Hoe mooi zou het zijn: je betaalt een paar euro extra bij je vliegticket, en je hoeft je geen zorgen meer te maken over de klimaatverandering die jouw vlucht veroorzaakt. Helaas is het niet zo simpel. De meeste beloftes van de CO₂-handel worden niet waargemaakt, blijkt uit onderzoek.
De beste manier om de uitstoot van vliegen te stoppen, is niet meer vliegen. Maar mocht je toch besluiten dat die vlucht cruciaal is voor je levensgeluk, of je werk onmogelijk zonder kan, dan is het een opluchting om op een knop te kunnen klikken waarmee je voor een paar euro de CO2-uitstoot van je vlucht compenseert. Maar werkt die compensatie wel?
Het idee erachter is simpel. CO2 is CO2, of die nou uit een vliegtuig op Schiphol komt of uit een steenkoolcentrale in China. In klimaatonderhandelingen in Kyoto is al in 1997 afgesproken dat die emissies wereldwijd verhandeld mogen worden. Daardoor maken arme landen hun industrie duurzamer met het geld van rijke consumenten, is de gedachte. Een bedrijf dat in China windmolens bouwt, claimt dat daardoor uitstoot door kolencentrales wordt voorkomen. Voor die uitgespaarde uitstoot koopt het bedrijf credits. Luchtvaartbedrijven zoals KLM schaffen die credits aan en bieden ze aan hun klanten aan, met de belofte dat ze daarmee de CO2 van hun vlucht compenseren. De prijzen van credits variëren sterk: bij KLM compenseer je een retourtje Nederland-Thailand al voor 11 euro, maar bijvoorbeeld het Fair Climate Fund rekent 65 euro, en het Duitse Atmosfair zelfs 136 euro.
CO2-compensatie is een vrijwillige vorm van CO2-handel, legt Edwin van der Werf uit, milieu-econoom bij Wageningen Universiteit. In die vrijwillige markt is er geen maximum aan het aantal credits, zegt hij. “Het gaat om mensen die hun uitstoot willen compenseren, maar daartoe niet verplicht zijn. Er zijn heel veel credits in de markt, afkomstig van veel verschillende projecten.”
Hernieuwbare energie zoals zon en wind is goed voor een derde van alle credits, net als projecten die bos beschermen en claimen dat CO2 bespaard wordt omdat het bos niet gekapt wordt. Een ander deel komt van projecten die kooktoestelletjes geven aan mensen in Afrika of Azië die nu nog op hout koken: door minder hout te verbranden wordt CO2 uitgespaard. Een klein deel van de credits komt uit de aanplant van nieuw bos.
Wat de gek ervoor geeft
Van der Werf: “Al deze credits zijn lastig te vergelijken. De mate waarin ze daadwerkelijk bijdragen aan het vastleggen van CO2 verschilt en is moeilijk te meten. Voor consumenten is het niet makkelijk te volgen. De markt wordt daardoor niet bepaald door de kwaliteit van het aanbod, maar door wat de gek er voor geeft.” Toch is de vrijwillige handel in credits booming business. Veel bedrijven hebben zichzelf doelen gesteld, bijvoorbeeld om hun uitstoot te reduceren tot klimaatneutraal in 2050. En het is vaak goedkoper om dat te doen door hun CO2-uitstoot te compenseren dan door hun productieproces aan te passen. Vorig jaar groeide de compensatiesector wereldwijd tot een omzet van één miljard dollar.
Het grootste probleem bij CO2-compensatie is dat de kwaliteit van de credits heel erg verschilt, zegt Lambert Schneider, die bij het Duitse Öko-Institut werkt en de CO2-markt al 20 jaar onderzoekt. “Sommige projecten voorkomen wel degelijk CO2-uitstoot, maar andere niet.” Dat komt vooral omdat het bij veel projecten niet zeker is dat met de investering die met jouw geld wordt gedaan iets wordt gedaan wat niet sowieso al zou gebeuren. Bijna alle projecten in de duurzame energie, zoals zonne- of windenergie, zijn op zichzelf al winstgevend. Er zijn geen credits nodig om de investering mogelijk te maken, of in vaktermen: de additionaliteit is onwaarschijnlijk. Worden die credits toch verkocht, dan is dat voor de koper ervan weggegooid geld als het gaat om het tegengaan van klimaatverandering.
Dat wil niet zeggen dat andere doelen er niet bij gebaat zijn. Neem bijvoorbeeld de projecten met kooktoestellen voor mensen in Afrika of Azië. Het hoofddoel daarvan is zorgen dat mensen geen vuile rook in hun huis hebben omdat ze binnenshuis op houtvuur koken. Dat er mogelijk CO2 wordt bespaard is mooi meegenomen. Daar in investeren kan een prima idee zijn, maar het is vooral ontwikkelingssamenwerking en in mindere mate CO2-compensatie. Bij dit soort projecten wordt de geschatte opbrengst aan besparing wel vaak overdreven, zegt Schneider.
In 2016 hield het Öko-Institut in opdracht van de Europese Commissie 5600 projecten tegen het licht die credits halen uit duurzame energie of het verduurzamen van industrie, onder het zogenaamde Clean Development Mechanism. En bekeek de regels waaraan de credits moeten voldoen. De conclusie was dat het bij 85 procent van de projecten erg onwaarschijnlijk is dat ze additioneel zijn en de opbrengst goed inschatten. Bij maar 2 procent is het zeker dat ze additioneel zijn en hun opbrengst goed ingeschat hebben. Dan gaat het bijvoorbeeld om het afvangen van lachgas dat vrijkomt bij de productie van kunstmest.
