In het Vaticaan vind je niet alleen priesters die hun leven wijden aan gebed en bezinning. Maar ook veertien broeders die er als astronoom werken en publiceren in wetenschappelijke tijdschriften. NEMO Kennislink interviewt Guy Consolmagno, de baas van het Vaticaans Observatorium over de strijd tussen geloof en wetenschap, onderzoek in het Vaticaan en of de kerk echt geïnteresseerd is in meteorieten.
Toen de Italiaanse astronoom Galileo Galilei zo rond 1609 voor het eerst een telescoop op de hemel richtte, veranderde de blik op de kosmos. Hij zag al snel de vier grote manen van Jupiter, bergen op de maan en de schijngestalten van Venus. Het feit dat die planeet er, net als de maan, soms als een sikkel uitziet, was voor hem het onomstotelijke bewijs voor een heliocentrisch zonnestelsel. In dat model draaien alle planeten om de zon.
Van dát zonnestelsel moest de kerk in die tijd weinig hebben. De aarde moest en zou het middelpunt van het universum zijn. Het kwam (de gelovige) Galilei bij een onderzoek van de inquisitie op een waarschuwing te staan. Jaren later publiceerde hij een boek waarin hij het kerkelijke beeld van de kosmos als zwaar achterhaald beschouwde. Het Vaticaan greep in, snoerde hem de mond en gaf Galilei huisarrest. Is dit het beste voorbeeld van een anti-wetenschappelijke houding van de kerk? Het begin van een langlopende strijd tussen het geloof en de wetenschap? Als je het Broeder Guy Consolmagno vraagt dan ligt het veel genuanceerder. Wetenschap en geloof gaan prima samen, ze versterken elkaar volgens hem.
Oorlog tussen kerk en wetenschap
Deze stellingname is niet zo gek. De Amerikaanse Jezuïet is de directeur van het Vaticaans Observatorium, hij is de ‘astronoom van de paus’. Veertien broeders bedrijven er op kosten van de kerk échte (peer reviewed) wetenschap. Ze onderzoeken meteorieten en sterrenpopulaties en publiceren in dezelfde bladen als hun universitaire vakgenoten.
Als Consolmagno in Nederland is voor een lezing maakt hij graag tijd voor een interview. De vriendelijke man is er bedreven in. Hij praat en grapt volop. De pauselijk astronoom ziet er misschien precies zo uit als je je zou voorstellen: grijze baard, bril en in tenue, want zijn priesterboord komt boven een Amerikaanse universiteitssweater uit.
Waarom geeft het Vaticaan geld uit aan een sterrenwacht? Zijn ze echt geïnteresseerd in meteorieten?
“Nee, natuurlijk niet. Dat zouden ze ook niet moeten zijn. Ik hoop dat ze niet de details van de concentraties zeldzame aardmetalen in meteorieten uit ons onderzoek halen, maar het interessant vinden dat iemand als ik daar enthousiast van raak. Ik zie het als een van de vele manieren om betrokken te raken bij de schepping en het te waarderen.”
“Onze missie is om naar scholen en kerkgemeenten te gaan en te praten met de mensen. Om ze eraan te herinneren dat wetenschap niet iets is om bang van te zijn, dat we geen creationisten zijn en dat je de gebeurtenissen in het oude testament niet letterlijk moet nemen. Het is juist een boek dat ons stimuleert om wetenschapper te zijn, om antwoorden te zoeken in plaats van te zeggen dat we ze al allemaal hebben.”
U moet toegeven, de kerk en wetenschap was vaak geen gelukkige combinatie.
“Het idee dat er altijd een oorlog was tussen geloof en de wetenschap stamt vooral uit de tijd dat dit observatorium werd opgericht, 125 jaar geleden. De veroordeling van Galilei twee eeuwen eerder kwam daarvoor van pas. ‘Kijk wat ze met Galilei hebben gedaan!’”
“Als je kijkt naar de wetenschap die eind achttiende en begin negentiende eeuw werd gedaan dan ontstaat er een veel genuanceerder beeld. Monnik Gregor Mendel ontdekte als eerste erfelijke eigenschappen, bij erwtenplanten in de kloostertuin. De Belgische priester George Lemaître ontdekte als eerste de uitdijing van het heelal. Er werd goede wetenschap gedaan, en nota bene vond een deel binnen de muren van de kerk plaats.”
Hoe komt een astronoom van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) in het Vaticaan terecht?
