Altijd handig om iets van de taal te kennen van je vakantiebestemming. Maar vergeet niet dat taal veel meer is dan het gesproken woord, waarschuwt taalonderzoeker Floris Roelofsen.
Een klein beetje Frans leren spreken is handig als je deze zomer de weg moet vragen of een strip hooikoortspillen zoekt in de Côte d’Azur. Een woordenboekje mee doet wonderen, maar zelfs met alleen wat snel geleerde woordjes maak je je meestal niet volledig verstaanbaar op jouw vakantiebestemming. Gelukkig kan je in de praktijk altijd terugvallen op wijzen en uitbeelden.
Je handen en voeten zijn dan bruikbare hulpmiddelen in een vreemd land. Sterker nog, volgens taalonderzoeker en expert gebarentaal Floris Roelofsen van de Universiteit van Amsterdam is non-verbale communicatie onmisbaar. Zijn tip: volg een cursus Nederlandse Gebarentaal.
Hoe kunnen mensen die elkaars taal nauwelijks spreken toch met elkaar communiceren?
“Je moet alles inzetten wat je tot je beschikking hebt. Daar zijn dove mensen heel goed in. Zij kunnen in mindere mate klanken gebruiken en slagen er heel goed in om andere manieren te vinden. Een kennis van mij had hele gesprekken met mensen die pas heel laat in de gaten kregen dat hij doof is.
Als je communiceert, doe je dat lang niet alleen met woorden. Veel geluiden tijdens een gesprek zijn klanken als hummen, lachen of zuchten. Daarnaast kan je wijzen, aanraken, uitbeelden, alles kan helpen. Iedereen met jonge kinderen heeft hier ervaring mee: als ze nog niet kunnen praten, kan je elkaar toch vrij goed begrijpen. Daar zet je dan ook heel veel middelen voor in, waaronder ook gewoon praten in je eigen taal. De gezichtsuitdrukking zegt al heel veel. Is het eten vies of lekker? Dan trek je automatisch een gezicht dat daar bij past.”
Wat is het belang van dat soort non-verbale communicatie?
“Non-verbale communicatie zegt vaak meer dan woorden. Het begint al met intonatie. Veel vragen kan je op verschillende manieren uitspreken. Bijvoorbeeld: Heb je al gegeten? De nadruk is bepalend. Heb jíj al gegeten? Héb je al gegeten? Bij de eerste vraag bied je iets aan, uit de tweede vraag spreekt verbazing of zelfs een verwijt. Die intonatie doet dan al veel, maar als je kijkt naar iemands gezicht zie je het ook. De wenkbrauwen omhoog duiden op een vraag of je iets wil eten. Samengeknepen ogen versterken dat oordeel, als je die vraag bijvoorbeeld krijgt voordat je uit eten gaat.
Toch gaat veel taalonderzoek over geschreven tekst of juist het geluidssignaal. Dat geldt ook voor de technologische ontwikkeling. Kijk naar ChatGPT. Of naar al die spraakapps die spraak naar tekst omzetten en andersom. Maar de manier waarop we met elkaar communiceren is breder dan vroeger. Dat was vooral bellen, brieven sturen, mailen, berichten sturen. Nu speelt videobellen al een grotere rol. En Whatsapp is mede groot gemaakt door visuele toevoegingen – emoji’s zijn in feite non-verbale communicatie. Dit zijn allemaal indicaties dat non-verbale communicatie voor mensen belangrijk is.”
In hoeverre verschilt non-verbale communicatie per taal of cultuur?
“Gebaren en intonatie betekenen al snel iets anders, daarvoor hoef je niet eens naar het buitenland. In Limburg bijvoorbeeld spreken ze vaak met hoge tonen aan het eind van de zin, wat voor Amsterdammers kan overkomen als een vraag. Dat zie je bij meer talen. In sommige landen is het hoofdgebaar voor ‘ja’ of ‘nee’ niet eens hetzelfde als in Nederland. Dat maakte ik mee in Israël: ik moest de bus hebben en het gebaar voor ‘nee’ lijkt daar op ‘ja’. Toen ik dacht dat ik mocht instappen, mocht dat dus niet. Jammer genoeg staat dit dus bijna nooit in de reisboekjes. Dat is echt een gebrek, op internet vind je dit ook niet makkelijk.”
Kan het leren van een gebarentaal ons beter maken in non-verbale communicatie?
“De specifieke gebaren die je dan leert kan je waarschijnlijk niet meteen toepassen in het buitenland, maar je leert nog iets anders dat wel meteen toepasbaar is: een strategie om anderen te begrijpen. Je leert begrijpen dat overal iets iconisch aan zit, iets dat zichtbaar gemaakt kan worden. Soms de vorm, soms de beweging. Gebaren zijn vaak heel herkenbaar: bellen, slapen, drinken, eten. Ook als het abstracter wordt, pikken mensen dat snel op: verbinding, lopen, saai, leuk.
Dankzij ervaring met de Nederlandse Gebarentaal heb ik snel strategieën paraat om dit te gebruiken. Zo speelde ik ooit een soort Hints met een paar Italianen. Ik kreeg de opdracht om uit te beelden: ‘het meest sluwe paard van allemaal’. Binnen twintig seconden werd het geraden. Dat had ik nooit gekund als ik geen gebarentaal had geleerd.”
Ook verschenen in de Spoedcursus toeristentaal: