Als er door interventies minder wordt gepest op school lijkt dat een reden om de vlag uit te hangen. Maar geldt dat ook voor kinderen die nog steeds het buitenbeentje van de groep zijn?
Je ziet het regelmatig in nieuws: onderzoekers speuren vaak naar ‘effectieve anti-pestprogramma’s’. Wanneer blijkt dat een programma namelijk effectief is, gaan er veel kinderen met meer plezier naar school. Natuurlijk is een programma nooit voor 100 procent effectief, er blijven altijd wel een paar kinderen gepest. Zo’n één kind per klas. Maar daar hebben we vaak geen oog voor als we kijken naar gemiddelden.
Laten we die gemiddelden nu eens even links liggen en zien wie baat heeft bij een interventie en vooral: wie niet. Neem het voorbeeld van die paar kinderen die overblijven als slachtoffers. Die zitten op een school waarop het pesten voor klasgenoten stopt, maar niet voor henzelf. Zijn ze dan misschien zelfs slechter af dan vóór die interventie? Nu vind je mij misschien een zuurpruim die overal een probleem in ziet. Want als je zelf nog wordt gepest, en de rest niet, dan zit je in ieder geval op een fijnere school. Maar juist daar zit het hem in!
Niet welkom op het feestje
Een simpel gedachte-experimentje: stel je voor, elk jaar geeft je meest populaire klasgenoot een feestje. Samen met twee andere klasgenoten word jij alleen nooit uitgenodigd. Jullie drieën horen alleen via via tijdens de lunch dat er een feestje is. Een jaar later geeft je klasgenoot het feestje opnieuw, en je hoort dat die andere twee klasgenoten deze keer ook zijn uitgenodigd. Jij bent als enige niet welkom. Voel je je nu vervelender dan met het vorige feestje, toen die anderen ook niet mochten komen?
Fijne context-paradox
De meeste mensen vinden het laatste feestje, waar ze er als enige niet bij mochten zijn, het vervelendst. Dit verschijnsel heeft een naam, namelijk de ‘fijne context-paradox’. Dit betekent dat het buitenbeentje zijn extra rot is als alle anderen het wel fijn hebben samen.
Waarom dat zo is? Het heeft ten eerste te maken met de norm. Denk weer aan anti-pestprogramma’s: op een school waar pesten wordt aangepakt, wordt het de norm dat je het fijn hoort te hebben. Dus als je dat niet hebt, wijk je af. Daarvan leg je de oorzaak bij jezelf en denkt: ‘er is iets mis met mij’. Ten tweede blijf je alleen over. Je hebt geen lotgenoten meer, en lotgenoten helpen elkaar en worden vrienden met elkaar omdat ze in dezelfde situatie zitten. Dus wanneer je als enige buiten de boot valt, sta je er ook nog eens extra alleen voor.
Uit balans
Kortom, een ‘effectieve interventie’ is niet zo simpel als hij lijkt. Als we iets veranderen in de relaties in een groep, brengen we altijd een bestaand systeem uit balans.
Daar wordt iedereen door geraakt. Met positieve gevolgen voor sommigen, maar ook met negatieve gevolgen voor anderen. En we focussen ons vaak op de grootste groep voor wie de interventie positief uitwerkt, maar hebben voor die kleine groep met negatieve gevolgen een blinde vlek.
Daarom pleit ik ervoor dat we ook gaan kijken naar de groep die als enige buiten die boot valt. Waarom worden zij niet geholpen en waar hebben ze misschien wel baat bij? Hopelijk kunnen we zo interventies nog completer maken zodat ze effectief zijn voor de hele groep waarop we ons richten. Zodat ook de enige buitenbeentjes zich niet langer alleen voelen.