Wat is er te zien op de allereerste beelden van het kleine stukje diepzee dat Nederland rijk is? Marien ecologen Jimmy van Rijn, Furu Mienis en Gerard Duineveld onderzoeken wat er leeft op de Sababank.
De zeebodem bij Saba is allesbehalve vlak. Onder het zeeoppervlak ligt een heuse zeeberg, de Sababank, van honderden meters hoog, bekend vanwege zijn koraalriffen. Deze hebben een belangrijke functie als schuilplaats, kraamkamer en leefomgeving voor vis en kreeftachtigen. Het is tevens het enige stukje diepzee dat Nederland rijk is en nog nooit heeft iemand er beelden gemaakt. Tot nu.
Om te ontdekken welke soorten er leven gebruiken we camera’s waaraan we als lokaas hele vissen hangen. De camera’s zitten aan een soort frame, de ALBEX-lander, vol apparatuur, dat we af laten zakken op verschillende dieptes, van 450 tot 1400 meter. Zo kunnen we binnen een bepaald tijdsbestek registreren welke soorten er voorkomen.
Dichtheid van soorten meten
Zodra de ALBEX-lander de zeebodem raakt, begint de klok te tikken. De geur van het aas wordt door de stroming verspreid. Het duurt niet lang of de eerste dieren melden zich. Hoe snel het gaat, hangt onder andere af van de snelheid van de stroming die de aasgeur verspreidt en van de snelheid waarmee de dieren bewegen. Hoe lang het duurt voor we dieren zien en hoeveel dieren we vervolgens tellen, geeft een maat voor welke dieren er in welke hoeveelheid voorkomen. Aan één zijde van het ALBEX-frame zijn twee vallen met aas geplaatst, waarmee we aaseters vangen voor nader onderzoek.
Live meekijken wat er op de zeebodem gebeurt is niet mogelijk. Pas als de ALBEX weer boven water is, kunnen we de beelden van het interne geheugen van de camera halen en bekijken. 20 februari was het zo ver: de allereerste onderwaterbeelden van het kleine stukje diepzee dat Nederland rijk is. Ontzettend spannend!
En, wat zien we op de eerste beelden?
Je verwacht het misschien niet in die diepe donkere zee waar geen spoortje licht doordringt, maar we zagen heel wat leven voorbij komen: garnalen, haaien, pissebedden en alen. Vooral de grote pissebed Bathynomus cf. giganteus van wel 10 cm of meer maakt veel indruk. Opvallend zijn de verschillen in aaseters tussen de stations. Op het relatief ondiepe station (450 meter diepte) zien we talrijke garnalen op het aas, terwijl we geen enkel exemplaar op 1400 meter diepte zien. Daarentegen nemen we op 1400 meter veel meer soorten vissen waar. Dit zijn waardevolle observaties die duiden op verschillen in biodiversiteit en voedselweb met toenemende diepte. Ze vormen een eerste inzicht in dit unieke stukje Nederlandse diepzeefauna.