Communicatie via social media is voor jongeren belangrijk, omdat ze zo contact onderhouden met hun vrienden. Maar eindeloos scrollen op TikTok, daar worden ze niet gelukkig van.
Jongeren brengen veel tijd door op hun mobieltjes. In de media lezen we vooral over de schadelijke invloed hiervan. Maar hoeveel tijd brengen ze nu werkelijk online door? En wat doet dit met hun welbevinden? Maakt het uit op welke platforms ze zitten?
Naar deze vragen is de afgelopen jaren uitgebreid onderzoek gedaan binnen het project AWeSome van de Universiteit van Amsterdam en de Erasmus Universiteit. Ine Beyens, onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam, praat ons bij over het belang van streaks voor vriendschappen en het desastreuze scrollen op TikTok.
Voor oude mensen
In 2019 en 2020 deden Beyens en haar collega’s een grootschalig onderzoek naar het socialmediagebruik van jongeren tussen de 13 en 15 jaar. 387 deelnemers vulden 6 keer per dag een korte vragenlijst in en via een speciale app op hun telefoon werd hun socialmediagebruik getrackt. Daaruit bleek dat jongeren in deze groep gemiddeld 6 uur per dag op hun telefoon zaten. De populairste platforms waren Whatsapp, Snapchat en Instagram. Maar die populariteit kan snel veranderen, zo zagen de onderzoekers in een volgende studie in 2023. Toen was TikTok opeens hét platform. Daarnaast bleven Whatsapp, Snapchat en Instagram nog altijd populair.
“Behalve die top 3 gebruiken jongeren ook videoplatforms als YouTube en Netflix”, vertelt Beyens. “Twitter en Facebook komen veel minder voor; dat vinden ze meer voor oude mensen. En Whatsapp gebruiken ze wel, maar vooral om met hun ouders te communiceren. Bijvoorbeeld om af te spreken hoe laat ze thuis moeten zijn, of welke boodschappen ze moeten doen. Ze gebruiken het minder om met vrienden te communiceren. Daarvoor gebruiken ze vooral Snapchat en Instagram. En jongens gebruiken daarnaast ook verschillende platforms om te communiceren tijdens het gamen.”
Teken van vriendschap
Voor het onderhouden van vriendschappen zijn vooral platforms Snapchat en Instagram heel belangrijk, zo blijkt uit het onderzoek. De manier van communiceren is er anders dan in face-to-facegesprekken, legt Beyens uit. “Op Instagram gebeurt dat vaak met DM’s, direct messages, maar er worden ook filmpjes gedeeld. Snapchat gebruiken veel jongeren om zogenoemde streaks met elkaar te onderhouden. Dan moet je elke dag een snap oftewel een snelle foto naar die persoon sturen, maakt niet uit waarvan, en dat is echt een teken van vriendschap. Het verbreken van zo’n streak zien ze als iets heel ergs.”
Gemiddeld communiceren jongeren een uur per dag via socialmediaplatforms. Maar er zijn wel grote onderlinge verschillen, benadrukt de onderzoeker. “Sommigen communiceren wel vier uur per dag op deze manier, dus het is een belangrijke manier van communicatie voor jongeren. Wel blijkt uit interviews die we hebben afgenomen, dat ze bij intiemere gesprekken toch face to face verkiezen, of met elkaar bellen. Maar ze zijn vaak continu met elkaar in contact. Zelfs vlak voor het slapen zijn sommigen nog aan het videobellen met vrienden. Dat is heel anders dan vroeger.”
Die verbindende functie van social media heeft ook een positieve invloed op het welbevinden van jongeren, vertelt Beyens. “Vooral tijdens de lockdowns in de periode van de pandemie zagen we dat socialmediaplatforms een manier waren voor jongeren om in contact te blijven. Nu komt het bovenop de offline communicatie. Maar er is ook een positief effect voor nichegroepen: jongeren die zich op school minder thuis voelen bij klasgenoten, vinden in de onlinewereld soms mensen die meer zijn zoals zij. Het schept dus mogelijkheden voor jongeren die offline weinig aansluiting vinden.”
Vertiktokking
Negatieve effecten zijn er zeker ook, maar die gelden vaker voor jongeren die al depressieve klachten hebben, legt Beyens uit. “Veel jongeren voelen zich gesteund door online communicatie met vrienden. Maar jongeren met depressieve klachten voelen zich twee keer zo vaak afgekeurd door vrienden. En ze voelen zich onzekerder na het scrollen op social media.” Ook vonden de onderzoekers een verschil tussen jongens en meisjes: meisjes gaven vaker aan dat social media een slechte invloed op ze had, terwijl jongens veel vaker aangaven dat het een positieve invloed had.
Toch vonden de onderzoekers in de eerste studie slechts negatieve
effecten voor een kleine groep gebruikers. Voor de overgrote groep was
er geen effect. Maar in een studie die Beyens en haar collega’s deden in
2023 onder jongeren tussen de 14 en 18 jaar, was het negatieve effect
opeens veel groter. Dat gaat onder meer samen met de toename van het
gebruik van TikTok, vertelt de onderzoeker. “We zien dat 70 procent van
de jongeren negatieve effecten ervaart door TikTok.”
Dat dit negatieve effect zozeer van toepassing is op TikTok, komt volgens Beyens doordat dit medium niet wordt gebruikt om te communiceren met vrienden, maar vooral om door filmpjes te scrollen. “Jongeren vertellen ons: ik ga dan nog even op TikTok om een kwartiertje te scrollen, maar kom er vervolgens drie uur later achter dat ik al die tijd op TikTok heb gezeten, terwijl ik beter iets anders had kunnen doen. Ze komen daar heel makkelijk in een fuik terecht waar ze niet meer uit komen. Overigens zijn er ook jongeren die juist heel bewust gebruikmaken van die algoritmes: zij zijn blij dat het algoritme zo goed op hen is afgestemd dat ze precies te zien krijgen wat ze leuk vinden.”