Historisch onderzoek over schurende onderwerpen leidt regelmatig tot blinde vlekken. Wanneer de geschiedenis Nederlanders persoonlijk raakt, schieten we massaal in de verdediging. Hier geen schuldbewustheid zoals bij onze Duitse buren. Moorden, verkrachten en martelen? Zoiets doen Nederlanders niet.
Onlangs zat ik mij te verbazen bij een historische debatmiddag. Het onderwerp: soldatengetuigenissen in de media over de politionele acties in Indonesië (1945-1949). Het boek ‘De brandende kampongs van generaal Spoor’ van historicus René Limpach naar het gebruik van extreem geweld tijdens deze koloniale oorlog was ook net uit. De reacties vanuit de zaal op dit boek waren emotioneel, overwegend negatief en ontkennend. Op de vraag of ze het boek überhaupt gelezen hadden, werd standaard geantwoord met een ‘nee’.
Nu is dat enigszins te begrijpen, want het is een dikke pil van bijna 800 bladzijdes, maar het zegt wel iets over de kijk op onze eigen geschiedenis, zeker als die niet zo fris is. Hoe dichter we bij het verleden staan, hoe minder we gruwelijke onderzoeksresultaten willen geloven. Of zelfs maar in overweging willen nemen. Natuurlijk waren er rotte appels, maar over het algemeen genomen ‘doen Nederlanders zoiets niet’, is de tendens.
Politiek bespeeld
Daar is de Nederlandse politiek zelf ook debet aan geweest. Vlak na de bevrijding van de Duitsers speelde mee dat de militaire en politieke top bewust de misdaden in Indonesië buiten de media wilden houden. Wanneer in 1969 voor het eerst een veteraan, Joop Hueting, publiekelijk uit de school klapt over de gruweldaden die Nederlandse soldaten pleegden, is het land dan ook in shock. Vanuit de politiek kwam er een kortdurend onderzoek dat concludeerde dat er inderdaad misdaden waren begaan maar dat het om excessen ging, en ook alleen uitgevoerd door speciale eenheden als de inlichtingendienst en de commando’s. Dit sussende rapport heet de Excessennota en deze woordkeuze was bewust. Massageweld of oorlogsmisdaden klinken een stuk erger dan ‘excessen’.
Limpach zegt die middag echter niet dat álle veteranen beesten waren, integendeel. Het gaat in de geschiedschrijving ook niet om ‘het beschuldigende vingertje’. Hij haalt alleen wel de onder het tapijt geveegde narigheid weer tevoorschijn met niet eerder gebruikte bronnen en empirisch onderzoek. Het wáren geen ‘excessen’, maar structureel massageweld, gepleegd door militairen uit alle eenheden en rangen. Hij licht ook toe hoe dat heeft kunnen gebeuren en waarom het werd verzwegen. Jonge jongens waar structureel teveel van werd gevraagd, die niet goed waren opgeleid, verkeerd geïnformeerd werden over wie de vijand was en het maar moesten uitzoeken in de jungle. Je moet dan wel verdomd sterk in je schoenen staan om bevelen van je meerdere te weigeren.
Angst voor reputatie
Historisch onderzoek moet niet tegengehouden worden uit angst. In dit geval angst voor reputatieschade van Defensie of boze veteranen. Neutraal historisch onderzoek helpt juist om de mindere kanten van onze geschiedenis te begrijpen en daar mee om te leren gaan. En dat begint in de klas: Nederland is rijk geworden over de ruggen van anderen, we hebben landen en volken onderworpen en uitgebuit. Schoolkinderen en studenten moeten deze kant meer zien, om die collectieve blinde vlek voor nationale wandaden uit te bannen.
De politiek heeft zich hier tot nu toe geen lichtend voorbeeld in getoond; excuses naar slachtoffers voor specifieke misdaden in Indonesië lieten tot 2011 op zich wachten en hadden een verloren rechtszaak als aanjager nodig. Waarom geen verantwoordelijkheid nemen voor onze geschiedenis? Alleen maar goed of fout bestaat nu eenmaal niet. Persoonlijk zou ik ook niet weten wat ik zou doen in oorlogstijd, wanneer het kleine laagje beschaving verdwijnt. Verandert dan niet iedereen op zijn minst in een wegkijker om zijn eigen hachje of dat van zijn gezin te redden? Geef in ieder geval toe dat ook wij in staat zijn tot wreedheden in plaats van weg te kijken of naderhand de kop in het zand te steken.