers die werken aan kanker, lukt het hopelijk uiteindelijk om die strijd te winnen.