Volgens de meeste mensen en religies gaat het zo: als je lichaam sterft, treedt je onstoffelijk ziel eruit, om op weg te gaan naar het hiernamaals of een volgend leven. Een aardig idee, dat het helaas zonder wetenschappelijk bewijs moet stellen – en niet omdat wetenschappers hebben nagelaten ernaar te zoeken…
Het is 1901. Een kalende man met een metalen bril staat over een flinke weegschaal gebogen. In zijn vorig leven werd de weegschaal gebruikt om zijde op te wegen, en dus is hij erg nauwkeurig. De hamer dient ervoor om op dit instrument een houten frame en een soort legerbed te bevestigen. De kalende man in kwestie is Duncan MacDougall. Hij treft de voorbereidingen voor een van de meer illustere experimenten in de geschiedenis van de wetenschap.
MacDougall gaat pogen de ziel te wegen van een stervende man. Want, zo schrijft hij in een vakblad, hij kan zich niet voorstellen dat de ziel, de zetel van persoonlijkheid en bewustzijn, geen ruimte inneemt en geen gewicht heeft. En iets dat gewicht heeft, kun je wegen. “De vraag kwam op in mijn geest,” schrijft MacDougall, “waarom niet een man wegen op het precieze moment dat hij doodgaat?”
Sterven op een weegschaal
Het scheelt dat MacDougall zijn klusactiviteiten ontplooit in de Consumptives Home, een liefdadigheidsinstelling waar arme tuberculosepatiënten heen komen om verpleegd te worden als de ziekte op zijn eind loopt en de dood nabij is. Dit verzekert MacDougall van een tamelijk grote groep aan vrijwilligers, die, zodra hun einde nadert, met spoed op zijn weegschaal-plus-bed kunnen worden gehesen om daar al dan niet vredig heen te gaan.
Patiënt nummer 1 begint met sterven op 10 april 1901, om half zes ‘s ochtends. MacDougall haalt zijn collega-artsen erbij en samen kijken ze bijna vier uur lang hoe de man langzaam stikt. En dan is het zover. “Plotseling, op het moment dat de dood intrad, zakte de wijzer van de weegschaal terug met een hoorbare tik.” De heren stellen het gewichtsverlies vast op 21 gram.
Geen warm hart voor MacDougall
In de jaren daarna probeert MacDougall dit resultaat te herhalen. Er sterven nog zes mensen op zijn weegschaal, waarvan twee gewicht verliezen als ze sterven (helaas blijven ze gewicht verliezen, ook als ze allang dood zijn, dus ze tellen niet). MacDougall ligt ondertussen onder vuur, omdat andere artsen denken dat zijn ’21 gram’ niet het gewicht van de ziel is, maar het gewicht van verdampt vocht door zweten en ademhaling. Bovendien was er sprake van “frictie met de autoriteiten”, aldus MacDougall, wat erop wijst dat niet iedereen zijn experimenten een even warm hart toedroeg.
Uiteindelijk schakelt MacDougall over op het wegen van stervende honden, maar zonder resultaat: de honden verliezen geen gewicht op het moment van overlijden. Misschien hebben ze geen ziel, oppert hij nog, maar hoe dan ook, hij schiet er weinig mee op. In 1920 gaat de onderzoeker zelf heen, zonder te hebben aangetoond dat hij bij die activiteit een ziel van enig gewicht heeft, die het lichaam verlaat.
Een ram, zeven ooien, drie lammeren en een geit
Wie echter denkt dat de wetenschap daarmee de schone kunst van het zielewegen achter zich heeft gelaten, komt bedrogen uit. In 2001 liet Lewis Hollander nog twaalf dieren – een ram, zeven ooien, drie lammeren en een geit, om precies te zijn – sterven op een weegschaal. Hoewel het gewicht rond het tijdstip van overlijden wat schommelde, was er geen duidelijk zielsgebonden gewichtsverlies.
En dan zijn er nog Karlis Osis en Donna McCormick van het Amerikcan Psychical Laboratory. Zij vroegen twee mediums om, op een weegschaal, hun ziel uit hun lichaam te laten treden. Het eerste medium wist een klein gewichtsverlies teweeg te brengen, maar bij de tweede was er geen resultaat. Als verklaring aandragen dat ze geen ziel had, voelt onbeleefd. Maar misschien was ze een nepmedium. Het bewijs is voor meerdere interpretaties vatbaar, zullen we maar zeggen.
Een potdichte sterfkamer
En dus gaat de zoektocht verder. Hoogleraar Gerry Nahum van de Duke University School of Medicine heeft de meest ambitieuze plannen. Hij denkt dat MacDougall op het goede spoor zat, maar simpelweg honderd jaar geleden de juiste meetapparatuur niet had. Dit is zijn theorie: in een levend brein zit energie. Als je dood gaat, en je hebt geen hersenactiviteit meer, verdwijnt die energie. En volgens Einstein (e=mc2) moet die energie wel een piepklein beetje massa hebben. Lang geen 21 gram natuurlijk, maar toch iets.
Dus stel, denkt Nahum, dat je een kamer kan bouwen die helemaal, honderd procent, dicht zit. Zo dicht, dat hij niet eens warmte of iets dergelijks naar buiten laat. En in die hele kamer zet je op een weegschaal die zo gevoelig is dat hij zelfs het minuscule beetje gewichtsverlies dat volgens Einsteins formule optreedt, kan wegen. Dan kun je dus, als je daar een stervende man of vrouw in stopt, de verloren gegane hersenactiviteitsenergie wegen.
Geen bewijs voor een stervende ziel
Er is natuurlijk niet gezegd dat die energie ook nog een vorm van bewustzijn of persoonlijkheid of al die andere dingen die we van een ziel verwachten in zich heeft. Misschien is dat waarom het voor Nahum het lastig (lees: onmogelijk) blijkt om financiering voor zijn potdichte sterfkamer te vinden. Toch is dit het, als je wetenschappelijk verantwoord wilt blijven: dichterbij het wegen van de ziel kunnen we niet komen. De stervende ziel blijft voor wetenschappers ongrijpbaar, en het bewijs voor het bestaan van een onstoffelijke geest is verder weg dan ooit.
Zie ook:
- Test je eigen morele kompas met deze test van Harvard University
1 Sinds het schrijven van dit artikel is Marc Hauser in opspraak geraakt. Hij wordt ervan beschuldigd niet zorgvuldig te hebben geobserveerd, aantekeningen waren zoekgeraakt en zijn wetenschappelijke resultaten waren daardoor niet meer te controleren. Deze beschuldigingen betroffen met name het onderzoek dat Hauser deed naar apen. Zijn onderzoek naar morele afwegingen in het menselijk brein zijn vooralsnog niet in twijfel getrokken.