“Ik heb overwogen om priester te worden, maar toen ik bij MIT begon, wist ik dat ik daarvoor niet in de wieg was gelegd. Ik ben een nerd. Niet iemand waar je met je grootste problemen heen gaat. Als fulltime onderzoeker was ik op weg om professor te worden, en doodongelukkig. Waarom zou je astronomie doen terwijl er mensen honger lijden in de wereld? Ik kon dat niet rechtvaardigen.”
“Ik heb mijn baan opgezegd en kwam bij het US Peace Corps, een vrijwilligersorganisatie die jonge mensen uitzendt naar ontwikkelingslanden. Ik ging naar Kenia. Toen ik daar vertelde dat ik een astronoom was, smeekten de mensen me daarover te vertellen. Ze wilden met een telescoop naar de hemel kijken. Mijn passie voor sterrenkunde herleefde, het was opeens weer duidelijk waarom je het doet terwijl er mensen honger lijden. Mensen zijn ook hongerig naar kennis, ze willen weten in wat voor universum we leven.”
“Terug in de Verenigde Staten wilde ik meer doen dan alleen maar aan mijn eigen carrière werken. Dat sloot goed aan bij de Jezuïeten, daar kon ik onder andere lesgeven. Op een gegeven moment herinnerde ik me dat ze ook broeders hebben die zich in de wetenschap ontwikkelen. Het was duidelijk dat ik dit moest gaan doen. Zij hebben me uiteindelijk naar het Vaticaan gestuurd.”
Is het Vaticaan een goede plek voor onderzoek?
“Ik ging met enige tegenzin naar het Vaticaan. Ik verwachtte vooral een slecht onderkomen en vies eten. Dat klopte in eerste instantie ook. Maar de overstap, bijna 25 jaar geleden, viel mee. Toen ik in het observatorium kwam hadden ze al een enorme meteorietencollectie, een van de grootste van Europa. Perfect voor onderzoek.”
“Maar het Vaticaan is om meer redenen een geschikte plek voor wetenschap. De broeders in het observatorium hoeven zich geen zorgen te maken over hun positie of financiering. Het Vaticaan betaalt niet veel, maar wel altijd. Het is genoeg voor ons levensonderhoud. Een broeder kan makkelijk twintig jaar met een onderwerp bezig zijn, of het nu metingen aan de samenstelling van meteorieten zijn of het in kaart brengen van de leeftijden van sterrenpopulaties in de Melkweg. Ik denk dat we ons daar in gespecialiseerd hebben, in het langetermijnonderzoek dat nodig is, maar wat zich in het wetenschappelijke systeem moeilijk laat financieren.”
Hoe kijkt de rest van de wetenschappelijke gemeenschap tegen jullie aan?
“We zijn sterk verbonden met universiteiten. We werken samen met onderzoeksgroepen en hebben hun ‘ritme’. Samenwerking is belangrijk, alleen al omdat er apparatuur in ons laboratorium staat dat door universiteiten betaald is.”
“Net als andere wetenschappers bezoeken we veel conferenties, en we praten met iedereen. Ik merk niet dat er wantrouwen is, misschien leefde dat nog wel in de eerste helft van de vorige eeuw. Toen ik nog een student was in de jaren zestig heb ik dat nog een beetje meegemaakt, nu is dat weg. We zijn vrienden en respecteren elkaar. En publiceren in dezelfde wetenschappelijke tijdschriften.”
Gelooft u in buitenaards leven?
“Ja. Maar het is vooralsnog een kwestie van geloof. Ik zit in het bestuur van het SETI Institute, de organisatie die onder andere met telescopen naar signalen van buitenaards leven zoekt. Daar heb ik discussies gehad met astronome Jill Tarter, over de vraag of deze zoektocht pure wetenschap is. Zij zei dat het niks met geloof te maken had. Ik ben het daar niet mee eens. We hebben er nog helemaal geen bewijs voor! Je kunt nooit bewijzen dat het er niet is. De zoektocht wordt ingegeven door een soort geloof.”
Wetenschappers ontdekken steeds meer, is er steeds minder ‘ruimte’ voor een god?
Lacht hard: “O nee, juist niet! Ik moet dan denken aan een verhaal dat mijn vader vertelde. Hij zei dat kennis als een eiland is. Een eiland dat door de wetenschap steeds groter wordt. Maar samen met het eiland groeit ook de kustlijn. Dat is de grens, de plek waar je weet dat je het niet meer weet… Door steeds meer te leren, waarderen we ook meer hetgeen dat we nog moeten leren.”