Als het om pesten gaat, wordt er nogal eens gesproken en gedacht in vaste tegenstellingen: de pester versus de gepeste. Maar die rollen liggen helemaal niet altijd even vast bij kinderen, ontdekte socioloog Gijs Huitsing. Zo zijn kinderen die gepest worden zelf soms ook pester. Daarnaast spelen groepsprocessen vaak een belangrijke rol.
Doelgroep
Promovendus Huitsing onderzocht het gedrag en de relaties van honderden basisschoolleerlingen (5-12 jaar) uit Nederland, Finland en Zwitserland. Hij deed dit met behulp van sociale netwerkanalyse, een methode die gedetailleerd inzicht geeft in de onderlinge relaties in een groep. Voorheen werd sociale netwerkanalyse vooral ingezet om positieve netwerken zoals bijvoorbeeld vriendschapsrelaties te onderzoeken. Huitsing gebruikte de techniek ook voor het bestuderen van negatieve netwerken: relaties tussen kinderen die elkaar afwijzen of pesten.
Machtsverschillen
Hoe ouder het kind, hoe vaker machtsverschillen een rol spelen bij pestgedrag, concludeert Huitsing. Bij jongere kinderen is vaker sprake van wederzijds pesten – “vandaag pest ik jou, morgen pest jij mij’ – en spelen machtsverschillen nog nauwelijks een rol. Bij oudere kinderen is pestgedrag vaak minder wederzijds en komt meer vast te liggen wie vaker pest en wie vaker slachtoffer is. Gepeste kinderen zijn bijna altijd slachtoffer van een pester uit de eigen klas of één klas hoger. Het komt zelden voor dat een gepest kind slachtoffer is van een pester uit een lagere of veel hogere klas.
Uit eerder onderzoek blijkt dat bijna alle kinderen pesten afkeuren (80 tot 90 procent), maar dat er toch relatief gezien weinig verdedigers zijn (10 tot 20 procent). Daadkrachtig optreden van leerkrachten tegen pesten kan dan cruciaal zijn.
Leraar en leerling zijn het oneens
Leraren en leerlingen verschillen echter in hun waarneming van pestgedrag. Het valt op dat leerkrachten minder pestgedrag rapporteren tussen jongens en meisjes dan leerlingen zelf, en juist méér pestgedrag zien tussen meisjes onderling. Leerlingen zelf zeggen dat jongens zowel jongens als meisjes pesten, en dat meisjes vooral onderling pesten. Kinderen en leerkrachten zijn het er vaak wel over eens dat een kind wordt gepest of dat het andere kinderen pest, maar ze noemen niet noodzakelijk dezelfde slachtoffer-pester-relaties. De overeenstemming voor het herkennen van pesters is groter dan voor het herkennen van slachtoffers.
Verdedigen is soms risicovol
Als netwerken over langere tijd worden bestudeerd, is te zien dat een kind dat een pestslachtoffer verdedigt het risico loopt om ook te worden gepest, concludeert Huitsing. Iets soortgelijks geldt voor een kind dat een pester verdedigt: verdedigers van pesters worden soms zelf ook pesters, als zij besluiten de pester ‘mee te helpen’. Voor zowel pesters als voor slachtoffers geldt dat zij elkaar onderling steunen en verdedigen.
Met netwerkgegevens wordt duidelijk dat haast geen enkele basisschoolleerling buitenspel blijft: de meeste kinderen zijn wel bij een of meerdere slachtoffer-pester-relaties of verdedigingsrelaties betrokken, jongens vaker dan meisjes. Een effectieve aanpak van pesten in de klas zou dan ook schoolbreed moeten zijn; het succesvolle KiVa-programma uit Finland is daarvan een goed voorbeeld.