In de oudheid waren er in Nederland in ieder geval zo’n twintig handelscentra die Romeinse legerbases bevoorraadden. Tot die ontdekking kwam promovendus Mark Groenhuijzen met behulp van computermodellen.
Om hun enorme rijk te beschermen tegen invallen van vijandige stammen onderhielden de Romeinen tussen grofweg 40 en 240 na Christus een enorme verdedigingslinie. Deze limes (Latijn voor ‘grens’) liep ook door Nederland heen: vanaf het punt waar de Oude Rijn de Noordzee instroomde tot aan Nijmegen, het toenmalige Noviomagus. Langs deze linie was het een komen en gaan van soldaten, die natuurlijk allemaal moesten eten en drinken. “Uiteraard kwam het proviand niet uit Rome, maar vooral uit de directe omgeving”, zegt Mark Groenhuijzen van de Vrije Universiteit die de limes en bevoorrading onderzocht. Hij promoveerde 13 november op dit onderzoek.
Onverharde paadjes
Archeologen breken zich al een tijd het hoofd over hoe de soldaten precies bevoorraad werden. Een populaire en zeer aannemelijke theorie is dat er bepaalde centra waren, waarvandaan eten en drinken naar de Romeinen ging. Handelslieden zouden vanuit kleine dorpjes in de buurt goederen naar centraal gelegen punten brengen. En van daaruit ging het, volgens de theorie, naar de Romeinse legerbases. “Want dat is een stuk efficiënter”, zegt Groenhuijzen. “Er zijn ook een paar verzamelplaatsen gevonden, die vanuit het achterland bevoorraad werden.”
Maar er moeten er meer zijn. Waar ze precies gelegen hebben, is onduidelijk. Computermodellen bieden uitkomst. Daarmee kan je nagaan wat de meest waarschijnlijke plekken voor die verzamelplaatsen zijn en hoe het transport van goederen eruit heeft gezien. “Van de wegen van dorpjes naar die centra vinden we archeologisch niets terug. Dat waren onverharde paadjes. Maar met computermodellen kunnen we wel zien wat de meest logische routes waren.”
Met behulp van de computermodellen legde Groenhuijzen die paadjes bloot. Hij bekeek dertig mogelijke plekken voor verzamelcentra, die door archeologen als waarschijnlijke plekken zijn aangemerkt. Groenhuijzen concludeert dat het aannemelijk was dat er daarvan twintig verzamelplekken aanwezig waren in het Nederlandse rivierengebied.
Om tot die conclusies te komen, voerde Groenhuijzen veel gegevens in de modellen in, zoals verschillende manieren van transport. Goederen werden waarschijnlijk vervoerd met paard of os en wagen en kleine hoeveelheden werden ook op de rug meegenomen. Ook ging Groenhuijzen na waar al woonplekken zijn gevonden, hoelang de duur van het transport was en hoe Nederland er in de oudheid uit zag. Dat is nogal een verschil. “De rivieren waren toen niet bedijkt. Langs het water vond je oeverwallen die hoog en droog waren. Daar woonden mensen en vond transport plaats. Tussen die wallen in was het moerassig.” Nadat dit allemaal in de computer was ingevoerd, berekende het model wat de meest logische plekken voor verzamelcentra waren.
Voorspellen waar te graven
Het belangrijkste doel van dit onderzoek met computermodellen is om een nieuwe blik op de archeologie te werpen. “Het is een nieuw perspectief op bestaande archeologische vraagstukken waarmee we hypotheses kunnen ontkrachten of bevestigen. Ik wil hiermee een bijdrage leveren aan het debat.”
Archeoloog en limesexpert Jasper de Bruin van de Universiteit Leiden is enthousiast over het onderzoek van Groenhuijzen. “Deze analysemethode is weer een stap vooruit en voegt wat toe aan de archeologie. Lange tijd keken we alleen maar naar archeologische gegevens per vindplaats en regio. Maar de grote netwerken die erachter liggen, zoals transport, wegen en verzamelcentra, zijn dan lastig in kaart te brengen. Het gaat dan ook vaak om het verwerken van big data, heel veel gegevens. Dankzij computermodellen lukt dat nu wel. Daar moeten we in de archeologie voor open staan en niet aan oude, vastgeroeste opvattingen vasthouden. We hebben een mooi, open vakgebied, daar past dit nieuwe onderzoek goed bij.”
Het zou helemaal interessant zijn als de computermodellen een voorspellende waarde hebben, vervolgt De Bruin. Dat je eruit af kan leiden waar precies een handelsplaats of haven lag. Dat ziet Groenhuijzen ook wel zitten. “Dan kunnen we daar archeologen heen sturen om te graven. Ik zou het huidige computermodel daar graag geschikt voor maken, dat levert waarschijnlijk nog veel meer nieuwe gegevens en ontdekkingen op.”