Niemand ligt er waarschijnlijk wakker van: de verwoestende inslag van een grote meteoriet op aarde. Toch kán onze planeet ieder moment geraakt worden door een stuk ruimtepuin, aldus verschillende prominente wetenschappers. Ze pleiten voor meer onderzoek. Een kwestie van bangmakerij of moet de wetenschap daadwerkelijk meer energie steken in het voorspellen van inslagen? En wat doen we eigenlijk als we werkelijk een killer asteroid ontdekken?
Hij zou het slachtoffer van een meteorietinslag zijn geweest: de Indiase buschauffeur die begin vorige maand om het leven kwam door een explosie. Volgens de eerste nieuwsberichten was de zwarte steen die in de buurt van de meer dan een meter diepe krater werd gevonden een meteoriet. Daarmee zou de buschauffeur de eerste officiële dode als gevolg van een meteorietinslag zijn. Daarnaast vielen er drie gewonden.
Maar in de dagen daarna brokkelde het verhaal langzaam af. Volgens NASA, die de beschikbare beelden had bestudeerd, was het waarschijnlijker dat de man niet door een explosie van boven maar van onder, om het leven was gekomen. Het aantal officiële menselijke slachtoffers van meteorieten blijft op nul steken.
Aardscheerders
Dát meteorieten gevaarlijk kunnen zijn werd drie jaar geleden duidelijk. Hoog boven de Russische stad Tsjeljabinsk explodeerde volledig onverwacht een meteoor met de kracht van naar schatting 500 kiloton TNT, dat is zo’n 30 maal de kracht van de atoombom die in 1945 het Japanse Hiroshima verwoestte. De drukgolf die het felle vuurspoor in de lucht vergezelde, beschadigde gebouwen en verwondde meer dan duizend mensen. Uiteindelijk werd er uit een meer in de buurt een meteoriet van zo’n 650 kilo opgevist.
Het object dat de aarde die dag raakte had een geschatte oorspronkelijke grootte van 20 meter en kwam de atmosfeer binnen met een snelheid van meer dan 60.000 kilometer per uur. Maar wat als het nog groter was geweest? De vraag is of het dan alleen maar bij gewonden gebleven was.
Hoewel het niet erg hoog op de agenda staat, speuren ruimtevaartorganisaties al jaren de hemel af naar potentiële aardscheerders. Ook wordt er voorzichtig nagedacht over een actieplan als er daadwerkelijk iets op ramkoers ligt. Veel belangrijke vraagstukken liggen nog open. Zoals de manier waarop je een planetoïde van koers verandert.
Kleine kans, grote gevolgen
Een handvol wetenschappers luiden de noodklok, onder andere Nobelprijswinnaar Brian Schmidt en de Britse astronoom Martin Rees. Hun aanvoerder is een prominente collega. Een astrofysicus die niet bepaald bekend is vanwege zijn wetenschappelijke prestaties, maar vooral roem vergaarde in de jaren zeventig en tachtig op het podium van uitverkochte concerten in stadions. Brian May was namelijk gitarist van het Britse Queen. May promoveerde op onderzoek aan interplanetair stof in 2007. Dat was 37 jaar nadat hij er aan het Imperial College Londen aan was begonnen. Het werk had in de tussentijd ruim dertig jaar stilgelegen vanwege een onverwacht succesvolle carrière als rockster.
Goed, May is weer enigszins terug in de wetenschappelijke arena – hij treedt overigens ook nog op als soloartiest – en gebruikt de vergaarde roem nu handig om de zaken die hij belangrijk vindt op de agenda te zetten. May en consorten willen dat er meer geld wordt gestoken in het opsporen van gevaarlijke planetoïden met telescopen. Daarnaast moeten er meer middelen zijn voor onderzoek naar de mogelijkheden om ze van koers te veranderen, mochten ze gevaarlijke blijken voor de aarde.
De boodschap van May mag misschien een beetje onbenullig lijken. Meer geld voor de zoektocht naar gevaarlijke planetoïden? Kom op, wat is de kans daarop!? Ook documentairemaker Grig Richters, een van de oprichters van Asteroid Day (zie kader), beaamt dat mensen vaak onverschillig reageren op hun missie. “Al snel wordt er bijvoorbeeld gegrapt dat we te zijner tijd actieheld Bruce Willis maar moeten sturen om de planetoïde onschadelijk te maken, zoals in de film Armageddon.”