Te mooi om waar te zijn
De lage prijs van veel credits heeft ook te maken met de kleine rol die CO2-credits in de ontwikkeling van veel projecten hebben. Stel bijvoorbeeld dat een bedrijf windmolens wil ontwikkelen in China. Het krijgt 95 procent van de benodigde financiering uit een commerciële lening, en 5 procent van de benodigde financiering uit de verkoop van CO2-compensatiecredits. De CO2-reducties uit het hele project worden verdeeld over de opbrengst van de credits. Is het hele project van credits afhankelijk voor financiering, dan zouden de credits veel duurder zijn. Schneider: “Er is een overschot aan oude credits op de markt die maar weinig zekerheid geven dat ze iets doen tegen klimaatverandering en die voor vijftig cent per ton verhandeld worden.” Wie het gevoel heeft dat een vlucht naar Thailand compenseren voor een paar euro te mooi is om waar te zijn, heeft gelijk: dat is ook te mooi om waar te zijn.
Bij het behoud van bos, of aanplant van nieuw bos, is er een ander groot risico, zegt Schneider, namelijk dat de bomen op termijn niet blijven staan. “Opslag van CO2 is niet altijd permanent. Als het bos later afbrandt of alsnog gekapt wordt, is het uitstel van klimaatverandering, geen tegengaan van klimaatverandering.”
Paul Peeters, lector duurzaam toerisme bij Breda University of Applied Sciences, zegt dat er meer haken en ogen zitten aan CO2-compensatie, naast de onzekerheid of ze helpen tegen klimaatverandering. “Als er bos beschermd wordt, worden bewoners van dat bos soms gedwongen te verhuizen. Dat is een schending van hun mensenrechten.” Daarnaast is Peeters bang voor het psychologische effect van compensatie. Het kan ertoe leiden dat mensen meer gaan vliegen dan wanneer ze niet de mogelijkheid hadden om te compenseren. “We moeten dat beter onderzoeken. En als het zo is, dan is CO2-compensatie schadelijk en moet stoppen.”
Keurmerken
Bedrijven in de sector zelf snappen ook dat niet alle CO2-handel geloofwaardig is, zegt Schneider. Daarom bieden veel bedrijven hun CO2-credits aan met een certificaat van een keurmerkorganisatie. Denk bijvoorbeeld aan Gold Standard of Verified Carbon Standard. Die keuren de kwaliteit van de projecten, vergelijkbaar met een biologisch keurmerk bij voedsel. Helaas is certificering alleen niet genoeg om de kwaliteit van credits te garanderen, zegt Schneider. Er zijn daarnaast allerlei initiatieven in de sector om de kwaliteit en integriteit van credits te vergroten, zegt hij, maar er zijn ook krachten in de markt die de credits vooral zo goedkoop mogelijk willen houden.
Paul Peeters twijfelt daarnaast aan de onafhankelijkheid van keurmerken. “Deze organisaties zijn onderdeel van de hele CO2-compensatie industrie. Die bestaat niet alleen uit aanbieders en kopers, maar ook uit consultants die rapporten maken om die credits te checken en particuliere organisaties die de eisen stellen waarop die consultants de projecten moeten evalueren. Al deze partijen hebben er belang bij dat er voldoende credits gecertificeerd worden om de industrie overeind en groeiend te houden en dat zet druk op de kwaliteit van de certificering. Het ontbreekt aan een tegenkracht, bijvoorbeeld een onafhankelijke overheid die geen enkel belang heeft in het bestaan van de markt.”
Sarah Leugers, woordvoerder van Gold Standard, reageert desgevraagd dat haar organisatie geen winstoogmerk heeft en opgericht is door het Wereld Natuur Fonds en andere maatschappelijke organisaties. “Wij zoeken altijd naar de credits met de hoogste integriteit die niet alleen koolstof reduceren, maar ook op tastbare wijze ten goede komen aan degenen die in de frontlinie van de klimaatverandering staan.”
CO2-compensatie werkt niet altijd goed, zegt Schneider. “Maar als het verstandig wordt gebruikt, is het beter dan niets doen. Er moet dan wel heldere informatie zijn over de kwaliteit van credits.” Samen met twee milieuorganisaties gaat het Öko-Institut voor bedrijven en consumenten op een rijtje zetten welke type projecten, credits en keurmerken waarschijnlijk wel goed werken, en welke niet. Binnenkort komen op www.carboncreditquality.org de eerste uitkomsten.
Het compenseren van CO2 is een vrijwillige en ongereguleerde markt, en daardoor is het onzeker wat het effect ervan is, bevestigt Gert Jan Nabuurs, hoogleraar Europees bos bij Wageningen Universiteit en trekker van het hoofdstuk over landbouw en bosbouw in het laatste IPCC-rapport. Toch is compensatie geen slecht idee, concludeert Nabuurs, als het met goed gecertificeerde projecten in de bosbouw gebeurt. “Het laatste IPCC-rapport is duidelijk: we moeten eerst en vooral onze emissies verminderen, maar dat is niet meer genoeg. We willen uiteindelijk naar nul emissie en daarvoor moeten we meer CO2 uit de lucht gaan vastleggen in bomen en in de grond.”