Om op die eerste vraag in te gaan, wat ís de kans? Als je op de lijst van potentieel gevaarlijke planetoïden van het _Space Situational Awareness_-programma van ESA kijkt dan zie je dat er momenteel ruim vijfhonderd ruimteobjecten bekend zijn die ooit in de buurt komen van de aarde en waarvan computerberekeningen laten zien dat de kans van inslag niet gelijk is aan nul. Op de lijst staan objecten van 2 meter tot 2 kilometer, met inslagkansen tussen de 1/100.000.000 en 1/16, ergens tussen september van dit jaar en het jaar 2880.
Inslag
Detlef Koschny is planeetwetenschapper en hoofd van de afdeling Near Earth Objects van de ESA en zegt dat vijf tot zes dagen per maand een telescoop op Tenerife speurt naar planetoïden, waaronder mogelijk gevaarlijke. “Overigens niet alleen voor de aarde, maar ook voor satellieten die er omheen draaien”, zegt Koschny. “Als we een object ontdekken met onze telescoop dan proberen we zijn positie en baan zo goed mogelijk te bepalen om die gegevens in een computermodel te stoppen. Op basis van die gegevens berekent de computer de positie van de meteoriet standaard tot honderd jaar in de toekomst. Zo weten we de kans op een inslag.”
Overigens zegt Koschny dat de meeste objecten die ze bestuderen al zijn ontdekt door andere wetenschappers. “Wij doen veelal vervolgonderzoek om de baan van het hemellichaam zo goed mogelijk te bepalen.” En hoewel er met regelmaat aardscheerders worden ontdekt, het blijkt dat ze de aarde meestal niet zullen raken. “Eigenlijk wordt de lijst op de website niet snel langer”, zegt Koschny.
En als een inslag mogelijk is, dan zijn de kansen daarop doorgaans klein, aldus Koschny. Meestal in de orde van 1 op een miljoen. Dat lijkt niet heel indrukwekkend, maar het grootste gevaar schuilt volgens Koschny in het feit dat we de hemel wat dat betreft nog niet goed kennen. “Neem objecten met een grootte van 30 tot 40 meter (die ruim 100 jaar geleden waarschijnlijk een gebied in Toengoeska met de grond gelijk maakte – red.), ik schat dat we daarvan ongeveer een procent kennen”, zegt hij.
Er wordt gezocht naar grote en kleine hemellichamen die mogelijk op ramkoers met de aarde liggen, en er komen ook meer initiatieven bij. Onder de NASA-vlag wordt gewerkt aan ATLAS, een nieuwe telescoop met een groot gezichtsveld. En ook ESA bouwt aan een systeem waarmee telescopen de nachthemel als een soort vliegenoog afspeuren.
Schieten op planetoïden
Tot nu toe ging het alleen over het vinden van die ene planetoïde met bestemming aarde. Onderzoekers maken ook voorzichtig plannen om te kijken of planetoïden van baan te veranderen zijn. Zo is er de ruimtemissie Asteroid Impact & Deflection Assessment (AIDA), een gezamenlijke poging van ESA en NASA om de dubbele planetoïde Didymos in kaart te brengen en er uiteindelijk ook op te ‘schieten’.
De dubbele planetoïde bestaat uit Didymos met een diameter van zo’n 750 meter en een maan Didymoon (160 meter) die daar op een afstand van 1100 meter in 12 uur omheen draait. In 2022 moeten de hemellichamen bezoek krijgen van de Europese sonde AIM (Asteroid Impact Mission) die de planetoïdes tot in detail in kaart brengt. Onderdeel van die missie maken onder andere drie kleine satellieten die worden losgelaten en een lander uit die op de waarschijnlijk eivormige maan moet landen om onderzoek naar de interne structuur mogelijk te maken.
Een paar maanden later is het show time als de Amerikaanse DART-sonde aankomt. Het ruimtevaartuig maakt geen zachte landing en komt niet in een baan om de hemellichamen maar ramt de Didymoon met een snelheid van ongeveer 6 kilometer per seconde. Daarbij zal er een grote krater ontstaan een materiaal de ruimte in worden geslingerd, dat vervolgens onderzocht kan worden door AIM die op een veilige afstand toeschouwer van het spektakelstuk is.
Ook zal dan duidelijk moeten worden in welke mate de baan van Didymoon is veranderd en of het ‘afketsen’ van potentieel gevaarlijke planetoïden een haalbare onderneming is op de dag dat we het misschien nodig hebben.